Waarom maken zo veel studenten hun opleiding verpleegkunde niet af? ‘Doordat ze worden omvergeblazen door hun eerste stages, maar ook omdat er vaak op ons beroep wordt neergekeken’, zeggen Odré Haaren, Xanthe Deneve en Lars Vanhuylenbroeck, drie net afgestudeerde verpleegkundigen.
Liefst 41 procent van de studenten verpleegkunde haakt onderweg af. In een tijd van nijpend personeelstekort in de zorgsector is dat een meer dan verontrustend cijfer. Daarom besloten drie laatstejaarsstudenten van de bacheloropleiding verpleegkunde aan de Odisee Hogeschool het voorbije academiejaar om daar iets aan te doen.
In hun podcast Bloed, zweet en afhaken vertellen Odré Haaren, Xanthe Deneve en Lars Vanhuylenbroeck, die eind juni zijn afgestudeerd, openhartig over de twijfels en obstakels waar ze tijdens hun opleiding zelf mee te maken kregen.
‘Had ík maar zo’n podcast gehad toen ik aan de studie begon’, zegt Haaren. ‘Gewoon iemand die zegt: ik heb dat ook meegemaakt. Dat soort herkenning kan echt een verschil maken. En blijkbaar werkt het, want eerstejaarsstudenten hebben al laten weten dat onze verhalen hen helpen om door te blijven gaan.’
‘Achttienjarigen die misschien nog nooit een naakte man hebben gezien, moeten op hun eerste stagedag al mensen wassen.’
Opvallend is wel dat niemand van jullie meteen na het secundair onderwijs voor verpleegkunde heeft gekozen. Hoe komt dat?
Odré Haaren: Dat kwam gewoon niet in me op. Na de middelbare school ben ik op de luchthaven als bewakingsagente beginnen te werken. Bijna zeven jaar lang heb ik reizigers gefouilleerd en hun handbagage gecontroleerd, maar gaandeweg besefte ik dat ik dat niet mijn hele leven wilde doen. Welk werk dan wel bij me zou passen, werd pas duidelijk toen de grootvader van mijn vriendin bij ons introk. Op het eind van zijn leven had hij veel zorg nodig, en dus waste ik hem en maakte ik eten. Zo ontdekte ik dat ik heel graag voor mensen zorg.
Xanthe Deneve: Ik heb eerst een tijdje audiovisuele technieken gestudeerd. Dat was wel een boeiende opleiding, maar ik denk niet dat ik competitief genoeg ben om in die wereld mee te draaien en veel jobkansen biedt zo’n diploma ook al niet. Door familieleden van mijn toenmalige vriend die in de medische sector werken, ben ik uiteindelijk op het idee gekomen om verpleegkunde te studeren.
Lars Vanhuylenbroeck: Ik heb eerst een bachelordiploma secundair onderwijs behaald. Toen ik in het laatste jaar als toekomstig economieleerkracht stage deed bij KBC, kreeg ik daar een jobaanbod. Lang heb ik niet getwijfeld. In het onderwijs had ik een hele tijd vervangingen moeten doen en kon ik alleen maar hopen op een vaste aanstelling, terwijl de bank me meteen een vaste baan aanbood. In de jaren daarna werkte ik me op van loketbediende tot verzekeringsmedewerker, maar op den duur raakte ik helemaal uitgeblust. Op aanraden van mijn huisarts heb ik toen bij een jobcoach aangeklopt, en de uitkomst was dat ik goed zou passen in de sociale sector.
‘Verpleegkundigen voeren uit wat de dokter zegt’: 6 mythes over verpleegkunde
Vier jaar geleden startten jullie met zestig andere studenten in het eerste jaar verpleegkunde. Hoeveel van hen zijn samen met jullie afgestudeerd?
Haaren: Een twintigtal. Een paar anderen zit nog in het derde of vierde jaar, en zeker de helft is onderweg gestopt.
Deneve: Dat zoveel medestudenten afhaken, heeft onvermijdelijk impact op je zelfvertrouwen. ‘Als zulke verstandige mensen opgeven, waarom zou het mij dan wel lukken?’ dacht ik vaak. Opvallend is ook dat de meesten al halfweg het eerste jaar zijn gestopt. Meestal kort na de eerste stageperiode.
Vanhuylenbroeck: Zo vreemd is dat niet. Wanneer je aan je eerste stage begint, kun je nog niet zoveel en dus moet je eerder zorgkundige dan verpleegkundige taken doen. Daardoor krijg je niet meteen de aantrekkelijkste kant van de job te zien.
Deneve: Vaak word je er ook echt ingegooid. Van medestudenten heb ik vaak gehoord dat het personeel van hun stageplek niet eens van hun komst op de hoogte was.
Haaren: En wij hebben dan nog het voordeel dat de Odisee Hogeschool erg veel moeite doet om goede stageplaatsen te selecteren. Dat is niet overal zo.
Vanhuylenbroeck: Ik herinner me mijn allereerste stagedag nog levendig. Toen ik het woonzorgcentrum binnenstapte, was er niemand om mij te verwelkomen. Uiteindelijk vond ik ergens in een gang een verpleegkundige. Zij wees me waar ik mijn tas kon achterlaten en stuurde me vervolgens een kamer binnen om een van de bewoners te wassen. Ik wist niet wat me overkwam. Op school hadden we alleen nog maar poppen gewassen. De techniek die ons was aangeleerd, moest ik meteen weer vergeten, want dat duurde volgens het personeel te lang.
Haaren: Jij was toen al eind de twintig terwijl veel eerstejaarsstudenten achttien of negentien jaar zijn. Daar zijn jongens bij die nog nooit een naakte vrouw hebben gezien, of omgekeerd.
Vanhuylenbroeck: Ik denk dat veel van je persoonlijkheid afhangt. Zelf heb ik het allemaal nog wat tijd gegeven en gaandeweg begon ik in te zien dat de job meer inhoudt dan mensen wassen en drank rondbrengen. Gelukkig zijn er ook stageplekken waar ze je heel goed ontvangen en hun best doen om je alle mogelijke aspecten van verpleegkunde te laten ervaren.
Haaren: Aan het begin van mijn eerste stage op een dienst abdominale heelkunde moest ik ook vooral mensen wassen. Maar doordat ik veel interesse toonde, begonnen ze me ook bij andere dingen te betrekken en kreeg ik steeds meer vertrouwen. Ik mocht zelfs inspuitingen geven terwijl ik dat op school nog niet eens had geleerd. Daar heb ik heel veel aan gehad.
‘Je moet zelf een halve dokter zijn om te kunnen inschatten wanneer je er een arts bij moet roepen.’
Deneve: Dat was bij mij ook zo. Tijdens mijn eerste stage in een woonzorgcentrum mocht ik, bijvoorbeeld, een buikspoeling bij een bewoner van begin tot eind mee opvolgen. Dat is een techniek waar je normaal pas in het derde jaar over leert. Daardoor kreeg ik een beeld van wat ik als verpleegkundige voor mensen zou kunnen betekenen.
Vanhuylenbroeck: Ik heb daar toch een dubbel gevoel bij. Stagebegeleiders verwachten dat je veel interesse toont en initiatief neemt, maar dat ligt niet voor de hand voor studenten die nog maar net met de opleiding zijn gestart. Zeker niet als ze recht uit het secundair onderwijs komen.
Haaren: Het is inderdaad geen toeval dat wij al wat ouder waren toen we ermee begonnen. Ik heb heel veel respect voor achttienjarigen die in zo’n stage worden gegooid, want ik denk niet dat ik dat op die leeftijd had gekund.
‘Waarom we verpleegkunde geen roeping mogen noemen’
Hoe komt het dat stagiairs in sommige zorginstellingen te veel aan hun lot worden overgelaten?
Haaren: Doordat veel verpleegkundigen opgebrand zijn. Ze hebben zo al niet genoeg tijd voor hun patiënten en moeten dan ook nog een student zonder enige ervaring op sleeptouw nemen. Terwijl stagiairs natuurlijk een grote hulp kunnen zijn mits ze goed worden begeleid.
Uit jullie podcast blijkt dat ook de perceptie over jullie beroep studenten weleens ontmoedigt.
Vanhuylenbroeck: Veel mensen denken nog altijd dat wij vooral incontinentiemateriaal verschonen en mensen wassen. Ze beseffen niet dat je als verpleegkundige ook complexe technische zorgtaken hebt. Laat staan dat je een halve dokter moet zijn om te kunnen inschatten wanneer je er een arts bij moet roepen.
Haaren: Toen ik onlangs aan een van mijn buren vertelde dat ik ben afgestudeerd, zei die: ‘Dan mag je nu eindelijk officieel poepen schoonmaken.’ Dat kwam echt wel binnen.
Vanhuylenbroeck: Terwijl verpleegkunde juist een van de moeilijkste bacheloropleidingen is. Wij moeten niet alleen complexe leerstof studeren, maar ook nog 2300 uur stage doen en ondertussen – terwijl we eigenlijk voltijds werken – allerlei taken maken. Daar komt nog bij dat we vaak in moeilijke situaties terechtkomen. Een stage op een palliatieve afdeling of in de acute psychiatrie is mentaal heel belastend. Dat moet je echt wel even kunnen verwerken als je thuiskomt.
‘Als we in de geriatrie samenwerken met ergotherapeuten en diëtisten, dan zijn wij “maar verpleegkundigen”. Terwijl wij een jaar langer hebben gestudeerd.’
Deneve: En toch krijgen wij minder respect dan veel andere bachelors.
Haaren: Dat klopt. Als we in de geriatrie samenwerken met ergotherapeuten en diëtisten, dan zijn wij ‘maar verpleegkundigen’. Terwijl wij een jaar langer hebben gestudeerd.
Hebben jullie de afgelopen jaren zelf weleens overwogen om met de studie te stoppen?
Vanhuylenbroeck: Ja, maar niet – zoals veel anderen – na de eerste stages. Bij mij stak de twijfel pas in het derde jaar de kop op. Tegen die tijd had ik al in heel uiteenlopende domeinen van de zorg stage gelopen, maar er was niets wat me écht aansprak. Dat veranderde gelukkig tijdens mijn stages bij de dienst medische beeldvorming en in de psychiatrie. Daar heb ik ingezien welke verpleegkundige ik kan en wil zijn.
Deneve: Voor mij ging er een hele wereld open toen ik stage deed in de thuiszorg. Plots wist ik waar ik het allemaal voor deed. Ik ben dan ook heel blij dat ik in augustus bij het Wit-Gele Kruis mag beginnen. (glundert)
Haaren: Daar ben ik een beetje jaloers op, want zelf heb nog altijd niet ontdekt waar ik me echt goed bij voel. Daarom heb ik ervoor gekozen om als projectverpleegkundige aan de slag te gaan. Dat wil zeggen dat ik telkens naar andere zorginstellingen zal worden gestuurd waar er te weinig personeel is.
Vanhuylenbroeck: Ik start net als Xanthe bij het Wit-Gele Kruis, maar ik ga me er specifiek toeleggen op geestelijke gezondheidszorg. Als je bij mensen thuis werkt, ben je in zekere zin je eigen baas. Al is het maar omdat je zelf kunt zelf beslissen hoeveel tijd je voor welke patiënt uittrekt. In de meeste zorginstellingen heb je die vrijheid veel minder.
Haaren: Dat is juist mijn probleem. Ik heb nog geen plek gevonden waar ik voor mensen kan zorgen op de manier waarop ik dat zelf wil. Onlangs deed ik stage op een spoeddienst toen er een vrouw met dementie werd opgenomen. Omdat ze honger had, schoof een verpleegkundige een tafeltje over haar bed, zette daar eten op dat nog in de verpakking zat en ging weer weg. Terwijl er verder niets te doen was. Ik ben toen bij die patiënte gaan zitten en heb haar geholpen met eten. Achteraf heb ik daar op de dienst complimenten voor gekregen, maar de vraag is natuurlijk wel waarom ze het dan zelf niet zo doen.
Wat is het mooiste wat jullie als stagiair hebben meegemaakt?
Vanhuylenbroeck: Tijdens mijn stage op een palliatieve afdeling verzorgde ik een patiënte met een uitbehandelde kanker. Kort nadat ze was overleden stonden haar kinderen plots met een enorm boeket voor onze neus. ‘Die bloemen geven nog niet half weer hoe groot ons respect is voor de zorg die jullie onze mama hebben gegeven’, zeiden ze. En toen nam de zoon mij en een collega eens goed vast.
Deneve: Bij mij zijn het eerder kleine dingen. Zoals toen ik voor de tweede keer stage deed bij dezelfde thuisverpleegdienst. Ik stapte het huis van een vrouw binnen en zij wist meteen weer wie ik was en wat ik een jaar eerder voor haar had gedaan. Prachtig vond ik dat.
Haaren: Eigenlijk ben ik nog maar één keer mijn hart verloren. Dat was niet in een zorginstelling maar in een school voor buitengewoon secundair onderwijs. Daar werkte ik onder meer met een jongen van zeventien met een zware mentale beperking, die ik vandaag nog geregeld opzoek. Als ze me dáár een job zouden aanbieden, hap ik meteen toe.
Wat zouden jullie zeggen tegen een achttienjarige die twijfelt om verpleegkunde te studeren?
Haaren: Als ik heel eerlijk ben zijn, zou ik zeggen: ‘Ben je helemaal zeker dat je dit nú al wil doen?’ Zelf zou ik op die leeftijd nog te jong zijn geweest om alles wat tijdens stages op je afkomt te kunnen verwerken. Al is het natuurlijk wel een prachtig beroep – alleen is het soms moeilijk om dat in de eerste jaren van je studie te zien.
Vanhuylenbroeck: Mijn advies is: informeer je vooraf goed, zorg dat je er om de juiste redenen aan begint en durf je mond open te doen. Als je onze job met heel je hart doet en op je strepen staat, kun je voor heel veel mensen een verschil maken. En dát is natuurlijk waar we het voor doen.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Odré Haaren
Geboren in Antwerpen op 22 maart 1995.
2014-2020: Bewakingsagent op de luchthaven van Zaventem.
2025: Bachelor in de verpleegkunde.
Sinds augustus 2025: Projectverpleegkundige bij caretalents.
Xanthe Deneve
Geboren in Aalst op 13 februari 2001.
2025: Bachelor in de verpleegkunde.
Sinds juli 2025: Thuisverpleegkundige bij het Wit-Gele Kruis.
Lars Vanhuylenbroeck
Geboren in Asse op 29 december 1993.
2016: Bachelor secundair onderwijs.
2016-2021: Expert verzekeren en digitaal bankieren bij KBC.
2025: Bachelor in de verpleegkunde.
Sinds juli 2025: Referentieverpleegkundige geestelijke gezondheidszorg en dementie bij het Wit-Gele Kruis.