Wim Vandenbussche

‘Nederlands in de verdrukking op Vlaamse universiteiten? You must be kidding!’

Wim Vandenbussche Gewoon hoogleraar Nederlandse taalkunde en opdrachthouder meertaligheid aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB).

‘Meertaligheid zal niet leiden tot het uitgummen van het Nederlands’, schrijft Wim Vandenbussche (VUB). ‘In de penthouse van de ivoren toren wordt nog steeds in het Nederlands geaperitiefd.’

Toen ik vorige week las dat er nauwelijks nog doctoraten in het Nederlands geschreven worden in Vlaanderen, vermenigvuldigden doemberichten zich als de betere zwamvlok. Het Engels zou enkel de belangen van universitaire elites dienen, het Nederlands stond garant voor een enkele reis naar een geflopte onderzoekscarrière, en de verengelsing van de academische ivoren toren was even onafwendbaar als de verloochening van de hard bevochte taalstrijd voor Nederlandstalig hoger onderwijs.

Als voormalig Vlaams beweger (averechtse stijl), professor Nederlands en promotor van de internationale neerlandistiek ben ik gevoelig voor al die sentimenten en angsten. Er bestaan immers veel oprechte pedagogische, sociale en politieke gronden om het Nederlandstalige karakter van het Vlaamse hoger onderwijs te koesteren en te beschermen. Van paniekzaaierij wordt evenwel niemand wijzer, en dus is het goed om een paar dingen op een rijtje te zetten, ook omdat er andere dringende taalzorgen zijn.

In Vlaanderen Vlaams? Zo is het ook. Het Nederlands is en blijft de onbetwiste onderwijstaal in het overgrote deel van de universitaire opleidingen. 91% van alle bacheloropleidingen en minstens 65% van alle masters zijn Nederlandstalig. Anders gezegd: in Vlaanderen geen ‘Hollandse toestanden’, het Nederlands verdwijnt dus uitdrukkelijk niet als academische taal in onze aula’s, en het grote gros van de studenten moet ook in dat Nederlands aan de slag.

Dat laatste blijkt evenwel allesbehalve evident: een kwart tot een derde van de instromende studenten haalt het basisniveau niet op een instaptoets Nederlands, en na covid zet die trend zich nog harder door. Universiteiten weten en meten dat, en bekommeren zich ook actief om die taalvaardigheid. We investeren zwaar in taaltesten en remediëring, bieden gratis extra taalklassen Nederlands aan, werken in opleidingen aan individuele taalleerlijnen, en bouwen een arsenaal aan taalondersteuning uit – allemaal met het oog op hogere slaagkansen, kortere studieduur en een betere doorstroom doorheen de opleiding.

Die dagelijkse inzet voor het Nederlands van ons jonge talent is een zelden belichte zijde van het levende taalengagement van de Vlaamse universiteiten en hogescholen. Het is dan ook intriest dat de Vlaamse overheid net dié middelen wegbespaarde die voor taalondersteuning bedoeld waren – op de Vrije Universiteit Brussel alleen gaat het om 5 miljoen euro ‘Brusselmiddelen’ die bruut weggesneden werden. De net aangekondigde taalplannen van de Vlaamse regering dempen die kaalslag enigszins, maar bieden maar beperkt soelaas voor de taaluitdagingen van de superdiverse steden in Vlaanderen en Brussel. Kwatongen hebben het dan vermoedelijk over een ‘drop in the emmer’.

‘Wordt de samenleving altijd het beste gediend met het weigeren van nieuwe Engelstalige bachelor- en masteropleidingen?’

De Vlaamse regering lijkt overigens ook elders ernstig te loensen wanneer ze het Nederlands als wetenschapstaal in ogenschouw neemt: het ‘en stoemelings’ kaltstellen van zowel de KANTL als de KVAB is moeilijk te lezen als een steunbetuiging aan onderzoek in eigen taal. Wie twee Nederlandstalige wetenschapsacademies opoffert omdat ze niet langer ‘een prioriteit’ zijn, maakt meer stuk dan wat symboliek. Je staat internationaal niet enkel in adamskostuum omdat je je verzamelde wetenschapscoryfeeën dumpt voor een paar zilverlingen, maar je geeft intern ook het signaal dat je engagement voor wetenschapsbeoefening in het Nederlands zwalpt naargelang de plaatselijke luchtdruk.

Vlaanderen maakt de borst immers soms effectief doornat als het om het Nederlands in academia gaat. De flinkse houding van de Commissie Hoger Onderwijs over aanvragen voor anderstalige masteropleidingen is genoegzaam bekend, de doorgaans afgewezen beroepen tegen die commissiebeslissingen zijn het verzamelde rectorengild een doorn in het oog. De vraag is alleen of de samenleving altijd het beste gediend wordt met het (ogenschijnlijk) mordicus weigeren van nieuwe Engelstalige bachelor- en masteropleidingen.

Internationaal jong talent

Pleidooien voor het loslaten van alle quota zijn niet aan de orde in een ernstig debat, maar een stevig en goed gesprek moet kunnen als er duidelijke maatschappelijke en economische noden zijn die deels ingelost kunnen worden door opleidingen voor een internationaal publiek. Als bedrijfsfederaties wijzen op duizenden jobs die vandaag niet ingevuld geraken in de Brusselse regio, dan lijkt het me evident om minstens het potentieel te onderzoeken van een paar doelgerichte nieuwe anderstalige programma’s. Als je door het internationale karakter van Brussel een visvijver aan internationaal jong talent hebt, dan overweeg je toch even of je al die capaciteiten weg wil zien lekken naar buitenlandse instellingen die via postbusvestigingen vrolijk anderstalige programma’s met buitenlandse accreditatie aanbieden aan de overzijde van je campus. En als je aan het hoger onderwijs 83 miljoen euro onttrekt in een botte besparingsronde, dan is het een eerbaar compromis om een beperkte bron van extra inkomsten te creëren door de bestaande quota voor anderstalige opleidingen minimaal op te rekken.

Voor wie nu denkt “It’s all about the money?”: er dreigt echt geen defloratie van het Vlaamse onderwijskarakter als er morgen 12% bacheloropleidingen in het Engels mogen, in plaats van 9% nu. We hebben dat internationale talent eenvoudigweg meer nodig dan ooit, maar universiteiten die daarop inzetten worden financieel keihard afgestraft: de Vlaamse overheid beperkte in haar besparingsbesluiten immers ook de subsidiëring van studenten die van buiten de Europese Economische Ruimte komen, begrijpe wie kan. We weten op de VUB uit ervaring overigens dat heel wat van die ‘niet-EER-studenten’ gretig intekenen op cursussen Nederlandse taal en cultuur, niet enkel om als de beste ambassadeurs van taal en regio huiswaarts te trekken, maar ook omwille van integratie en inburgering als relaties en werkkansen hen hier houden.

Lingua Franca

Of die overwegingen over onderwijs ook de bezorgdheid over het verengelsende onderzoek wegnemen? Feit is dat wetenschappers altijd een lingua franca omarmd hebben om inzichten te delen. Het Frans en het Duits speelden eerder die rol, en door politieke en economische factoren waar Vlaanderen nauwelijks een impact op had, is dat vandaag in een zeer groot stuk van de wereld het Engels geworden. De vraag is dus niet zozeer of je het Engels buiten kunt houden, maar wel of je een plaats voor het Nederlands wil vrijwaren in het onderzoek.

De realiteit is ook daar ontnuchterend. Een gedegen internationale portfolio met publicaties en congreslezingen is vandaag een basisvereiste voor elke sollicitatie in binnen – en buitenland, en dat verloopt via de Engelse lingua franca. Toonaangevende internationale vaktijdschriften zijn in overgrote meerderheid Engelstalig, en dat geldt in het bijzonder voor de journals uit het ‘Web of Science’ die universiteiten subsidies opleveren per gepubliceerd stuk. Dat doctoraten steeds meer een bundeling worden van eerder gepubliceerde artikels in die tijdschriften, bestendigt de verengelsing.

‘We moeten ervoor zorgen dat onze jonge academici naast het Nederlands ook het Engels op hoog niveau verwerven en beheersen.’

Niets belet een onderzoeker uiteraard om resultaten en bevindingen daarnaast ook in het Nederlands te delen. Voor die publicaties krijgen de Vlaamse universiteiten zelfs ook nog geld, want de overheid voorzag in een speciaal Vlaams Academisch Bibliografisch Bestand dat de kwaliteit van die artikelen en tijdschriften moet waarborgen. Alleen tellen die publicaties maar voor de helft in de financieringsmotor, wat de aantrekkelijkheid ervan danig aantast. De begeleiders wachten hoopvol op initiatieven in een volgend regeerakkoord om de financiële valorisatie van Nederlandstalige wetenschappelijke publicaties te verhogen, of om het aandeel Nederlandstalige tijdschriften in het Web of Science gericht te doen stijgen. De eerlijkheid gebiedt ook toe te geven dat die Nederlandstalige tijdschriften nauwelijks nog kunnen overleven zonder de genereuze subsidies van de Universitaire Stichting.

Wie zich mordicus wil verzetten tegen de mondiale verengelsing van de onderzoekscultuur, kan dat, en zal met die donquichotterie ook op enige sympathie kunnen rekenen. Veel effectiever lijkt me ervoor te zorgen dat onze jonge academici naast het Nederlands ook het Engels op hoog niveau verwerven en beheersen. Ook daar zetten universiteiten nu al massaal op in, met leerlijnen Engels op maat van individuele opleidingen. Een vooruitziende overheid zou daar zelfs een goede investering in kunnen ontwaren voor kennis, welvaart, en innovatie, en daar ook specifieke middelen voor kunnen oormerken.

‘The weak are always more likely to be bilingual than the strong’, weet een sociolinguïstische wetmatigheid. Anders dan 100 en 200 jaar geleden zal die meertaligheid niet leiden tot het uitgummen van het Nederlands, dat vandaag een gerespecteerde taal is die verankerd zit in zowat alle domeinen van de samenleving – ook in academia. In de penthouse van de ivoren toren wordt nog steeds in het Nederlands geaperitiefd.

Wim Vandenbussche is gewoon hoogleraar Nederlandse taalkunde en opdrachthouder meertaligheid aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij schrijft dit in eigen naam.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise