Wat heeft de Digisprong na bijna vijf jaar opgeleverd? ‘Toen het land platlag door de pandemie was er geen tijd om weloverwogen keuzes te maken, maar nu wél. Dat moeten we dan ook dringend gaan doen’, klinkt het in De Leraarskamer van Knack.
Onlangs kwamen de leden van de Leraarskamer van Knack 2024-2025 voor de laatste keer samen. Dit keer niet elk in hun eigen provincie, maar allemaal samen in de Arteveldehogeschool in Gent.
Voor een publiek van collega’s en docenten uit de lerarenopleiding gingen ze er in gesprek met vier onderwijsexperts. Daarbij werd telkens vertrokken vanuit resultaten van Teacher Tapp Vlaanderen, een app waarin onderzoekers van de Artveldehogeschool leerkrachten en ander onderwijspersoneel elke dag drie vragen voorleggen.
Tijdens het panelgesprek met pedagoog Pedro De Bruyckere, directeur van Leerpunt en docent aan de Universiteit Utrecht, hadden onze leerkrachten het onder meer over de voor- en nadelen van digitalisering in het onderwijs.
Eind vorige jaar lanceerde men in de Teacher Tapp de stelling: ‘Onze kinderen zijn proefkonijnen van de digitale transitie’. 59 procent van het onderwijspersoneel kon zich daarin vinden. Hoe zien jullie dat?
Sofie Dhondt (leerkracht wiskunde en filosofie): Als er nieuw beleid wordt gelanceerd, zijn er onvermijdelijk proefkonijnen. Het probleem is volgens mij dat er te weinig wordt vooruitgekeken. Tijdens de pandemie heeft men op digitaal vlak nogal halsoverkop een versnelling hoger geschakeld, en nu gaat het beleid weer op de rem staan. Ik denk dat het hoog tijd is om te vertragen en na te denken over wat goed werkt en wat niet.
Pedro De Bruyckere: De Digisprong is inderdaad ingevoerd toen de covidpandemie het haast onmogelijk maakte om contact te hebben met de leerlingen. Het gevolg was wel dat veel leerkrachten op korte tijd digitale vaardigheden ontwikkelden. Tijdens de eerste covidgolf nam de ongelijkheid tussen leerlingen enorm toe, maar in de volgende golven was dat niet meer het geval. Met andere woorden: jullie hebben heel snel digitaal leren werken en die methodes ook goed in jullie lespraktijk weten te integreren. Daar hadden jullie echt wel een schouderklop voor moeten krijgen.
Kris Latré (leerkracht Nederlands en esthetica): De digitale ontwikkeling gaat zo snel – denk maar aan de opkomst van artificiële intelligentie – dat we vandaag allemaal een beetje proefkonijnen zijn. Ook wij leerkrachten.
De Bruyckere: Toch ben ik het er niet mee eens dat we kinderen zomaar proefkonijn mogen laten zijn. Als wetenschappers een experiment willen doen, moeten ze maandenlang door allerlei hoepels springen voor ze daar toestemming voor krijgen. Als leerkracht, daarentegen, kun je morgen al iets nieuws uitproberen als je daar zin in hebt. Dat is in de eerste plaats een voordeel, maar het is wel belangrijk dat je daar telkens goed over nadenkt.
Moeten we niet pas op digitale middelen overschakelen als we daar als leerkracht zelf de noodzaak van inzien?
Miette Plessers (leerkracht lager onderwijs): Toen wij een nieuwe wiskundemethode moesten kiezen, kwamen mensen van verschillende uitgeverijen op school een praatje doen. Ik vond het tenenkrullend dat ze ons er allemaal van probeerden te overtuigen dat het digitale luik van hun methode een absolute must is terwijl dat soms helemaal nog niet op punt staat. Al begrijp ik natuurlijk ook wel dat die digitale methodes pas beter zullen worden wanneer veel leerlingen ze gebruiken.
Niels Sinnaeve (leerkracht lager onderwijs): Ik ben ervan overtuigd dat we kinderen de digitale vaardigheden moeten aanleren die ze in de huidige maatschappij nodig hebben. Onze leerlingen krijgen, bijvoorbeeld, geregeld een onderzoeksvraag waarmee ze aan de slag moeten gaan. Zo leren ze bronnen zoeken en beseffen ze dat niet alles wat ze op het internet lezen ook klopt. Bij andere digitale toepassingen heb ik meer vragen. Is een digitale wiskundemethode echt een meerwaarde? Ik weet het in alle eerlijkheid niet.
Jo Van Doorsselaere (leerkracht buitengewoon kleuteronderwijs): Bij ons op school kunnen we tablets gebruiken, maar ik weet soms niet goed hoe ik die moet inzetten, want het lijkt me niet echt een meerwaarde om de kinderen naar filmpjes te laten kijken. In de klas heb ik ook een smartboard, maar daar doe ik eigenlijk te weinig mee. Dat komt vooral doordat het veel inspanningen vergt om te onderzoeken hoe en wanneer digitale toepassingen echt nuttig zijn. Als leerkracht moet je nu eenmaal kiezen waarin je je tijd investeert. Hoe dan ook heb ik me voorgenomen om die digitale mogelijkheden vanaf volgend schooljaar meer in mijn lessen te integreren.
Vanessa Ruttens (leerkracht eerste leerjaar): Wij hebben zowel tablets als Chromebooks. Dit jaar heb ik die maar heel weinig kunnen gebruiken doordat ik daar simpelweg de tijd niet voor had. Veel hangt ook van de klasgroep af. Voor sommige klassen kan digitaal werken echt een meerwaarde zijn, in andere is dat niet haalbaar. Zeker als het om een heel grote groep gaat.
Kirsten Bertels (leerkracht Engels en Italiaans): Mij besparen al die digitale mogelijkheden net tijd. In de derde graad maken wij voor Engels een eigen website. De leerlingen, die allemaal een laptop hebben moeten aankopen, vinden daar haast al het lesmateriaal. In tegenstelling tot veel andere vakken hebben ze, behalve die website, alleen nog een schrift nodig en geen cursus. Dat is niet alleen gemakkelijk voor hen, maar ook voor ons. Op die website kunnen wij heel snel aanpassingen doorvoeren. Dit schooljaar staan er bijvoorbeeld teksten op over de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten, maar vanaf september zullen we weer andere voorbeelden gebruiken.
Latré: Bij ons op school zij er ook vakken met uitsluitend digitaal lesmateriaal, zoals geschiedenis. Dat heeft veel voordelen, want online kun je gemakkelijk filmpjes en kaarten toevoegen. Het nadeel is wel dat leerlingen vaak moeite hebben om structuur in de leerstof te vinden. Daarnaast is het voor sommigen een uitdaging om alle teksten online te lezen. Ik ben er dan ook van overtuigd dat er – zeker voor sommige vakken – nog altijd handboeken nodig zijn.
Michaël Marek (leerkracht beeld): Vroeger moest ik altijd zware kunstboeken naar school sjouwen om de leerlingen voorbeelden te kunnen tonen. Ik vind het echt heel handig dat ik ze die beelden nu gewoon op een digitaal bord kan laten zien. De leerlingen zelf vinden het ook fijn om online inspiratie te zoeken. Dat bespaart ons allemaal veel tijd.
De Bruyckere: Misschien hopen jullie nu dat ik snel even uitleg waarvoor je best wel digitale middelen gebruikt en waarvoor niet, maar dat kan ik niet. Het is vooral een kwestie van een goede balans te vinden.
Plessers: Moeten we niet pas op digitale middelen overschakelen als we daar zelf de noodzaak van inzien? Ik ben bijvoorbeeld nog altijd gelukkig met een whiteboard, want daar kan ik heel goed mee werken. Waarom zou ik de school dan laten investeren in een smartboard?
De Bruyckere: Alles draait natuurlijk in de eerste plaats om middelen. In een ideale wereld zouden we op school digitale toestellen en leerboeken afwisselen op basis van de meerwaarde die ze in specifieke omstandigheden bieden. Maar daar hangt natuurlijk een prijskaartje aan vast. Doordat alles zo snel is gegaan, hebben we daar ook niet goed over kunnen nadenken. Toen het land vijf jaar geleden platlag, stonden grote techbedrijven klaar om het onderwijs heel snel uit de nood te helpen. Voor hen was dat natuurlijk in de eerste plaats een manier om toekomstige klanten aan zich te binden. Dat is ook gelukt: vandaag zijn er Google-scholen, Apple-scholen, Microsoft-scholen… We steken leerlingen dus in silo’s waar ze worden opgeleid om met één besturingssysteem te werken.
Sinnaeve: Op die manier kun je natuurlijk niet beweren dat ze digitale vaardigheden aanleren. Bij ons werken de kinderen met Chromebooks, maar daar hebben ze niet veel aan wanneer ze straks naar een secundaire school overstappen waar ze een heel ander systeem gebruiken.
De Bruyckere: In Nederland werkt dat anders. Daar is er een gemeenschappelijk aankoopbeleid voor het hele onderwijs. Niet alleen ontstaan er daardoor geen silo’s zoals bij ons, men heeft er ook een sterkere onderhandelingspositie tegenover die grote bedrijven. Dat is maar een van de ontwikkelingen waar we ons eens goed over moeten bezinnen. Als de wereld in brand staat, kun je geen weloverwogen keuzes maken. Maar vandaag wél.
De Leraarskamer van Knack komt tot stand met de steun van de Koning Boudewijnstichting en de Nationale Loterij.