Waarom we dringend katten moeten kweken die niet jagen

©  getty
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Om de impact van de 700 miljoen katten in de wereld op wilde dieren zo klein mogelijk te houden, moeten we katten kweken die niet jagen.

Er zijn naar schatting 700 miljoen gedomesticeerde katten in de wereld, waarvan zo’n 500 miljoen zwerfkatten. Dat zijn héél veel katten. Honden zijn nog talrijker: het gedomesticeerde hondenbestand zou 900 miljoen stuks tellen. Katten en honden zijn van nature roofdieren, al zijn ze lang niet allemaal actieve jagers. Toch heerst er bezorgdheid over hun impact. Vooral zwerfkatten hangen voor hun overleving niet zelden af van prooidieren in de natuur.

Het Vlaamse kattenbestand wordt op 2 miljoen exemplaren geraamd. Die zouden in een jaar tijd zo’n 55 miljoen vogels vangen – een extrapolatie op basis van buitenlandse studies naar de impact van katten op het vogelbestand. Maar omdat niemand bij benadering weet hoeveel vogels er in Vlaanderen zijn, is het moeilijk te besluiten dat kattenpredatie een significant effect op de vogelstand heeft. Een aantal tuinvogelsoorten doet het de laatste tijd zeker goed – en het zijn toch vooral tuinvogels die ten prooi vallen aan huiskatten. Katten hebben dus niet per definitie een negatieve invloed op vogelpopulaties.

Katten en mensen hebben een lange gezamenlijke geschiedenis. Uit een doorgedreven genetische analyse blijkt dat alle huiskatten vandaag rechtstreekse afstammelingen zijn van één historisch domesticatieproces. Dat vond zo’n 10.000 jaar geleden plaats, in een van de allereerste landbouwersgemeenschappen. Die leefde in de vruchtbare regio tussen de rivieren Tigris en Eufraat in het Midden-Oosten, in delen van het huidige Libanon, Syrië, Turkije en Irak.

In vergelijking met honden zijn katten veel meer kopieën van het origineel gebleven.

Het was een grotendeels passief proces. Wilde katten werden aangetrokken door de enorme muizenpopulaties in de graanvoorraden van de mens. Ze ontwikkelden geleidelijk genetische aanpassingen, die maakten dat ze hun aangeboren mensenschuwheid opzij konden schuiven om gemakkelijker bij de gigantische muizenstocks te komen. Mensen tolereerden hun aanwezigheid, want de katten maakten zich uitermate nuttig. Voor de rest veranderden de dieren niet zoveel. In vergelijking met honden zijn katten veel meer kopieën van het wilde origineel gebleven.

Volgens een analyse in Proceedings of the National Academy of Sciences wijzigde er de eerste 5000 jaar niet veel aan het kattenbestaan in een menselijke context. Katten bleven onafhankelijk van mensen hun ding doen. Nu zouden we ze allemaal zwerfkatten noemen. Ze konden altijd in het wild gaan jagen, waar ze eventueel in competitie kwamen met echte wilde katten. Maar omdat muizenpopulaties enorm groeiden als gevolg van de graanproductie door de mens, is er waarschijnlijk geen noemenswaardige negatieve impact van de passieve domesticatie van de kat op wilde kattenpopulaties geweest. Dat is vandaag wel anders. Door te kruisen met verwilderde katten worden wilde katten nu ‘besmet’ met aangepaste genen van gedomesticeerde dieren. Zo verliezen ze toch wat van hun ware aard.

(Lees verder onder de preview)

Godin met kattenkop

De eerste stappen richting echte huiskat werden zo’n 4000 jaar geleden in het Oude Egypte gezet, waar katten ingeschakeld werden bij religieuze rituelen. De godin Bastet, verantwoordelijk voor vruchtbaarheid en vreugde in het bestaan, kreeg een kattenkop. Ten behoeve van de massa bezoekers aan haar tempels kwam er een macabere vorm van prehistorische merchandising: miljoenen katjes werden gekweekt en meteen gemummificeerd om in de tempels als souvenir verkocht te worden aan pelgrims, zo bleek uit een bespreking van een zoveelste kattenboek in Science.

Het waren echter de Romeinen die met hun schepen katten een ruimere verspreiding gaven, onder meer over grote delen van Europa. Zo veroverden de dieren geleidelijk de wereld. Ze zitten ondertussen zo goed als overal. Vooral op eilanden hebben ze, samen met ratten, ravages aangericht in populaties van wilde dieren die geen ervaring met predatoren hadden en dus vogels voor de kat werden.

Pas in recente tijden is de kat op grote schaal in onze huizen binnengehaald. Die evolutie kreeg in de jaren 1940 een boost na de uitvinding van op klei gebaseerd materiaal voor de kattenbak, waardoor geur- en andere overlast van kattenuitwerpselen in huis onder controle kon worden gebracht. Er gebeurt zelfs wetenschappelijk onderzoek naar de efficiëntie van kattenbakken. Een publicatie in The Journal of the American Veterinary Medical Association concludeerde onder meer dat oudere katten en katten in gezinnen met kinderen meer belang hechten aan de properheid van hun kattenbak dan andere dieren. Sociale katten zijn ook ‘gemakkelijker’ dan eigenzinnige. De persoonlijkheid van een kat blijkt een rol te spelen in haar hang naar orde en netheid.

Katten hebben hun communicatie wel aangepast aan een leven in de schaduw van de mens. Ze miauwen en spinnen anders dan wilde katten om meer effect op hun baasjes te hebben – of beter: op hun huisgenoten, want veel katten blijven zich nogal onafhankelijk gedragen ten opzichte van de mensen in hun leefomgeving. Volgens het vakblad Animal Cognition is het omgekeerde ook gebeurd: mensen praten met een hogere stem tegen hun kat dan tegen andere mensen, alsof ze een baby voor zich hebben. De studie illustreerde ook dat katten meer ‘begrijpen’ van wat wij zeggen dan we soms denken. Ze reageren bijvoorbeeld als ze hun naam horen of als ze hun ‘baasje’ iets horen zeggen.

Sommige katten willen geen korrels maar alleen nog rauw vlees eten als ze ziek worden.
Sommige katten willen geen korrels maar alleen nog rauw vlees eten als ze ziek worden. © getty

Rauw vlees

De klassieke methode om de impact van katten op de buitenwereld binnen de perken te houden, is sterilisatie: vermijden dat er nog meer katten bij komen. Maar dat is een vrij omslachtig gebeuren, ook voor de kat die onder narcose een ingreep moet ondergaan. Wetenschappers zoeken naar gemakkelijker manieren om permanent te steriliseren. Volgens Nature Communications zou het ‘Anti-Mülleriaans-Hormoon’ (AMH) dat kunnen bewerkstelligen bij vrouwelijke katten. Het remt de ovulatie.

De productie van het hormoon in het kattenlichaam zou door middel van eenvoudige gentherapie verhoogd kunnen worden. Er worden dan specifieke stukjes DNA ingespoten, die met een onschadelijk virus in het genetisch materiaal van de kat geïncorporeerd raken om de productie van het hormoon op te drijven. In een test bleek het goed te werken. De behandelde katten raakten meer dan twee jaar – de duur van de studie – niet zwanger en ondervonden geen merkbare neveneffecten van de behandeling. Dat lijkt goed nieuws, maar er zit een kleine angel aan het verhaal. De technologie staat namelijk nog in haar kinderschoenen en kan niet meteen op grote schaal worden toegepast. De studie was een zogenaamde proof of principle, een test om na te gaan of de technologie haalbaar is.

Ondertussen wordt er gezocht naar snellere manieren om de impact van de grote kattenpopulatie op de natuur onder controle te houden. Wetenschappers gaan na of ingrijpen op het gedrag van je kat daarbij nuttig kan zijn. De ene kat is natuurlijk de andere niet. De ene is een echte jager gebleven, de andere zal zelfs niet bewegen als er een muis binnen pootbereik passeert. Anekdotische evidentie suggereert dat sommige katten, als ze ziek worden, niet meer van hun klassieke kattenkorrels moeten weten en alleen nog rauw vlees willen. Soms beginnen ze de muizen die ze vangen op te eten, terwijl ze er vroeger alleen mee speelden.

Een kat die niet meer jaagt, zou pas echt gedomesticeerd zijn.

Er lijken mogelijkheden te zijn om het natuurlijke gedrag van je kat wat bij te sturen. Een verslag in Current Biology stelt dat als je elke dag het jachtgedrag van een kat artificieel ‘bevredigt’, bijvoorbeeld door haar een kwartiertje achter een bewegende veer te laten lopen, ze minder geneigd zal zijn om in de tuin te gaan jagen. Katten die systematisch brokken met eiwitten uit echt vlees krijgen, zouden een derde minder prooien naar huis brengen dan katten op een dieet zonder dierlijke eiwitten. Waar dat effect aan te wijten is, werd niet duidelijk. Er werd ook niet berekend wat het effect van dierlijke eiwitten in kattenvoeding op de klimaatopwarming is. De kat een bel aanbinden om haar aanwezigheid in een tuin te verraden, bleek geen merkbare invloed op haar jachtsucces te hebben.

Een studie in PLOS One besloot dat het beter is een kat één keer per dag een grotere maaltijd aan te bieden dan de maaltijd op te splitsen in kleinere porties in de loop van een dag. De grote maaltijd zal een verzadigingsgevoel creëren, waardoor een kat minder geneigd zal zijn om tussendoor te gaan jagen. De kans op overgewicht van je kat vermindert ook als ze maar één keer per dag te eten krijgt – het dier zal dus gezonder zijn. De auteurs benadrukten wel dat het belangrijk is dat je rekening houdt met het karakter van je kat. Ook zij moet zich goed voelen bij het voedingsregime dat ze krijgt.

Rattenvergif

Her en der gaan er stemmen op om huiskatten zo veel mogelijk binnen te houden om hun impact op hun leefomgeving te beperken. Een studie in Frontiers in Ecology and Evolution maakte een lijstje van negatieve invloeden die katten in de boze buitenwereld kunnen ervaren. Ze kunnen ziektes overnemen van wilde dieren, zoals vossen en wasberen. Ze worden ook makkelijk slachtoffer van het verkeer of van het ratten- en ander vergif dat sommige mensen nog altijd kwistig menen rond te moeten strooien.

Toch pleiten weinig mensen ervoor om katten permanent binnen te houden. De meeste dieren houden ervan om af en toe een stapje in de wereld te zetten. Maar er circuleert een nieuw idee, waarvan nog onduidelijk is in welke mate het de impact van katten op de populaties van wilde dieren binnen de perken kan houden. Volgens New Scientist draait het om het systematisch kweken met katten die weinig zin hebben om te jagen. Zo zou door selectief kweken een variant van de kat verkregen worden die niet meer jaagt, wat de onrust over een eventuele impact op vogels en knaagdieren kan temperen.

Bij honden heeft kunstmatige selectie geleid tot een veelzijdigheid aan rassen met uiteenlopende gedragseigenschappen. Bij katten lijkt het minder voor de hand te liggen. Maar als het gestuurde kweekproject toch zou lukken, wordt de kat volledig afhankelijk van voeding door de mens, waardoor ze pas echt gedomesticeerd zou zijn. Het is goed dat erover nagedacht wordt. Alles wat kan helpen om een eventuele impact van katten op natuurlijke dierpopulaties te beperken, moet ernstig genomen en onderzocht worden.

2 miljoen Vlaamse katten zouden jaarlijks zo’n 55 miljoen vogels vangen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content