Straatmeubilair: de aanval op de houten bank

De mooiste banken van het land staan aan zee. © Saskia Vanderstichele
Stijn Tormans

Elk jaar paraderen er meer dan duizend betogingen door onze hoofdstad. In de straten van Brussel wordt vooral tégen iets gemanifesteerd, maar soms ook vóór iets.

Een paar weken geleden, op een stormachtige maandagavond, trok een processie van het Muntplein naar het Noordstation. In hun handen droegen de deelnemers een houten bank, een van de vele die de NMBS dit jaar verwijderd heeft uit Brussel-Noord.

De banken stonden daar al lang. Er bestaat een oude foto van dichter Jotie T’Hooft, die languit op de banken van Noord ligt, op 6 december 1973, na een concert van Roxy Music in Théâtre Marni. Toch had de verontwaardiging van de betogers niets met nostalgie te maken – de NMBS heeft er in de loop der jaren verschillende remakes gezet. Het ging om het hout dat zo goed zit. En om de vrijheid, dat ook. Die banken waren altijd een troost als de trein weer ‘s vertraging had.

De betogers floten en reciteerden die maandagavond een gedicht van Jan Ducheyne. ‘Ik weet het, ik lijk niet meer van deze tijd, alles kil en fonctionnel, maar mijn hout herkent je vormen. Ik kan wel huilen, nu men mij voor prefab wil ruilen.’

Onderweg sloten steeds meer mensen zich aan bij de Bankenmars op het Noordstation.

De oude en de nieuwe banken van het Noordstation in Brussel. ‘De NMBS heeft een negatief mensbeeld.’
De oude en de nieuwe banken van het Noordstation in Brussel. ‘De NMBS heeft een negatief mensbeeld.’ © Stijn Tormans

Zodra ze in het station waren, botsten ze op de NMBS. Voor de camera’s van VRT Laat zei hun woordvoerder: ‘Die houten banken hebben zeker hun charme, maar we moeten de stations ook aangenaam maken. (…) Als we klachten krijgen van onze reizigers, dan moeten we ook daaraan denken. Dus hebben we besloten om de houten banken weg te doen en te vervangen door nieuwe. (…) De eerste feedback die we gekregen hebben over de nieuwe banken, is dat het aangenamer geworden is.’

Na het journaal neem ik contact op met de NMBS.

Kunt u mij exact zeggen hoeveel klachten er zijn binnengekomen over de houten banken van het Noordstation? Zou ik ook de brieven mogen lezen van de mensen die het nu veel aangenamer vinden?

NMBS: Nee. We ontvangen trouwens lang niet al onze klachten via brief of mail. In Brussel-Noord werken mensen op de perrons, loketbediendes, veiligheidsmedewerkers. Zij kregen die klachten ook te horen tijdens hun werk met en voor onze klanten.’

Op de sociale media protesteerden duizenden reizigers tegen de verwijdering van de houten banken. Er doet ook een petitie de ronde op change.org. Zij zijn toch ook reizigers?

NMBS: …

Hallo NMBS?

Ook onze minister van Mobiliteit Georges Gilkinet (Ecolo), de man die ons allemaal in de trein wil krijgen, geeft geen sjoege. Ik wil graag weten welke kant hij kiest – die van de NMBS of die van de treinreizigers – maar hij geeft ‘momenteel geen commentaar’ over de bankencrisis.

Jammer. Banken zouden zelfs voor ministers een hoofdzaak moeten zijn. ‘Ze zijn oases in ons straatbeeld’, schreef Bernard Dewulf in een van zijn laatste columns. ‘Pleisterplekken, ontsnappingsplaatsen in volle daglicht en in de volkomen openbare ruimte. Ik heb er voor en na de etalagebenen de wonderlijkste dingen zien gebeuren.’

Hij heeft gelijk: op banken worden zo veel belangrijke zaken besproken. Ze moeten goed zitten, dat is geen detail. Alle memorabele bankscènes uit de filmgeschiedenis spelen zich niet toevallig af op houten banken. De bank van Forrest Gump was in hout. Net als de bank waar Woody Allen en Diane Keaton op zaten in Manhattan, terwijl ze naar Ed Koch Queensboro Bridge staarden. En de bank uit JFK van Oliver Stone, daar waar Mister X tegen officier Jim Garrison zei: ‘Je bent goed bezig.’

Een paar dagen na de Bankenmars op het Noordstation krijg ik een mail van Bart Canfyn. ‘Het is een oerdomme beslissing van de NMBS’, schrijft hij. ‘Je moet al behoorlijk wereldvreemd zijn om het anders te zien.’ Maar dat ze die banken weghalen, zegt ook iets over onze tijd.

Canfyn was in een ver verleden kabinetschef van de Antwerpse schepen van Cultuur Eric Antonis (CD&V) en van Vlaams minister van Volksgezondheid Mieke Vogels (Groen). De laatste decennia is hij vooral regisseur van grote projecten in de publieke ruimte. ‘Kijk naar de aluminium banken die de NMBS in de plaats gezet heeft’, schrijft hij. ‘Er zit een armleuning tussen, zodat je er alleen recht op kunt zitten en niet meer op kunt liggen. Natuurlijk plaatst de NMBS die maar om één reden: zo willen ze havelozen uit het station weren. In het Engels noemen ze dat hostile architecture, vijandige architectuur.’

Wat in het Noordstation gebeurt, stelt Canfyn, gebeurt overal. ‘Steeds meer beleidsvoerders wantrouwen de mens in de publieke ruimte. Dat is te zien aan de banken en de straatarchitectuur.’

De aanval op de houten bank is dus vooral een aanval op de gezelligheid. Op het onverwachte dat je daar kunt meemaken. Op de Jotie T’Hoofts van vandaag die daar languit liggen, neus tegen de wereld.

‘Heb je tijd om een wandeling te maken door Antwerpen?’ vraagt Canfyn. ‘Ik wil je een paar banken laten zien.’

***

Op een koude namiddag in november stappen we door Park Spoor Noord. We houden halt bij een bank aan de rand van het park. ‘Hier zaten in de zomer altijd truckers op’, zegt Canfyn. ‘Ook al omdat hier een barbecue stond. Elke warme avond was het dolle pret.’ Soms een beetje te dol: er werd al eens een glas te veel gedronken of te veel lawaai gemaakt. ‘Maar wat doet de stad dan? Ze namen de barbecue weg. Voilà, probleem opgelost. ’

We wandelen verder. Vijfhonderd meter daarvandaan ligt het Kattendijkdok aan de Londenbrug. ‘Dit zou een prachtige publieke ruimte kunnen zijn’, zegt Canfyn. ‘De ideale plek om te gaan zitten, met uitzicht op het MAS en het Havenhuis. En wat hebben ze hier geplaatst? Zwarte zitzerken, het lijkt wel een begraafplaats. Die zerken zíén er niet alleen koud uit: probeer daar maar eens langer dan vijf minuten op te zitten – je krijgt er pijn van aan je kont. Ze staan ook heel asociaal opgesteld. De betekenis is: je mag hier wel heel even rusten, maar denk er vooral niet aan te picknicken, een ijsje te eten of te aperitieven met vrienden. Die zitzerken duiken niet alleen hier op, maar overal in de stad. Stadsmeubilair moet in de eerste plaats robuust, onverwoestbaar zijn en bij voorkeur skatevrij. Dan hebben we die skaters ook weer verjaagd. O, wat zijn we dan blij.’

Zelfs die irritante vogels met hun getjilp kunnen niet overal meer op hun favoriete banken zitten. In de buitenwijken van Bristol hebben ze spijkers op de takken van de bomen geplaatst.

De intussen verdwenen banken aan het Falconplein en de zitzerken aan de Londenbrug in Antwerpen.
De intussen verdwenen banken aan het Falconplein en de zitzerken aan de Londenbrug in Antwerpen. © Stijn Tormans

***

Niet elk bestuur is in de ban van hostile architecture. Er worden nog houten banken bijgezet in Vlaanderen. Zelfs in het vermaledijde Antwerpen: aan het Museum voor Schone Kunsten hebben ze er fijne gezet. Hun witte vloer deugt niet, maar hun houten banken wel.

Ook op de parking wordt er geïnvesteerd, in naam van de gezelligheid. Gent en Brugge kochten de voorbije jaren massa’s losse stoelen en tafels aan. Een goedkoop idee uit Parijs: in de Jardin des Tuileries staan ze al jaar en dag, met zicht op de Place de la Concorde.

De voorbije zomers doken ze ook op in het Zuidpark in Gent, in het Minnewaterpark in Brugge en op heel wat andere plekken. ‘Die losse stoelen nodigen uit om te gebruiken’, zegt Canfyn. ‘Zeker in Brugge was het een groot succes, het heeft de Bruggelingen dichter bij elkaar gebracht. Al moeten een paar enkelingen het weer per se verknallen: stoelen worden vernield, gepikt of in het water gegooid. Maar in plaats van weer in het defensief te gaan en alles vast te zetten, heeft de stad Brugge extra losse stoelen en tafels bijgekocht. Zodat het op den duur een normaal gezicht wordt in het straatbeeld. Dat is verstandig beleid vanuit een ander mensbeeld. Zij vertrouwen de burgers. Hier in Antwerpen wantrouwen veel bestuurders mensen in de publieke ruimte.’

***

We slenteren voort tot aan het Falconplein, de toegangspoort van de rosse buurt. Ooit had dit plein nationale roem als het Rode Plein: het was het vossenhol van de Russische namaakmaffia. Rond de eeuwwisseling werd het er wel erg wild. Het toenmalige stadsbestuur veegde het plein schoon, liet het heraanleggen en zette er majestueuze banken – met stip de mooiste en duurste van de stad.

Maar ook zij overleefden het huidige stadsbestuur niet. ‘In de zomer van 2021 werden ze weggehaald omdat ze overlast veroorzaakten. Veel daklozen maakten er hun thuis van.’

Er zouden nieuwe banken komen, werd toen aangekondigd. ‘Je ziet wat er vandaag staat’, zegt Canfyn. ‘Niets. Een schande. Tenzij het natuurlijk de bedoeling is om de sociale cohesie in deze buurt kapot te maken, dan zijn ze heel goed bezig.’

‘Oké,’ antwoord ik, ‘maar je kunt toch niet blind zijn voor de overlast?’

‘Ik ben niet naïef’, zegt Canfyn. ‘In de jaren negentig ben ik vijf jaar directeur geweest van het gesloten centrum voor mensen zonder papieren in Merksplas. Ik heb daar geleerd dat je elke mens met respect moet behandelen. Dat is essentieel. Als je overlast bestrijdt door dingen af te pakken of weg te nemen, ben je fout bezig. Die overlast verplaatst zich gewoon naar ergens anders. Je moet mensen aanspreken en recht in de ogen te kijken. Werk met hen samen, ook al doen ze lastig. In elke stad lopen zatlappen, drugsgebruikers en armoezaaiers. Je kunt hen niet zomaar wegdenken of wegnemen, je kunt er enkel voor zorgen dat ze een plek vinden waar ook zij gerespecteerd worden. Dan pas kun je met hen werken aan een goede publieke ruimte.’

***

Canfyn wil me nog een bank tonen, die van het premetrostation van het Operaplein. Niet omdat de bank zo geweldig zou zijn – een beenhard geval alweer – maar het zicht vanaf de bank is wel frappant. ‘Dit metrostation ging open in 2020’, zegt Canfyn. ‘Na een maand lag het dak er al af door een storm. Twee jaar later is dat nog altijd niet hersteld. Dat getuigt van misprijzen door De Lijn en de overheid. Het kan hen geen moer schelen dat de reizigers in beschadigde constructies hun tram moeten nemen. Ze zien de burgers en gebruikers in de eerste plaats als bronnen van last en niet als mensen. Daarom verdwijnen de prachtige houten zitbanken in het Noordstation en de barbecues in Park Spoor Noord, daarom wordt een dakconstructie in een premetrostation niet meteen hersteld. Ik werk samen met de Portugese architect Eduardo Souto de Moura, recent nog aan het nieuwe Beurs- en Congresgebouw in Brugge. Maar zijn grootste meesterwerk maakte hij in zijn thuisstad: de ondergrondse metrostations in Porto. Die zijn een voortzetting van de straat. Ze baden in licht, er is ruimte en ja, er staan ook mooie banken met veel kleur. Daarom zijn die stations ook zo’n groot succes. Arm, rijk, jong, oud, iedereen in Porto neemt de metro. Er is ook amper vandalisme. Zo eenvoudig kan het dus zijn. Ik heb met Souto de Moura de Antwerpse metro bezocht. Die mens wist niet wat hij zag. “Moeten reizigers hier binnenstappen?” vroeg hij. “Dat is toch niet meer menselijk? Komen uw landgenoten niet in opstand?”’

© Saskia Vanderstichele

***

Tijd om op de deur van het beleid te kloppen. ‘Een dakloze heeft natuurlijk alle recht om op een bank te zitten’, zegt Paul Cordy (N-VA), districtsvoorzitter van de stad Antwerpen. ‘Alleen krijgen wij soms klachten van de buurt. Maar zelfs dan halen we niet zomaar een bank weg. We doen dat alleen na lang nadenken en overleg met de politie. Het is wel zo dat we erop letten waar we welke bank zetten. Op bepaalde plekken ga je geen meubilair zetten dat uitnodigt om erop te slapen. U moet eens kijken in het Harmoniepark: daar staan lange houten banken. We zullen misschien niet direct voor dat model kiezen op de Groenplaats, waar veel meer daklozen zitten.’

Cordy benadrukt dat zijn district wél banken zet in hout en met leuningen.

‘En die zitzerken dan?’ vraag ik. ‘Die zijn er gekomen door heraanlegprojecten’, zegt Cordy. ‘Ze passen in het concept van de architect. Natuurlijk begrijp ik de kritiek. Ze zijn niet comfortabel, zeker niet voor oudere mensen. Maar dat zeggen wij ook tegen die architecten.’

Ook de Antwerpse schepen voor Sociale Zaken Tom Meeuws (Vooruit) is geen fan van de zitzerken. ‘Ik ben er zelfs over begonnen tegen Bart De Wever (N-VA) tijdens de coalitiegesprekken’, zegt hij.

Hij begrijpt wel waarom ze ooit gezet zijn. ‘Stedelingen zoeken steeds meer de publieke ruimte op, vooral omdat ze vaak klein wonen. Dat was duidelijk te zien tijdens de coronacrisis. Ontwerpers hebben dan de neiging om die publieke ruimte zo in te richten alsof het een huiskamer is – chique, statisch, met vaststaande meubels, veilig. Dat levert mooie plaatjes op, maar ik geloof er niet in. Mijn raad voor hen is: kijk eens wat minder esthetisch naar de publieke ruimte. Het is de enige plek waar we nog mensen kunnen ontmoeten die we niet kennen. We moeten daar met een gerust gemoed kunnen zitten, zonder dat we een mes in onze rug krijgen. Daarom hoeven we elkaar nog niet per se graag te zien, maar kleine ontmoetingen moeten wel mogelijk zijn, gewoon even zwanzen, en dan weer doorgaan. Als ik die zitzerken zie, denk ik: flaneren die ontwerpers zelf weleens door de stad? Jullie zien toch dat dit niet marcheert?’

Losse stoelen werken wél, zegt Meeuws. ‘“Pak u een stoel en zet u erbij.” In het college dring ik er vaak op aan dat wij die ook moeten aankopen. Helaas is daar veel angst voor – “ze gaan die in de Schelde gooien”. Ze gaan er nu eens over nadenken. Het zal niet voor morgen zijn, vrees ik, misschien voor overmorgen.’

***

Un banc, un arbre, une rue, zong Séverine lang geleden op het Songfestival. Maar ze vergat iets in haar opsomming.

De mooiste banken van het land staan in Oostende: met witte latjes, gebogen zitting en uitzicht op zee. De zeedijkbanken zien er op het eerste gezicht uit alsof ze voor de eeuwigheid gebouwd zijn, met hout uit de belle époque. Tot je eraan voelt: ze worden voortdurend onderhouden, gerestaureerd en vervangen met materiaal van vandaag. Maar dat deert de pret niet, ze zitten fantastisch. Aan het strand van Oostende hebben ze de hostile architecture voorlopig nog niet ontdekt. Hout vasthouden, want ook daar stormt het soms.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content