Waarom is het voor plegers van seksueel geweld vaak zo moeilijk om hun schuld te erkennen? Misschien, zo opperen schrijfster Saskia De Coster en haar partner, de Nederlandse journaliste en schrijfster Teddy Tops, moeten we het antwoord in de eerste plaats zoeken bij onszelf.
Wat is het ergste wat u iemand hebt aangedaan? Met die bijzonder confronterende vraag trokken Teddy Tops en Saskia De Coster de afgelopen maanden naar een zo divers mogelijke groep gesprekspartners.
Die gesprekken passen in hun nog lopende onderzoek naar slachtoffer- en daderschap. Het idee om onze – volgens De Coster en Tops al te binaire – kijk daarop te onderzoeken ontstond in de nasleep van twee geruchtmakende zedenzaken.
In de eerste, die rond radiomaker Sven Pichal en het bezit en verspreiden van beelden van kindermisbruik, stond een dader centraal. In de tweede, die rond de Franse Gisèle Pelicot en haar verkrachting door tientallen mannen, een slachtoffer. In de twee gevallen leek er geen maat te staan op de verontwaardiging die ze in de samenleving losmaakten.
Dochter van Gisèle Pelicot: ‘Ook ik ben door hem verkracht, daar twijfel ik geen seconde aan’
‘Gisèle Pelicot was natuurlijk, op heel veel vlakken, een uitzonderlijk slachtoffer’, vertelt Teddy Tops. ‘In veel gevallen van misbruik zie je dat bij slachtoffers de just world theory gaat werken: ze gaan er onbewust van uit dat de wereld rechtvaardig is en zullen, om dat beeld in stand te houden, zichzelf mee de schuld geven. Denk aan vrouwelijke slachtoffers die zichzelf verwijten dat ze ’s nachts alleen de straat op waren gegaan.
‘Gisèle Pelicot heeft dat heel uitdrukkelijk niet gedaan. Ze zei bij de aanvang van haar proces dat de schaamte van kamp moest veranderen. Die boodschap kwam natuurlijk ook zo goed binnen omdat het een zeldzaam heldere zaak was.
‘Als we zouden erkennen dat daders meer zijn dan enkel hun misdaad of fout, zouden ze wellicht sneller verantwoordelijkheid opnemen voor hun daden.’
Het was, ook als samenleving, bijna onmogelijk om haar op een of andere manier mee schuldig te verklaren. Dat ging gewoon niet, dus gingen we naar de daders kijken. Voor hen kon geen enkele straf streng genoeg zijn.
Saskia De Coster: Als feministe had ik natuurlijk erg uitgesproken meningen over deze zaak. En ik voelde ook verontwaardiging en woede. Tijdens de gesprekken met Teddy merkte ik dat er op die woede eigenlijk geen limiet staat. Ik kon de woede ook eindeloos blijven voeden, als een sneeuwbal die de berg afdondert en alleen maar groter wordt.
Op maatschappelijk niveau zie je nog veel heftigere reacties bij misdrijven van pedoseksuelen. Ik begrijp die reacties ook. Ik kan zelfs begrijpen waarom iemand de behoefte voelt om met urine naar Sven Pichal te gooien. Terwijl het, zoals zijn advocaat Walter Damen terecht zei, natuurlijk niet aan ons is om hier straffen uit te delen. Daarvoor hebben we de rechtbank. Die moet een maat zetten op onze woede. Anders zijn we verloren.
Teddy Tops: In Nederland, en ik kan me voorstellen dat het in Vlaanderen niet anders is, zie je dat niet alleen burgers maar ook politici voortdurend om strengere straffen schreeuwen, of rechters ‘mietjes’ noemen. Zelfs voor hen is het principe van scheiding der machten duidelijk niet meer heilig. Dat is natuurlijk erg gevaarlijk. We dreigen weleens te vergeten dat die trias politica ook bedacht is om ons – de burgers – tegen politieke willekeur te beschermen.
Vlaanderen stond onlangs in rep en roer nadat een student geneeskunde die schuldig was bevonden aan verkrachting geen straf had gekregen.
Tops: Ik ga er nog altijd van uit dat de rechter die zo’n vonnis uitspreekt er meer verstand van heeft dan ik. Het is niet aan ons om te zeggen wat hier de strafmaat moet zijn. Maar vandaag denkt iedereen rechter te kunnen spelen.
De Coster: Zoals iedereen hier ook per se een mening over moet hebben. En niet gelijk welke mening, nee, als feministische vrouw word ik haast automatisch verondersteld verontwaardigd te zijn over het uitblijven van een liefst zo streng mogelijke straf. Dat het slachtoffer zelf met de uitspraak van de rechter kon leven, deed niet ter zake.
Bij zo’n volkswoede word je gedwongen tot een ideologische keuze, terwijl elk geval particulier is. Ik denk ook dat fictie daar een heel belangrijke rol in kan spelen, om specifieke verhalen te brengen het instant moreel oordeel even te parkeren.
Natuurlijk mag elke burger de wetten ter discussie stellen. In sommige gevallen krijg je dan een maatschappelijk of parlementair debat, en worden de wetten veranderd. Waarna justitie erover moet waken dat die nieuwe wetten worden nageleefd. Dat is hoe het systeem werkt, en precies wat er in die verkrachtingszaak in Leuven gebeurd is. Maar blijkbaar hebben wij – individualisten die we vandaag zijn – het daar erg moeilijk mee.
Ook het feit dat Sven Pichal geen effectieve celstraf kreeg, zorgde voor veel onbegrip.
De Coster: Die roep naar gevangenisstraffen heeft iets absurds. Iedereen weet dat de gevangenissen overvol zijn, en we er ook niet eindeloos kunnen bijbouwen. Het is ook maar de vraag of gevangenisstraffen in zulke gevallen zin hebben. Ik denk van niet. Zowat iedereen die in het gevangeniswezen werkt, zegt dat het een achterhaald systeem is. Het functioneert niet en maakt mensen kapot.
Advocate Christine Mussche heeft ooit eens gezegd dat vrijheidsberoving eigenlijk alleen een optie is als alle andere opties hebben gefaald. Nu, het is niet onze betrachting om met ons onderzoek betere opties naar voren te schuiven. Wij zijn geen experts. We zijn schrijvers die willen nadenken over iets wat constructiever is dan onze eendimensionale, binaire kijk op dader- en slachtofferschap.
Wat zou een constructievere kijk kunnen zijn?
Tops: In de zaak-Pelicot was het helder wie slachtoffer was, en wie de daders. Frappant genoeg was dat niet het geval voor de daders zelf. De meesten kregen op het proces beelden te zien waarop hun daden duidelijk te zien waren. En toch kregen ze niet gezegd dat ze verkrachters of daders waren. Volgens mij komt dat omdat ze zich niet louter als dader willen of kunnen identificeren. Niemand vindt zichzelf alleen maar een dader. De verkrachters van Gisèle Pelicot waren ook vader, dokter, slager enzovoorts.
De Coster: Jezelf identificeren als dader van seksueel geweld is te zwaar om dragen, dus ga je in de ontkenning of je daden vergoelijken. Het was de drank, een moeilijke jeugd, of weet ik veel welk excuus. Als we zouden erkennen dat daders meer zijn dan enkel hun misdaad of fout, zouden ze wellicht sneller verantwoordelijkheid opnemen voor hun daden. Een dergelijke erkenning zou het herstelproces, voor alle partijen, kunnen vergemakkelijken.
Na het vonnis: ‘De zaak-Pelicot heeft pijnlijk duidelijk gemaakt dat de verkrachtingscultuur echt bestaat’
In een recent opiniestuk voor De Standaard stelden jullie vragen bij het schuldinzicht van Sven Pichal. Hij had in de rechtbank verklaard dat hij zich diep schaamde ‘voor alle slachtoffers van misbruik’. ‘Met die krukkige schaamte schieten we niet veel op,’ schreven jullie, ‘het is eerder een dekmantel om de schuld af te houden.’
De Coster: Die schaamte lijkt hier eerder een schaamlap. Hij brengt niet onder woorden wat hij precies verkeerd heeft gedaan, en tegenover wie. Hij legt, anders gezegd, niet echt rekenschap af.
Is schaamtegevoel in het herstelproces niet essentieel? Het duidt op z’n minst op schuldinzicht.
De Coster: In dit geval lijkt het meer een soort sociaal schild. Ik ga er ook van uit dat elke advocaat zijn cliënt in het oor fluistert dat hij iets dergelijks moet zeggen. Misschien hebben slachtoffers hier iets aan, maar het is hoogstens een eerste stap naar de volledige erkenning van de gemaakte fout. En ik ben er nogal zeker van dat onze kijk op daderschap die erkenning in de weg staat.
Als deel van jullie onderzoek vroegen jullie een aantal mensen om te reflecteren op de vraag wat volgens hen ‘het ergste’ is wat ze iemand hebben aangedaan.
De Coster: Het startpunt van ons onderzoek was een brief van mij aan Teddy, waarin ik dezelfde vraag aan onszelf stelde.
Tops: Ik heb, met enige tegenzin, eerlijk geantwoord dat ik ooit gejat heb, en iemand heb gepest. Daar schaam ik me nog altijd diep voor. Tegelijk kan ik me, net als die mannen in het proces-Pelicot, niet met dat daderschap vereenzelvigen. Ik vind mezelf natuurlijk veel meer dan alleen die pestkop. Ik moest ook vaststellen dat het best een confronterende vraag is.
‘Ik heb ooit iemand gepest. Daar schaam ik me nog altijd diep voor. Tegelijk vind ik mezelf natuurlijk veel meer dan alleen die pestkop.’
De Coster: Dat verklaart natuurlijk waarom het zo veel moeite kostte om getuigenissen te vinden. Aanvankelijk wilden we geen anonieme getuigenissen, maar dat bleek niet haalbaar. Sommige deelnemers haakten ook af toen ze met hun eigen woorden werden geconfronteerd.
Een openlijke biecht ontneemt je misschien ook wel van het ons zo dierbare recht om zelf morele oordelen te mogen vellen.
Tops: Ik vind niet dat ik pesten niet meer mag veroordelen omdat ik me er zelf ooit aan bezondigd heb. Misschien ben ik dan ‘als dader’ juist beter gewapend om hier iets over te vertellen? Als gewezen pestkop kan ik een zekere ervaringsdeskundigheid inbrengen.
Rutger Bregman stelt dat alle mensen deugen. Zijn jullie misschien van plan om het tegenovergestelde aan te tonen?
De Coster: Het is niet onze bedoeling een moreel oordeel te vellen over de mensheid. Wat mij wel interesseert, zijn de mechanismes die mensen ertoe aanzetten om dingen te doen waar ze zichzelf niet toe in staat achtten. We zijn ook al gaan praten met Christophe Busch (historicus, criminoloog en directeur van het Hannah Arendt Instituut›, een expert in deze materie. Bij hem gaat het dan vooral over oorlogsmisdaden, die vaak te verklaren zijn door de gedachteloosheid waarmee mensen meestappen in een bepaalde ideologie. Ik leer daaruit hoe wezenlijk autonoom denken en handelen wel is.
‘Wat mij interesseert, zijn de mechanismes die mensen ertoe aanzetten om dingen te doen waar ze zichzelf niet toe in staat achtten.’
In het nieuwste boek van Saskia, Pink Lady, gaat het over Staf Van Eyken, de beruchte seriemoordenaar. Hij werd als kind zwaar mishandeld. Je kunt je de vraag stellen hoe autonoom zo iemand nog kan handelen.
De Coster: Het zou, gezien de beestachtigheid waarmee Staf Van Eyken als kind werd behandeld, raar zijn mocht daar nog een normale mens zijn uitgekomen. Van Eyken is natuurlijk, in alle opzichten, een uitzonderlijke case. Hij heeft de diagnose ‘psychopaat’ gekregen en is tijdens de vele therapieën die hij heeft gevolgd tot het inzicht gekomen dat hij maar beter levenslang in de gevangenis kan blijven. Hij weet dat hij anders zou hervallen. Dat maakt het behalve een bijzondere ook wel een eenvoudige zaak. Hij neemt het daderschap duidelijk op zich en weet dat hij een gevaar is voor de maatschappij. In zowat alle andere cases zit je met iemand die na de straf opnieuw een plek moet vinden in de samenleving.
Tops: In sommige gevallen kun je niet anders dan mensen opsluiten. Maar dat geldt voor een kleine minderheid. Het probleem is dat het beleid vooral op die gevangenisstraf focust. Ondertussen laten we het zorgsysteem – de preventieve kant van de zaak – verder afbrokkelen.
‘Het probleem is dat het beleid vooral op die gevangenisstraf focust. Ondertussen laten we het zorgsysteem – de preventieve kant van de zaak – verder afbrokkelen.’
Justitie biedt slachtoffers en daders de mogelijkheid tot bemiddeling. Zou het helpen als die procedure wat actiever wordt gepromoot?
De Coster: Ik heb ooit gesproken met iemand die voor zo’n bemiddelingsdienst werkt. Hij vertelde me over een gesprek tussen een dochter en een vader die haar had misbruikt. Uiteraard is het superbelangrijk dat het slachtoffer ermee instemt, maar als dat het geval is, geloof ik zeker dat zulke gesprekken voor beide partijen bijzonder helend kunnen zijn. Het economisch nut daarvan is natuurlijk nul, maar het zijn wel verhalen die – excuseer voor de wolligheid – de samenleving kunnen verbinden.
Al zal het zeker niet voor iedereen werken. Ik moet nu denken aan het boek van Emmanuel Carrère over de aanslagen in de Bataclan in Parijs, tien jaar geleden. Hij schrijft over de vader van een slachtoffer die met de vader van een van de terroristen een boek schreef, en hoe die twee vrienden werden. De vader van een ander slachtoffer bleek daar met zijn hoofd niet bij te kunnen. Sterker nog: hij vond het feit dat die vader had samengewerkt met de vader van een terrorist haast erger dan het terrorisme zelf.
Jullie spraken voor jullie onderzoek ook met een man met pedofiele neigingen. Hij vertelde dat hij zich op een manier ook een slachtoffer voelt. Het maatschappelijk taboe, zegt hij, maakt een open gesprek over zijn geaardheid onmogelijk.
De Coster: Dat is, helaas voor hem, het laatste gesprek dat ooit mogelijk zal zijn. Pedoseksuelen dienen in onze samenleving haast als een soort bliksemafleider: zolang we woedend kunnen zijn over de perversiteiten van een figuur als Sven Pichal, hoeven we niet te praten over het welig tierende, dagelijkse kindermisbruik in gezinsverband.
Therapie voor plegers van seksueel misbruik: nodig, maar garanties zijn er niet
Saskia De Coster
1976: Geboren in Leuven.
Studeerde Germaanse talen aan de KU Leuven.
2002: Debuteerde met de roman Vrije val.
Publiceerde zopas Pink Lady, het verslag van een fictieve wandeling met een seriemoordenaar.
Teddy Tops
1989: Geboren in ’s-Hertogenbosch (Nederland).
Studeerde aan de academie voor journalistiek in Tilburg.
Tops presenteert het VPRO-programma Een uur cultuur op Radio1 en is directeur van het internationale spokenwordplatform Mensen Zeggen Dingen.
Van haar hand verschijnt binnenkort Egelskop, haar debuutroman.