Wouter Van Hooydonk

‘Mannenbevrijding vraagt meer dan ‘trickle down’-feminisme’

Wouter Van Hooydonk Doctoraatstudent filosofie UAntwerpen

De conceptuele kaders die ontstaan zijn binnen feminisme als Witte vrouwenbeweging, schieten te kort als we van feminisme een radicaal inclusieve strijd tegen een patriarchaat dat iedereen schaadt willen maken. Dat schrijft Wouter van Hooydonk in een reactie op Sigrid Wallaert en Émilie Vanmeerhaeghe.

In hun reactie op het interview over mannen en feminisme dat ik aan Knack gaf, pleiten Sigrid Wallaert en Émilie Vanmeerhaeghe ervoor om te focussen op wat ons verbindt. Dat is, gelukkig, veel. Ik deel hun veroordeling van een binaire visie op gender, en hun oproep om vooral naar maatschappelijke structuren te kijken in plaats van individuen met de vinger te wijzen. Net als zij denk ik dat de belangrijkste feministische vraag is: Wat voor samenleving willen we, en hoe kunnen we daar geraken? Dat ik als feminist killjoy wijs op de feministische blinde vlek voor mannen, wordt juist door die vraag gemotiveerd.

Wallaert en Vanmeerhaeghe schrijven dat de feministische strijd bij uitstek een radicaal inclusieve strijd is. Als ideaalbeeld teken ik daarvoor, maar als weergave van de werkelijkheid klopt het simpelweg niet. Feminisme anno 2025 beweert te strijden tegen alle vormen van genderongelijkheid en erkent dat mannen ook lijden onder het patriarchaat. In de praktijk blijft het echter grotendeels over vrouwen en genderminderheden gaan. Mannelijke slachtoffers van misdrijven die vooral vrouwen treffen, zoals seksueel en huiselijk geweld, worden behandeld als buitenbeentjes. Genderongelijkheid ten nadele van mannen is geen prioriteit, als het al op de feministische radar verschijnt. Hedendaags feminisme zegt er voor iedereen te zijn, maar handelt daar niet naar.

Conceptuele barrières

Die feministische oogkleppen zijn geen toeval, en ook niet alleen maar het gevolg van het feit dat er zo weinig feministische mannen zijn. Het probleem zit dieper.

Het soort feminisme dat de afgelopen decennia in het Westen het meest invloedrijk is geweest, stelt de belangen en problemen van geprivilegieerde witte vrouwen centraal. Daarom wordt het ook wel Wit feminisme genoemd. Dat heeft een specifiek perspectief op wat feminisme is en wat het patriarchaat is. Feminisme is een vrouwenbeweging, eventueel uitgebreid met genderminderheden, die strijdt voor gelijke rechten binnen het huidige systeem. Het patriarchaat is de onderdrukking van vrouwen door mannen, met bijvoorbeeld seksueel geweld als middel. Deze opvattingen zal ik hier vrouwen*feminisme noemen. (Het sterretje wijst op een brede definitie van wie vrouw is en omvat ook genderminderheden. Wit feminisme heeft doorheen de geschiedenis ook veel vrouwen* gemarginaliseerd, maar dit stuk gaat over hoe het mannen uitsluit.)

Wit feminisme en vrouwen*feminisme zijn met elkaar verbonden. Het is net doordat veel Witte feministes op elk vlak behalve gender geprivilegieerd waren dat gender zo centraal stond in hun analyses, feminisme een vrouwenbeweging tegen mannelijke overheersing werd, en gelijkheid met witte, rijke mannen uit de elite het ideaal. De feministische blinde vlek voor mannen is het gevolg van die startpunten. Die werken namelijk nog steeds door in hoe veel feministen kijken naar seksueel misbruik, geweld, mannelijk daderschap, de verdeling van zorgarbeid, en veel andere hedendaagse kwesties.

Mannelijke slachtoffers

Zo stellen Wallaert en Vanmeerhaeghe dat hedendaagse antifeministische tendensen onder andere een backlash tegen de #MeToo-beweging zijn. Dat klopt, maar tegelijkertijd is die observatie in deze context nogal wrang. Die feministische beweging is namelijk allesbehalve inclusief richting mannelijke slachtoffers, waar #MeToo-grondlegger Tarana Burke zich trouwens al meermaals gefrustreerd over heeft uitgesproken.

In het Verenigd Koninkrijk werd in 2021, na decennialang feministisch activisme, een actieplan voorgesteld rond onder andere seksueel en huiselijk geweld: de ‘strategie om geweld tegen vrouwen en meisjes aan te pakken’. Meer dan een kwart van de slachtoffers zijn mannen, maar die vielen uit de boot. Na protest van mannenorganisaties werd er bijgestuurd met een aanvullend document over ‘mannelijke slachtoffers van misdrijven die worden beschouwd als geweld tegen vrouwen en meisjes’. Dit is een karikatuur: een uitvergroting van de meest kenmerkende trekken van vrouwen*feminisme.

Vanuit een ‘mannen onderdrukken vrouwen’-feminisme kunnen mannelijke slachtoffers, zeker die van vrouwelijke plegers, immers nooit meer zijn dan uitzonderingen die de regel bevestigen. Het bestaan van mannelijke slachtoffers wordt wel erkend, maar daar stopt het ook. Analyses over hoe gender een rol speelt in hun slachtofferschap worden zelden gemaakt en vinden hun weg naar het bredere publiek niet. Sterker nog: mannelijke slachtoffers krijgen binnen dit kader niet eens de conceptuele ruimte om die analyses zelf te maken. Niet alleen in theorievorming maar ook in beeldvorming, onderzoek en beleid is er ‘dankzij’ deze manier van denken buitenproportioneel weinig aandacht voor mannelijke slachtoffers. Dat zij zich zelden door dit soort feminisme aangesproken voelen, mag dan ook niet verbazen.

Iets gelijkaardigs zien we rond het begrip ‘gendergerelateerd geweld’. Voor vrouwen*feminisme is dat synoniem met geweld tegen vrouwen en genderminderheden, een patriarchaal machtsinstrument waarmee mannen hun dominante positie handhaven. Die allesbehalve inclusieve definitie wordt nog steeds gehanteerd door veel prominente feministische organisaties, en is verankerd in internationale verdragen en instellingen. In werkelijkheid is geweld dat vooral mannen treft ook erg gegendered en patriarchaal, van caféruzies over het drugsgeweld in onze steden tot de gruwel van het Russisch-Oekraïense front. Maar voor mannen is het natuurlijk moeilijk om dat in te zien als de dominante interpretatiekaders gendergerelateerd geweld gelijk stellen met geweld tegen mensen die geen cis man zijn.

bell hooks

Voor een goed begrip: die vrouwen*feministische analyses zijn niet incorrect. Ze zijn wel eenzijdig, en daarmee een hindernis voor een daadwerkelijk radicaal inclusieve feministische strijd. Dat een conceptueel kader dat door en voor vrouwen* werd gecreëerd niet volstaat om de gegenderde ervaringen van mannen te duiden, mag niet verbazen. Het is bij uitstek een illustratie van feministische inzichten over het belang van representatie in kennisproductie.

Gelukkig is feminisme meer dan vrouwen*feminisme. Een andere manier om over feminisme en mannen na te denken, vinden we bij de radicale Zwarte feministe bell hooks. Zij heeft een bredere visie op wat het patriarchaat is: een systeem dat diep vervlochten is met witte suprematie, kapitalisme en imperialisme, en dat ons allemaal tot radertjes in die machine probeert te maken. Patriarchale mannen zijn daarbij niet de ultieme onderdrukkers, maar eerder onderdrukkers-in-onderaanneming, gebrainwasht door een systeem dat ook hen schaadt. Feminisme is de strijd tegen die vervlochten systemen van onderdrukking en dus logischerwijs meer dan een vrouwen*beweging. Feministische mannen zijn volwaardige medestrijders, geen bondgenoten.

De radicale implicaties van hooks’ feminisme komen het meest naar voren in hoe ze over mannelijk daderschap denkt. Waar Wit feminisme dat als een uiting van privilege ziet, die weliswaar met een prijs komt, noemt hooks het een uiting van moreel bankroet, krankzinnigheid, en dehumanisering. Mannen worden in onze maatschappij tot dader gemaakt. Ten koste van anderen, zeker, maar ook ten koste van hun eigen menselijkheid. Wie dat een privilege noemt, bevestigt eigenlijk dat anderen kunnen domineren iets is om na te streven, en reproduceert daarmee het patriarchaal-koloniaal-kapitalistische waardenkader. Hier wordt duidelijk hoe groot het bevrijdende en transformatieve potentieel van feminisme echt is, voor mannen en voor de samenleving.

Meer en beter feminisme

Wallaert en Vanmeerhaeghe merken terecht op dat de strijd voor vrouwenemancipatie niet alleen de levens van vrouwen verbeterde, maar voor iedereen een betere samenleving creëerde. Het dominante ideaal van de man als kostwinner bevragen, bijvoorbeeld, komt inderdaad ook mannen ten goede. Mannenbevrijding omvat echter veel meer dan de positieve neveneffecten van een door vrouwen en genderminderheden vormgegeven feminisme. ‘Trickle down’-feminisme zal niet volstaan.

Feminisme als vrouwenemancipatie en feminisme als strijd tegen een patriarchaat dat iedereen schaadt, zijn niet altijd even verenigbaar. Als feministen moeten we dus keuzes maken over welke richting we uit willen gaan.

Dat brengt ons terug bij de hamvraag: wat voor samenleving willen we, en hoe geraken we daar? Wallaert, Vanmeerhaeghe en ik delen doel en methode: een samenleving waarin elke vorm van onderdrukking wordt bestreden, door middel van een radicaal inclusieve feministische strijd. Alleen vrees ik dat we vanuit denkkaders die mannen uitsluiten of naar de feministische marge duwen geen brede anti-patriarchale coalitie kunnen bouwen. Daar iets aan doen is een urgente en noodzakelijke stap richting meer en beter feminisme, waarin mannen de ruimte krijgen om medestrijders te zijn.

Wouter van Hooydonk is doctoraatsstudent filosofie aan de UAntwerpen. Hij woont in de Seefhoek en doet vrijwilligerswerk met kwestbare jongeren bij YAR Vlaanderen. Hij werkt momenteel aan een boek over hoe waardevol feminisme voor mannen kan zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content