Op maandag 7 juli leggen heel wat artsen het werk neer omdat ze zich niet kunnen vinden in de hervormingsplannen van minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit). 45 jaar geleden staakten artsen ook al omdat de overheidsmaatregelen volgens hen hun professionele autonomie en financiële zekerheid bedreigden. ‘Ook nu draait het om structurele hervormingen: de ziekenhuisfinanciering, transparantie, uitgavengroei en autonomie van artsen’, zegt emeritus hoogleraar huisartsgeneeskunde Jan De Maeseneer.
In de winter van 1979-1980 legden duizenden Belgische artsen het werk neer om te protesteren tegen de hervormingsplannen van minister van Sociale Voorzorg Alfred Califice. ‘De discussies van toen vertonen veel gelijkenissen met de problematiek vandaag’, zegt emeritus hoogleraar huisartsgeneeskunde Jan De Maeseneer.
De politicus van de PSC, de partij wier erfgenaam vandaag Les Engagés heet, wilde onder andere artsenhonoraria beter sturen, een gezondheidsboekje invoeren en tandzorg en de verzorging van sportletsels uit de verzekering halen.
‘Dat laatste werd gezien als een privatiseringsoperatie, geïnspireerd door het toen opkomende neoliberale denken’, zegt De Maeseneer. ‘De weerstand bij artsen, en vooral bij specialisten, was groot. Maar hun actiemiddel was buiten proportie: de “stakende artsen” probeerden patiënten massaal te laten opnemen in ziekenhuizen om het gezondheidszorgsysteem te laten vastlopen.’
Naast de parallellen met de aangekondigde artsenstaking van 7 juli, ziet De Maeseneer ook belangrijke verschillen. ‘De artsenstaking van 1979-1980 draaide uit op een fiasco. Laten we leren uit het verleden.’
Tijdens die artsenstaking was u amper 27. Toch speelde u een sleutelrol in een tegenbeweging die instond voor de continuïteit van de zorg. U wilde de staking doen mislukken. Waarom?
Jan De Maeseneer: Ik was toen al actief in de Werkgroep Gezondheidsvoorlichting, die sinds begin jaren 1970 werkte rond de toegankelijkheid en kwaliteit van zorg. Toen de staking werd aangekondigd, vonden wij het moreel onaanvaardbaar dat patiënten het slachtoffer zouden worden van een conflict tussen de artsen en de overheid.
In een vergadering die amper een halfuur duurde, besloten we om het Initiatiefcomité voor de Continuïteit van de Medische Zorg op te richten. Meer dan 3000 artsen die niet wilden staken, sloten zich daarbij aan.
Die artsen weigerden zich neer te leggen bij de collectieve praktijksluiting die door artsensyndicaten werd opgelegd en toen door de Orde van Geneesheren werd goedgekeurd. Door een alternatief zorgcircuit op te zetten, konden we voorkomen dat patiënten echt in de problemen zouden komen.
Tegelijk maakte het comité de ethische keuze om niet te staken duidelijk in de media en werd een appel gedaan op de sociale verantwoordelijkheid van artsen. Het comité verdedigde het recht op zorg voor elke burger en was kritisch voor het plan van Califice.
U zegt dat die staking is uitgedraaid op een fiasco. Waarom precies?
De Maeseneer: De staking duurde in totaal 28 dagen. De situatie werd zo ernstig dat zelfs het militair hospitaal moest worden gevorderd. Premier Wilfried Martens (CVP) hervatte de gesprekken met de klassieke artsensyndicaten, maar finaal werd weinig beslist, omdat op 9 april 1980 de regering viel over de tweede staatshervorming. Met de artsen van het Initiatiefcomité werd niet overlegd, wat toch een koude douche was.
Zijn er parallellen met de acties van de artsen van vandaag?
De Maeseneer: Tot op zekere hoogte wel. Ook nu draait het om structurele hervormingen: de ziekenhuisfinanciering, transparantie, uitgavengroei en autonomie van artsen.
Maar er zijn ook duidelijke verschillen. De Orde der Artsen zou zo’n staking vandaag nooit meer goedkeuren. De sociaaleconomische positie van artsen is fundamenteel veranderd. Vroeger ging het hoofdzakelijk om mannen die de enige kostwinner waren. Vandaag is er een beter evenwicht tussen mannen en vrouwen en zijn de meeste artsengezinnen tweeverdieners, wat wellicht ook leidt tot een andere houding tegenover het ‘staken’. Daarnaast zie ik onder artsen een grotere bereidheid om hun verantwoordelijkheid te nemen voor het verbeteren van het bredere gezondheidszorgsysteem.
‘In 1980 leidde de artsenstaking tot situaties waarin patiënten letterlijk nergens meer terecht konden.’
Mag de gezondheidszorg een staking niet gebruiken als actiemiddel?
De Maeseneer: De gezondheidszorg is een sector waarin je het werk niet zomaar kunt neerleggen. In 1980 leidde dat tot situaties waarin patiënten letterlijk nergens meer terecht konden. Wijlen moraalfilosoof Etienne Vermeersch, die toen actief was in de Werkgroep Gezondheidsvoorlichting, zei het heel scherp: ‘Je gebruikt een kwetsbare groep – de patiënt – om een eigen agenda te realiseren. Dat is moreel absoluut onaanvaardbaar.’
Kan dat scenario zich vandaag herhalen?
De Maeseneer: Nee, ik ben er gerust in dat artsen niet meer zullen proberen om het hele systeem plat te leggen. De acties op 7 juli zijn eerder gericht op informeren en sensibiliseren. De patiënten zullen niet worden ‘gegijzeld’.
U vindt dat er waarde zit in de hervormingsplannen van vandaag. Wat bedoelt u daarmee?
De Maeseneer: Als je de voorstellen van minister Vandenbroucke objectief bekijkt, zit er veel potentieel in. Wat betreft de transparantie naar de patiënt en de duurzaamheid van het zorgsysteem, zijn de voorgestelde ontwikkelingen broodnodig. Uiteraard is verder overleg belangrijk, bij voorkeur zonder dat de zorg voor patiënten in gevaar wordt gebracht.
‘De professionele autonomie is niet absoluut. Ze wordt begrensd door wetenschappelijke evidentie én door maatschappelijke verantwoordelijkheid.’
Een pijnpunt blijft de professionele autonomie van de arts. Loopt die gevaar?
De Maeseneer: Professionele autonomie is essentieel, zodat arts en patiënt samen tot de beste oplossing kunnen komen. Maar de autonomie is niet absoluut. Ze wordt begrensd door wetenschappelijke evidentie – evidence-based medicine – én door maatschappelijke verantwoordelijkheid. Artsen werken met collectief gefinancierde middelen. 77 procent van de zorguitgaven komt van belastingen en sociale bijdragen. Dat schept een verplichting tot overleg en transparantie.
U vindt ook dat het Belgische conventiesysteem wringt.
De Maeseneer: In België kan een arts zich buiten de conventie stellen en toch rekenen op terugbetaling voor zijn patiënt. In andere landen is dat ondenkbaar. Daar geldt: ofwel ben je in het systeem, ofwel niet. Ons halfslachtige model is op termijn moeilijk houdbaar.
Welke lessen moeten beleidsmakers en artsen trekken uit de staking van 1979-1980?
De Maeseneer: Om te beginnen dat het onethisch is om de patiënt als drukkingsmiddel te gebruiken, en dat staken als arts vooral het vertrouwen van de patiënt in artsen aantast. De noodzakelijke hervormingen vragen overleg met overheid, ziekenfondsen, artsen en andere zorgverstrekkers. Als we dat doen, denk ik dat we iets belangrijks kunnen realiseren.
Is de situatie vandaag hoopvoller dan 45 jaar geleden?
De Maeseneer: Toch wel. Ondanks spanningen zie ik bereidheid tot dialoog. De meeste artsen beseffen dat hun verantwoordelijkheid verder reikt dan de deur van hun eigen praktijk. Maar het vraagt inspanningen: blijven investeren in informatie en overleg, opleiding en maatschappelijke vorming van alle zorgverstrekkers. Alleen zo bouwen we aan een gezondheidszorg die veerkrachtig genoeg is om de uitdagingen van morgen het hoofd te bieden, zoals de vergrijzing, de sociale ongelijkheid in gezondheid en de kostprijs van geneesmiddelen en technologische ontwikkelingen. En ook oorlog is niet goed voor de gezondheid van de wereld. Laten we daar samen iets aan doen.
Lees ook
‘De betutteling stoort me het meest’: professor en huisarts Dirk Devroey staakt mee op 7 juli
Artsenlonen aan banden: hoe wordt ú daar beter van?
‘Artsenlonen: zwartmaken van hele beroepsgroep zal sociale zekerheid niet betaalbaarder maken’
Belgische gezondheidszorg: vanwaar komt het geld en waar gaat het naartoe?