Pleidooi voor het recht op een leven lang rouwen: ‘We gunnen elkaar die tijd vaak niet’

Ann Peuteman
Ann Peuteman Redactrice bij Knack

Hoelang mag rouw duren? ‘Veel langer dan we doorgaans denken’, zegt schrijfster en ervaringsdeskundige Greta Vandeborne. ‘Vaak gaat rouw nooit meer over, en dat is helemaal niet erg.’

‘Ze zeggen dat rouw overgaat, maar dat is niet zo. Het duurt een leven lang. Alleen gunnen we elkaar die tijd vaak niet’, zegt schrijfster Greta Vandeborne. Ze weet waarover ze het heeft, want in de loop der jaren heeft ze zelf al heel vaak afscheid moeten nemen. Van haar ongeboren kind, haar vader, haar moeder, haar man, een vriend. ‘Niet zo vreemd op mijn leeftijd’, zegt ze op de vooravond van haar 79e verjaardag. ‘Hoe meer je hebt geleefd, hoe meer afscheid er aan je kleeft. Op den duur voelt het alsof je leven een collage is van verschillende soorten verlies.’ In haar autofictieve verhalenbundel In mijn hart woont een meeuw, die deze week verschijnt, komen de meest uiteenlopende vormen van rouw aan bod. Niet alleen om een geliefde, maar ook om een hond en zelfs om mensen die helemaal nog niet dood zijn.

Wanneer hebt u voor het eerst gerouwd?

Vandeborne: Toen mijn vader op zijn 65e overleed. Over hem heb ik geen verhaal geschreven. Dat lukt gewoon niet. Ik heb het wel al een paar keer geprobeerd, maar ik slaagde er nooit in om hem echt eer aan te doen. Mijn vader en ik hadden een ontzettend innige band. We trokken veel samen op en hadden ook dezelfde interesses. Misschien zal ik daar op een dag over kunnen schrijven, maar nu nog niet.

Over de dood van uw moeder hebt u wel een verhaal geschreven.

Vandeborne: Zij is 102 geworden. Dan valt de dood net iets gemakkelijker te aanvaarden. Zeker omdat ze zelf klaar was met het leven. Tot haar honderdste verjaardag voelde ze zich nog heel goed, maar daarna begon ze mentaal af te takelen. Ze zei vaak letterlijk dat ze wilde sterven. Dat is iets helemaal anders dan mijn vader, die nog middenin het leven stond. Al voelt het hoe dan ook vreemd om plots niemands kind meer te zijn. Zelfs als je de zeventig voorbij bent.

De dood van uw tweede man noemt u dan weer ‘het allergrootste verlies’.

Vandeborne: Romain was de liefde van mijn leven. Twee maanden voor ons huwelijk kreeg hij te horen dat hij ALS had. De dokter gaf hem nog twee tot vijf jaar, maar het zijn er uiteindelijk negen geworden. Omdat hij een lange bucketlist had, hebben we in die tijd nog heel veel nieuwe herinneringen gemaakt. Samen trokken we naar Cannes, Andalusië, Umbrië, Normandië, Porto en Madeira. Een van Romains wensen was ook om een theaterstuk van William Shakespeare te zien in het beroemde Globe Theatre in Londen. Ook dat hebben we gedaan. Maar ondertussen sloopte de ziekte hem almaar meer en uiteindelijk is hij in mijn armen gestorven. (denkt na) Op zo’n groot verlies kun je je op geen enkele manier voorbereiden.

In de ogen van veel mensen is er een soort hiërarchie van verlies.

U schrijft dat een mens pas ontdekt hoe hij rouwt wanneer hij het in alle hevigheid meemaakt. Hoe was dat bij u?

Vandeborne: Kort na Romains dood ben ik – op de vlucht voor de herinneringen – van Oostende naar Gent verhuisd. In mijn nieuwe flat stortte ik compleet in. Ik lag de hele tijd op de bank, had te weinig fut om iets te ondernemen en voelde me elke dag nog wat dieper wegzakken. Sindsdien weet ik dat rouwen iets is wat je met je hele lijf doet. Alles heb ik geprobeerd om mijn rouwproces te versnellen en draaglijker te maken, maar niets hielp. Van de kalmeerpillen die ik een tijdje slikte, werd ik wel rustiger maar ook ontzettend suf. Na lang aarzelen heb ik dan maar een afspraak gemaakt bij een psychotherapeut. Hij suggereerde dat ik het misschien wel zo moeilijk had omdat ik me schuldig voelde. En hij had gelijk. Romain wilde heel graag thuis sterven, maar op den duur kon ik de zware fysieke zorg voor hem niet meer dragen. Zelfs niet met de hulp van een thuisverpleegkundige. Er was geen andere keuze dan hem in het ziekenhuis te laten opnemen. Tijdens de drie maanden dat hij daar op de dienst palliatieve zorg lag, bleef hij herhalen dat hij terug naar huis wou. Maar dat kon niet. Lange tijd heb ik me heel schuldig gevoeld dat hij in het ziekenhuis is gestorven, maar door de therapie heb ik me er een beetje overheen kunnen zetten. Al is de echte ommekeer er pas gekomen toen ik het verhaal van Romains ziekte en de manier waarop we daar samen mee zijn omgegaan begon op te schrijven. Het hielp me niet alleen om alles te verwerken, ik bleek ook nog eens heel graag te schrijven. Twee jaar na zijn dood lag mijn boek Negen jaar met ALS in de winkel.

Helpen herinneringen tijdens een rouwproces of maken ze het net zwaarder?

Vandeborne: Dat is heel dubbel. Ik ben destijds uit Oostende vertrokken omdat ik op elke straathoek aan Romain werd herinnerd. Dat kon ik niet aan. Maar hoe langer hij er niet meer was, hoe banger ik werd voor valse herinneringen. Mensen hebben nu eenmaal de neiging om zich sommige dingen mooier voor te stellen dan ze in werkelijkheid waren. Ondertussen ga ik wel weer geregeld naar Oostende terug. Nog altijd kom ik er Romain de hele tijd tegen, maar nu overheersen de mooie herinneringen. Op een manier is Oostende zelfs zijn herdenkingsplek geworden. Een andere heb ik niet. Ik had graag gehad dat zijn as in zee werd uitgestrooid, maar dat wilde hij niet. ‘Het is daar veel te nat en te koud’, zei hij. (lacht)

Welk advies zou u geven aan iemand die net zijn partner heeft verloren?

Vandeborne: Schaam je niet om zoveel over je verlies te praten als je wilt en durf hulp te vragen. Zelf heb ik daar te lang mee gewacht omdat ik ervan overtuigd was dat ik alles in mijn eentje moest kunnen verwerken. Maar in een tijd van radeloos verdriet lukt dat gewoon niet. Dan heb je echt iemand nodig die je bijstaat en je ook echt begrijpt, of dat nu een psychotherapeut is of een heel goede vriend die hetzelfde heeft meegemaakt.

U hebt al vaak afscheid moeten nemen. Went dat op den duur een beetje?

Vandeborne: Totaal niet. Elk verlies is weer net als het allereerste. Sterker nog: het haalt het verdriet voor geliefden die je eerder al bent verloren weer naar boven. Dat heb ik vooral ervaren toen mijn moeder stierf: plots moest ik weer de hele tijd aan de dood van mijn vader denken. Ook al was dat ondertussen zo’n veertig jaar geleden.

Sommige van uw verhalen gaan helemaal niet over mensen die zijn overleden. Kun je ook rouwen om iemand die nog leeft?

Vandeborne: Natuurlijk! Ik rouw al jaren om mijn oudste broer, die dementie heeft. Eerst hadden we niet door wat er aan de hand was. Hij begon zich helemaal anders te gedragen en was soms zelfs ronduit agressief. Telkens als we elkaar zagen, begon hij ruzie te zoeken. Daardoor hadden we al minder contact tegen de tijd dat de diagnose werd gesteld. Zonder dat ik het goed en wel besefte, was het afscheid toen al begonnen. Wat later moest hij noodgedwongen naar een woonzorgcentrum verhuizen. Zowel voor zijn vrouw als voor mij was dat alweer een afscheid. Sindsdien is hij alleen maar achteruitgegaan. Eerst herkende hij ons nog af en toe, nu totaal niet meer. We moeten dus niet één keer afscheid van hem nemen, maar telkens opnieuw en opnieuw. Mijn broer leeft nog altijd, maar voor ons is hij er niet meer echt. En dus rouwen we al om hem. Veel mensen begrijpen dat niet goed.

Uw verhalen lezen als één groot pleidooi voor het recht op rouwen. Hebben we dan niet genoeg begrip voor mensen die in de rouw zijn?

Vandeborne: Dat hangt ervan af wat de reden is en hoelang de rouw duurt. Ieder mens heeft het recht om te rouwen om wie of wat hij wil. Dus niet alleen als je partner, je kind, je vader of moeder sterft, maar ook als je afscheid moet nemen van je hond, een vriendschap of een lange relatie. Jammer genoeg bestaat er in de ogen van veel mensen een soort hiërarchie van verlies: het ene afscheid is erger dan het andere en dus mag je er dieper en langer om rouwen. Zo is er veel meer empathie voor een moeder die verdriet heeft om haar overleden peuter dan voor iemand die een miskraam heeft gehad. Dat heb ik zelf gemerkt toen ik mijn zoontje na vijf maanden zwangerschap verloor. ‘Gelukkig heb je al twee gezonde kinderen’, zeiden de mensen toen. Of nog erger: ‘Miskramen horen nu eenmaal bij het leven.’ Vandaag kunnen koppels die hun ongeboren kind verliezen gelukkig al op meer steun rekenen. Er is nu zelfs een woord voor: sterrenkindjes.

Mijn broer leeft nog, maar toch rouw ik al jaren om hem.

Bent u vandaag, bijna vijf jaar na de dood van uw man, nog in de rouw?

Vandeborne: Jazeker. Ik mis Romain nog elke dag. Zodra ik ’s ochtends wakker word, begin ik tegen hem te praten. ‘Het is weer een nieuwe dag. Help je me hem door te komen?’ zeg ik dan. Drink ik een goed glas wijn, dan bedenk ik dat hij daar ook van zou hebben genoten. Als ik over een kasseistrook wandel, vraag ik me af hoe hij er in zijn rolstoel overheen zou zijn geraakt. Af en toe zijn er ook nog dagen dat ik nergens energie voor heb en de hele tijd loop ik te huilen. Dat heb ik ondertussen aanvaard, want ik weet dat ik niet meer kopje-onder zal gaan. Het zou me niet verbazen als ik tot mijn laatste dag om hem zal rouwen. Dat schrikt me niet af. Waarom zou het ook? Iedereen moet op zijn eigen manier kunnen rouwen. Ook als dat vijf, tien of twintig jaar duurt. Het is ook niet omdat ik nog om Romain rouw dat ik niet verder ga met mijn leven en niet van mooie momenten kan genieten.

Wie troost u wanneer u nog eens zo’n heel slechte dag hebt?

Vandeborne: Mijn twee beste vrienden. Zij zijn ook allebei hun partner verloren en dat schept een band. Verder weet haast niemand dat ik nog zo veel verdriet heb. Naarmate de tijd verstrijkt, zijn er almaar minder mensen die er nog naar vragen. Begin je er zelf over, dan zie je vaak dat ze er nogal mee verveeld zitten. Ik zou iedereen de raad willen geven om met rouwenden over hun verdriet te blijven praten of hen toch minstens te laten voelen dat ze er bij jou mee terechtkunnen. Niet alleen in de eerste weken en maanden, maar ook jaren later nog.

Is het probleem niet dat veel mensen geen idee hebben wat ze moeten zeggen?

Vandeborne: Dat ís ook niet gemakkelijk. De meeste mensen wensen je sterkte. Maar wat betekent dat eigenlijk? Na de dood van mijn man kreeg ik ook vaak te horen dat ik een sterke vrouw ben of dat ik blij mocht zijn dat ik zo’n grote liefde had gekend. Na een tijd beginnen vrienden je ook raad te geven. Dat je je zinnen moet verzetten, bijvoorbeeld, of dat je beter op zoek kunt gaan naar een nieuwe partner. Het ergerlijkste is misschien wel dat mensen je de hele tijd op het hart drukken dat je ‘het moet proberen los te laten’. Alsof dat een optie is. Rouwexpert Manu Keirse zegt dat je je overleden geliefde helemaal niet hoeft los te laten. Je moet hem alleen op een andere manier proberen vast te houden. En dat is precies wat ik elke dag weer probeer te doen.

Greta Vandeborne, In mijn hart woont een meeuw, Vrijdag, 96 blz., 20 euro.

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content