‘Terwijl er volop wordt gefocust op de kinderwens van wensouders, lijkt het kind als verhoopte uitkomst van een fertiliteitstraject soms vergeten te worden’, schrijft onderzoeker Tine van Hof (UAntwerpen) naar aanleiding van het recente donorschandaal in ons land.
De verontwaardiging is groot na het recente donorschandaal waarbij in België alleen al maar liefst 52 kinderen werden verwekt bij 37 vrouwen door het sperma van één Deense spermadonor met een kankerverwekkend gen. Er wordt volop naar een zondebok gezocht, zowel bij de voorgaande ministers van Volksgezondheid die tot begin 2024 nalieten een databank op te richten als bij het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproblemen die al langer op de hoogte was van het kankergen. Dat deze verontwaardiging zich richt op het falen van de overheid in dit concreet geval is begrijpelijk, maar zonder het systeem van donorconceptie meer grondig in vraag te stellen, zijn toekomstige schandalen niet uit te sluiten.
Een fertiliteitstraject begint altijd met een of twee wensouders die een “eigen” kind willen, maar waarbij er medische (bv. onvruchtbaarheid) of andere obstakels (bv. alleenstaand zijn) in de weg staan om deze wens te vervullen. De medische wetenschap staat al heel ver om op zoveel mogelijk obstakels een antwoord te bieden.
Het juridisch kader volgt tot op zekere hoogte deze medische ontwikkelingen: sinds 2007 hebben we in België de Wet Medisch Begeleide Voortplanting die o.a. het ouderschap van de wensouders na sperma- en eiceldonatie regelt. De kinderwens van wensouders zoveel mogelijk honoreren en faciliteren staat centraal in het fertiliteitstraject. Om deze wens te kunnen vervullen, heeft men echter nood aan voldoende donoren, en hier wringt het schoentje in België. Om aan de vraag van wensouders te kunnen voldoen, doen de Belgische fertiliteitscentra in grote mate een beroep op sperma dat uit Deense commerciële spermabanken komt. Dit is echter niet zonder risico’s, zo blijkt.
Terwijl er volop wordt gefocust op de kinderwens van wensouders, lijkt het kind als verhoopte uitkomst van een fertiliteitstraject soms vergeten te worden. Veel meer dan de wensen van wensouders, zouden de rechten en belangen van dit kind centraal moeten staan. Het kind heeft namelijk geen inspraak gehad in de beslissing om verwekt te worden met donormateriaal, maar zal vroeg of laat wel voor dit voldongen feit worden geplaatst.
Cruciaal voor het kind in deze context is zijn of haar fundamenteel recht op kennis over de eigen afstamming. Dit recht wordt beschermd door het Kinderrechtenverdrag en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Wanneer donorconceptie vanuit het perspectief van dit recht van het kind wordt gezien, en niet langer vanuit de kinderwens van wensouders, moeten verschillende praktijken worden herdacht.
De Belgische wetgever moet ten eerste een einde maken aan het gebruik van anonieme donoren. Het recht van een kind op afstammingsinformatie kan alleen worden gerespecteerd indien donoren gekend zijn en indien deze informatie ook toegankelijk is voor het kind. De angst dat dit zal leiden tot een nog groter tekort aan donoren mag vanuit kinderrechtenperspectief absoluut geen rol spelen. Belangrijk is immers niet dat de kinderwens van alle wensouders wordt vervuld, maar dat elk kind dat ter wereld komt toegang heeft tot zijn of haar afstammingsinformatie.
Het Grondwettelijk Hof heeft in september 2024 ook in die zin geoordeeld en de wetgever de duidelijke taak gegeven om de huidige wetgeving aan te passen. Minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke heeft gesteld dat hij werk zal maken van de afschaffing van anoniem donorschap, zoals in het Federale Regeerakkoord werd bepaald.
Ten tweede mag het gebruik van buitenlands donormateriaal geen invloed hebben op de rechten van het kind. Fertiliteitscentra zouden buitenlands donormateriaal enkel mogen gebruiken indien gegarandeerd kan worden dat het kind toegang zal hebben tot zijn of haar afstammingsinformatie. Dit is niet eenvoudig. Zelfs wanneer de gegevens van de donor bijgehouden worden in een Belgisch register op het moment van import van het materiaal, is het mogelijk dat de gegevens van de donor wijzigen (bv. adres, naam) en het kind de donor daardoor niet kan traceren.
Naast het recht op afstammingsinformatie, spelen er ten derde nog andere belangen van kinderen. Zo mogen, volgens de Wet Medisch Begeleide Voortplanting, de sperma- of eicellen van eenzelfde donor niet gebruikt worden om bij meer dan zes verschillende vrouwen telkens één of meer kinderen geboren te laten worden.
Verschillende belangen van donorkinderen varen wel bij naleving van deze regel: het vermijdt al te grote onzekerheid over het aantal halfbroers- en zussen en een al te grote kans op genetische verwantschap bij het vinden van een partner. Het recente donorschandaal legt echter bloot wat al langer was geweten: er wordt niet nauw toegekeken op de toepassing van deze “zesvrouwenregel”. Het nationaal register van donoren dat in januari 2024 eindelijk werd opgericht, zou hierin verandering moeten brengen.
Hoewel dit register ongetwijfeld een stap in de goede richting is, blijft het risico op donorschandalen aanwezig bij gebruik van buitenlands donormateriaal. Er is namelijk geen wereldwijd maximum op het gebruik van donormateriaal. Een nationaal register voorkomt niet dat één donor wereldwijd honderden nakomelingen heeft en een kind dus honderden halfbroers- of zussen.
Het gebruik van buitenlands donormateriaal om te voldoen aan de kinderwens van wensouders mag de bescherming van de rechten en belangen van donorkinderen niet ondermijnen. De wetgever moet grondig nadenken over of er in het licht van de kinderrechten geen paal en perk gesteld moet worden aan het importeren van dergelijk materiaal. Een ding is alvast duidelijk: elk debat hierover moet vertrekken vanuit het duidelijk principe dat wensouders geen recht hebben op een kind, maar dat elk kind wél rechten heeft.
Tine van Hof is postdoctoraal onderzoeker en gastprofessor aan de Faculteit Rechten van de Universiteit Antwerpen. Haar onderzoeksinteresses omvatten het internationaal privaatrecht, het familierecht, en de kinderrechten. Ze is redactielid van het Tijdschrift voor Familierecht.