Exorcisme is alomtegenwoordig: ‘Dit is nu al de eeuw van de duivel’

exorcisme
Kristof Smeyers © Diego Franssens
Jeroen de Preter
Jeroen de Preter Redacteur

In Uitdrijven, een fascinerende ‘beknopte geschiedenis van het exorcisme’, laat historicus Kristof Smeyers zien hoe zowel wetenschap als kerk hebben geprobeerd de duivel een kopje kleiner te maken. Tevergeefs. Satan leeft, vandaag misschien wel meer dan ooit.

Op de eerste pagina van Kristof Smeyers’ nieuwste boek staat een beeldje uit de collectie van het kunsthistorisch museum in Wenen.

Teufel im Glas, heet het, oftewel ‘duivel in het glas’. Het gaat om een glazen obelisk van niet eens 7 centimeter hoog. In het glas zit een zwart duiveltje gevangen. Het duiveltje zou in de 16e eeuw het lichaam van een bezetene hebben bewoond. Tot het tijdens een ritueel uit het lichaam werd verdreven en – ‘snel, snel, voordat hij zich langs een lichaamsopening weer bij iemand naar binnen kon wurmen’ –  in zijn glazen gevangenis werd gestopt.

Het beeldje eindigde in de 18e eeuw in een museumcollectie in een kasteel in Innsbruck, waar het, volgens Smeyers, doet denken aan ‘prehistorische mug in amber’. Al drie eeuwen geeft het ons zo de indruk dat wij, verlichte geesten, het irrationele geloof in duivels zijn ontgroeid. Maar, schrijft Smeyers, ‘die indruk is vals. De duivel liet zich niet zo eenvoudig tot fossiel maken. De 21e eeuw is nu al zijn eeuw.’

Voor een goed begrip: Smeyers heeft het in die laatste zin niet over de duivel als metafoor. Als Smeyers schrijft dat de duivel nooit eerder zo aanwezig was in onze samenleving, dan doelt hij op de duivel als een bestaand figuur die bezit kan nemen van de mens. Diezelfde duivel dus waarover paus Franciscus, vrij naar Charles Baudelaire, nog niet zo lang geleden vertelde dat zijn grootste list erin bestaat ‘ons te doen geloven dat hij niet bestaat.’

U schrijft dat die duivel nooit zo aanwezig was als vandaag. Waaruit leidt u dat af?

Kristof Smeyers: Ik verzamel al een jaar of tien alles wat over duiveluitdrijving verschijnt. Uit die verzameling leer ik dat we, zowel wat de vraag als het aanbod betreft, een historische piek beleven. De abdij van Averbode, die zo’n beetje als het expertisecentrum voor duiveluitdrijving geldt, ontvangt jaarlijks meer dan 1000 aanvragen voor een exorcisme. Dat zijn er drie per dag. En de vraag neemt niet alleen toe bij katholieken, protestanten, moslims en joden. Ook gemeenschappen die zich niet met de grote religies identificeren zijn er gevoelig voor. Ik weet het, die trend past niet bij het beeld dat wij van onszelf hebben. Wij – ongelovigen én gelovigen – denken graag dat wij dat soort ‘bijgeloof’ achter ons hebben gelaten, en de afgelopen eeuwen almaar rationeler geworden zijn. Bij dat vooruitgangsdenken zet ik serieuze vraagtekens.

Een mogelijke verklaring voor die exorcismerevival is de opeenvolging van crisissen. Denk aan de coronapandemie. Wetenschapper Marc Van Ranst kreeg de zaak niet onder controle. 

Smeyers: Ja, waarbij ik nog graag aanstip dat vertrouwen in Van Ranst de behoefte aan een duiveluitdrijving niet per se uitsluit, en omgekeerd. Het is, historisch gezien, altijd een en-enverhaal geweest. Medische behandelingen, volkse geneeskunde en duiveluitdrijving stonden elkaar niet in de weg. Ze werkten aanvullend. Maar om op de vraag te antwoorden: de huidige golf heeft zeker met de opeenvolging van crisissen te maken. Door de geschiedenis heen zie je dat fenomenen als exorcisme, maar ook belangstelling voor het esoterische en het occulte, floreren in onzekere tijden. Dat is ook nu het geval. Ik sta ervan te kijken hoeveel van mijn studenten vandaag bezig zijn met handoplegging, astrologie, hekserij en tarot.

De coronacrisis heeft daar zeker mee te maken, hoewel je het begin van de huidige heropleving al kunt situeren rond 2007, de kredietcrisis, en zelfs nog vroeger, aan het eind van de jaren zestig van de vorige eeuw. In die periode ging de samenleving ook in onze contreien seculariseren. Het is de tijd waarin de kerk zich een ‘moderner’ imago wou aanmeten en daarom meer en meer afstand begon te nemen van praktijken zoals exorcisme, die vaak veelal magische associaties hadden.

Maar die pogingen om de kerk te moderniseren hebben het exorcisme net in de hand gewerkt?

Smeyers: Dat klinkt vreemder dan het is. Dat de kerk ervanaf wilde, nam de vraag bij de gelovigen niet weg. Die mensen gingen dan op zoek naar alternatieven, en kwamen daardoor vaak in het ondergrondse circuit van soms geldbeluste charlatans terecht. In sommige gevallen liep het ook grondig mis, met dramatische gevolgen.

De kerk heeft dat ongetwijfeld ook zelf ingezien. Het is geen toeval dat ze de laatste twintig jaar het exorcisme weer expliciet op de agenda heeft gezet. Als de behoefte aan duiveluitdrijving bij de gelovigen niet verdwijnt, zo luidde de redenering, kunnen we de regie over het exorcisme maar beter zelf in handen houden. 

De vraag naar exorcisme werd volgens u ook sterk aangezwengeld door Hollywood. De impact van de horrorfilm The Exorcist uit 1973 moet enorm geweest zijn.

Smeyers: Uit getuigenissen weten we dat, ook in Vlaanderen, mensen vaak in shock de bioscoop verlieten. De film kwam hier uit in de kerstperiode van 1973, maar al in de lente van 1974 getuigden pastoors in kranten dat de vraag naar duiveluitdrijving was gestegen, en ook de aard van de bezetenheid veel extremer was geworden. In The Exorcist gaat het over een meisje dat op muren kan klimmen, wartaal uitkraamt en haar hoofd de volle 360 graden kan draaien. Die symptomen kwamen plots ook terug in de verhalen die mensen aan priesters vertelden, en kwamen niet voor in eerdere getuigenissen.

Tijdens de 19e en 20e eeuw was een van de belangrijkste symptomen van demonische bezetenheid het plots spreken van een andere taal, in veel gevallen het Latijn. Andere veelgenoemde symptomen waren het spuwen op priesters, de omgeving van een kerk willen vermijden of plots heel creatief kunnen vloeken. Maar na The Exorcist krijg je dus plots ook enkele getuigenissen over hoofden die 360 graden ronddraaien.

Bovendien kreeg je door het succes van die film al snel een vloed van andere films en culturele producten waarin extreme demonische bezetenheid werd gethematiseerd. Ongetwijfeld heeft dat de vraag naar uitdrijvingen aangewakkerd, en er zo mee voor gezorgd dat de kerk weer meer op haar strepen is gaan staan. Als de kerk het niet doet, springen anderen in het gat. Dat zou niet alleen kunnen leiden tot ontsporingen, het is ook een inbreuk op haar eigen spirituele autoriteit. Zíj is degene die de duivel bestrijdt, en alleen zíj weet hoe dat moet gebeuren. De duivel is de vijand, zeker, maar het is wel ónze vijand.

Franciscus, de vorige paus, verklaarde nog net voor zijn dood dat het zinloos is om het bestaan van de duivel te ontkennen. ‘Wie Satan via de voordeur uit het huis zet,’ zei hij, ‘ziet hem even later weer langs het raam naar binnen klauteren.’ 

Smeyers: Het is een mooie samenvatting van een probleem dat de katholieke kerk, en bij uitbreiding alle godsdiensten, maar niet opgelost krijgen. In het verleden hebben theologen geprobeerd om de duivel te herdefiniëren als een metafoor van het kwaad in de wereld. We moesten hem niet langer als een werkelijk bestaand personage zien. Ze hebben, met andere woorden, wel geprobeerd om hem weg te werken. Maar als je dat doet, is misschien ook God zelf, als zijn tegenpool, niet meer dan een metafoor van het goede.

In 1969, vol in de periode waarin de kerk zich wou moderniseren, schreef de Zwitserse theoloog Herbert Haag het boekje Abschied vom Teufel (’Afscheid van de duivel’). Haag betoogde hier dat de bijbel perfect overeind blijft als je de duivel telkens vervangt door het kwaad in onszelf. Wij zouden daar geen reëel figuur, al dan niet met horentjes en bokkenpoten, voor nodig hebben. Vanuit de hoogste regionen van het Vaticaan is daar al vrij snel tegenreactie op gekomen door een speciaal opgerichte commissie, voorgezeten doorJoseph Ratzinger, de latere paus Benedictus XVI. 

Wat was zijn bezwaar?

Smeyers: Als je de fysieke duivel uit de katholieke kerk verwijdert en hem wegzet als een folklorefiguur, zet je meteen ook andere centrale zaken uit het katholieke geloof op losse schroeven. Ratzinger noemde onder meer het doopritueel, dat eng met de exorcismerite verbonden is. Maar dat is niet het enige probleem. Wat, bijvoorbeeld, met de heiligen die hun status hadden verdiend door een overwinning op Satan? Door de duivel te ‘degraderen’ tot een metafoor, riskeerde je, met andere woorden, een domino-effect, waardoor er uiteindelijk niet zo veel van de katholieke traditie zou overblijven. 

Als je demonische bezetenheid wegzet als bijgeloof, riskeer je de vraag te krijgen waarom de geneeskrachtige werking van het water in Lourdes dat niet is. Ook dat is niet makkelijk uit te leggen.

Smeyers: Dat is een evenwichtsoefening die de kerk altijd weer moet maken, en waar ze veel moeite mee heeft. Dat is zeker zo als het gaat over exorcisme, een praktijk die al snel naar het uitbundige en het magische neigt. Om zich van het bijgeloof te onderscheiden staat en stond de kerk officieel voor een droge rite, zonder veel spektakel. Maar wat als sociale verwachtingspatronen eerder in de richting van het spectaculaire gaan?

Pastoors die zich netjes aan de voorgeschreven rite hielden, voldeden niet altijd aan de verwachtingen, waardoor mensen toch weer op zoek gingen naar het alternatieve circuit. Dat probleem bestond al in de 19e eeuw. Pastoors werden door de kerkelijke hiërarchie aangespoord om de uitdrijving zo droog mogelijk te houden, maar in sommige gevallen zorgden ze in de praktijk wel voor het gewenste spektakel. De invloed van Hollywood zal de vraag naar spektakel ook zeker niet verkleind hebben.  

Al in de 19e eeuw werd de duivel vergeleken met ‘een paling’. Hij glibberde zich los uit elke poging om hem, samen met god, dood te verklaren. ‘De verlichting bleek niet opgewassen tegen de prins der duisternis’, schrijft u. Vraag is hoe dat komt. Omdat hij echt bestaat? Of, meer plausibel, omdat wij mensen een genetische aanleg hebben voor spiritualiteit?

Smeyers: Ik denk niet dat we er in die termen over moeten nadenken. Ik zie duiveluitdrijving in de eerste plaats als een soort voorzorgsmaatregel of als een praktische handeling. Als ik naar de historische bronnen kijk, zie ik dat een groot aandeel van de mensen die om een duiveluitdrijving vroegen, niet noodzakelijk in de duivel als reële figuur geloofden. 

U citeert in dat verband de tuinier van de abdij van Averbode, midden jaren 60 van de vorige eeuw. ‘Ge meut er wel nie aan geloeven mor ge meut toch hiel verzichtig zen!!!’ Vrij vertaald: je moet niet in Satan geloven, maar let toch maar op. 

Smeyers: Baat het niet, dan schaadt het niet. Dat is het sentiment dat het vaakst terugkwam in de bronnen. En ik vermoed dat ook mensen die vandaag kiezen voor een duiveluitdrijving niet noodzakelijk geloven dat er een duivel bestaat met een drietand en horentjes op z’n hoofd. Maar het kan geen kwaad om toch even langs te gaan bij een gespecialiseerde priester. Je weet maar nooit. 

U schrijft dat, behalve de kerk, ook de nieuwe Belgische staat in 1830 worstelde met de duivel. De nieuwe natie wilde zich graag profileren als een verlichte natie, waar ‘primitief volksgeloof’ hoogstens nog in de geesten van de oudste generatie zou voortleven.

Smeyers: Maar vrijwel meteen liep het mis. In dat nieuwe, liberale en moderne België kreeg de stad Lier in 1833 te maken met een soort epidemie van demonische bezetenheid. Dat liep helemaal uit de hand, waardoor de hulp van exorcisten, en later ook de gendarmerie, moest worden ingeroepen. In dezelfde periode zie je vergelijkbare momenten van collectieve explosie op nog veel meer plaatsen in Europa. Niet veel later zie je de vroegste theorieën ontstaan over massahysterie, en hoe mensen elkaar kunnen aansteken. Later in de eeuw zie je de opkomst van de psychologie als wetenschap, die zulke fenomenen als hysterie of neurosen bestempelt.

Wat psychologen toen ‘hysterie’ noemden, zouden ze vandaag wellicht ‘hallucinaties’ of bipolaire stoornis’ noemen. Moeten we de verklaring voor ‘demonische bezetenheid’ in die richting zoeken?

Smeyers: Ik durf daar geen diagnoses op te plakken. Ik ben ervan overtuigd dat de medische wetenschap niet op elk van die individuele gevallen een antwoord heeft. Die wetenschap duwt haar limieten steeds verder, maar sommige zaken zullen altijd buiten ons kennisveld blijven vallen.

Er zijn recent nog gevallen beschreven waarin een duiveluitdrijving wel degelijk een effect had. Wellicht een placebo-effect, maar als dat gebeurt, in combinatie met een psychiatrische behandeling en medicatie, dan heeft dat zijn therapeutische waarde. Het is geen toeval dat psychologen en psychiaters zoals Freud nauw contact hadden met priesters. Ze bestudeerden hun exorcismebehandelingen om hun eigen therapeutische behandelingen verder te ontwikkelen. 

Lees ik u goed als ik zeg dat paus Franciscus ten gronde gelijk had, en het geen zin heeft om de duivel ‘de deur uit te stampen’? 

Smeyers: Die pogingen zijn altijd grandioos mislukt. De kerk lijkt dat begrepen te hebben en plaatst de exorcismepraktijk de laatste twintig jaar meer en meer in de context van een medische behandeling. Ik ben geneigd om te denken dat dat in sommige gevallen een juiste manier van werken is. Op die manier kun je grote drama’s en excessen vermijden. Tegelijk vrees ik dat de kerk hiermee te laat komt. Ze heeft niet meer het sociale en culturele gewicht om werkelijk richting te geven. Dat verklaart mee waarom, zeker in de grootsteden, charlatans en/of criminelen vrij spel hebben. 

Tot slot nog een persoonlijke vraag. U schrijft dat u The Exorcist nooit heeft gezien. Te akelig? 

Smeyers: Inderdaad. Een pastoor heeft me ooit gevraagd om mee te gaan naar een duiveluitdrijving. Ik heb dat, om diezelfde reden, beleefd geweigerd. (denkt na) Ik vertelde daarstraks dat mensen die een duiveluitdrijving ondergaan, niet noodzakelijk geloven dat ze door Satan bezeten zijn. Het is eerder van: je weet maar nooit. Misschien dat ik om dezelfde reden geen duiveluitdrijving wil bijwonen. Je weet maar nooit (lacht).

Bio

Kristof Smeyers

Geboren in 1988.

Publiceerde in 2016, samen met Erik Buyst, Het gestolde land. Een economische geschiedenis van België (Uitgeverij Polis).

In 2021 haalde hij zijn doctoraat aan de Universiteit van Antwerpen met een studie naar het bovennatuurlijke in de moderne Britse Eilanden.

In 2022 publiceerde hij Raaf: cultuurgeschiedenis in vogelvlucht (Uitgeverij Ertsberg), een jaar later volgde Wolf: wildernisgeschiedenis (Uitgeverij Ertsberg).

Vandaag is Smeyers verbonden aan de KU Leuven, waar hij onderzoek doet naar de geschiedenis van religie, magie en wetenschap.

Kristof Smeyers, Uitdrijven, een beknopte geschiedenis van het exorcisme, Otheo Books, 288 blz., 24,99 euro.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise