Het federale regeerakkoord belooft eindelijk werk te maken van een wettelijk kader voor altruïstisch draagmoederschap: met vooraf vastgelegde afspraken en een automatische erkenning van wensouders vanaf de geboorte. Maar die belofte mag geen stille wachtkamer worden.
De voorbije dagen ging de oproep van Djeno en Caro viraal. Het jonge koppel, dat na kanker geen zwangerschap meer kan dragen, zoekt een draagmoeder voor hun genetisch kind. Hun kwetsbare, warme oproep raakte duizenden mensen. Ze toonden niet alleen hun verlangen, maar ook hun moed om zich zo open te tonen in een zoektocht die al moeilijk genoeg is.
Dat hun vraag op sociale media zoveel steun oproept, is mooi: het toont hoezeer mensen meeleven en hoe breed de solidariteit is. Maar precies die zichtbaarheid legt ook bloot hoe weinig houvast wensouders vandaag hebben. Draagmoederschap wordt soms voorgesteld alsof het simpelweg gaat om “een vrouw die een kind draagt voor iemand anders”, terwijl het in werkelijkheid een intens en langdurig traject is.
In veel gevallen kennen wensouders en draagmoeder elkaar al. Maar in situaties zoals die van Djeno en Caro ontstaat de mogelijkheid dat twee mensen die elkaar nog nooit eerder zagen samen een van de meest kwetsbare processen van hun leven aangaan.
Een draagmoederschapstraject steunt op vertrouwen, gesprekken, screening, opvolging en duidelijke afspraken. Vandaag gebeurt dat in België volledig op goodwill. Er is geen enkel wettelijk kader. Een handvol ziekenhuizen begeleidt dergelijke trajecten uit eigen verantwoordelijkheidszin, maar zonder juridisch houvast blijft alles broos. Wie aan zo’n intens proces begint, doet dat in een kwetsbaarheid die niemand zou moeten dragen: alles wat duidelijkheid en bescherming zou moeten bieden, ontbreekt.
Zowel voor als tijdens de zwangerschap blijft dat vacuüm voelbaar. Artsen mogen wettelijk enkel communiceren met de draagmoeder, want zij is de officiële patiënt. Wensouders staan noodgedwongen aan de zijlijn, zonder beslissingsrecht, zelfs wanneer het hun eigen genetisch kind betreft. Of gemaakte afspraken worden nageleefd, hangt volledig af van goodwill, niet van juridische zekerheid.
Wanneer een zwangerschap medisch dreigt mis te lopen, wordt dat contrast nog scherper. Alleen de draagmoeder kan dan beslissen over het al dan niet onderbreken van de zwangerschap, ook wanneer het gaat om een kind dat zij zelf niet zal opvoeden. Wensouders hebben geen enkele formele stem in beslissingen die diep ingrijpen op de toekomst en levenskwaliteit van hun kind. Het is een ethisch en emotioneel geladen situatie waarvoor de wet vandaag totaal geen kader biedt.
Na de geboorte wordt het contrast zo mogelijk nog schrijnender. De draagmoeder blijft juridisch de moeder en de wensouders moeten een adoptieprocedure opstarten die maanden kan duren. In die periode vallen zij tussen alle mazen van het systeem. Zij hebben geen recht op moederschapsrust of ouderschapsverlof, hoewel zij het kind dag en nacht verzorgen. Zij mogen niet formeel beslissen wanneer blijkt dat hun baby medische zorg nodig heeft of krijgen geen toegang tot kinderbijslag. Voor veel wensouders voelt het onwezenlijk en pijnlijk: het kind dat zij vanaf minuut één vasthouden en beschermen, is in de ogen van de wet niet van hen.
Deze juridische leegte maakt niet alleen volwassenen, maar vooral het kind kwetsbaar. Wie het belang van het kind centraal wil stellen, kan deze situatie onmogelijk verdedigen.
Ook ziekenhuizen en lokale besturen worden meegezogen in die onzekerheid. De weinige ziekenhuizen die draagmoederschap begeleiden, doen dat uit medemenselijkheid, maar nemen daarbij aanzienlijke juridische risico’s. Lokale besturen bevinden zich in dezelfde positie: de VVSG waarschuwt dat gemeenten elk hun eigen interpretatie hanteren, waardoor gezinnen met een vergelijkbaar traject toch anders worden behandeld. Ambtenaren willen correct handelen, maar de wet laat hen in de steek. En op de werkvloer is er evenmin houvast: de wensouders kunnen geen verlofstelsels opnemen en zijn afhankelijk van de goodwill van hun werkgever. Dat is geen beleid. Dat is toeval.
Het federale regeerakkoord belooft eindelijk werk te maken van een wettelijk kader voor altruïstisch draagmoederschap: met vooraf vastgelegde afspraken en een automatische erkenning van wensouders vanaf de geboorte. Maar die belofte mag geen stille wachtkamer worden. Het is pure en vooral dringende noodzaak om draagmoeders, wensouders en kinderen vandaag te beschermen tegen het ronddwalen in de juridische leegte waarin zij terechtkomen.
Het verhaal van Djeno en Caro ontroert omdat het warm en oprecht is. Maar hun viraliteit is ook een alarmsignaal. In 2025 moeten wensouders nog altijd in een juridisch niemandsland op zoek naar een draagmoeder. Dat kunnen we beter. En dat móeten we beter.
Draagmoederschap verdient een warm én rechtvaardig wettelijk kader.
Niet morgen. Vandaag.