Le Soir-journaliste Colette Braeckman: ‘Congo oordeelt milder over Leopold II dan België’

Colette Braeckman: 'Door zich dommer voor te doen dan ze waren, konden de Congolese leiders hun eigen gang gaan.' © HATIM KAGHAT
Simon Demeulemeester

Bij 60 jaar onafhankelijkheid van Congo overschouwt Le Soir-journaliste Colette Braeckman, al 35 jaar de grande dame van de Belgische Afrika-journalistiek, ons gedeelde verleden, heden en toekomst. ‘Ik hoor in Congo de hele tijd: “Wanneer komen jullie terug?”‘

Madame Colette! Bienvenu chez vous!‘ Dat is wat Colette Braeckman te horen krijgt wanneer ze landt in Kinshasa, de hoofdstad van de Democratische Republiek Congo. Le Soir-journaliste Braeckman pendelt al 35 jaar onafgebroken tussen België en zijn oud-kolonie. 74 is ze ondertussen, en al even met pensioen bij Le Soir. Toch schrijft ze nog veel voor de krant, waarvoor ze ook een zeer wel- ingelichte blog bijhoudt. Normaal zou ze nu in Congo zijn, vertelt ze in haar Ukkelse woning. Die is helemaal ingericht zoals je zou verwachten van iemand met haar cv. Overal Afrikaanse kunst, het oog valt meteen op een Kuifjebeeld dat Le Soir leest: ‘U begrijpt dat ik absoluut niet kon weigeren om dat te kopen.’ Kasten en tafels vol boeken over Afrika, vooral over het Grote Merengebied, de regio die Rwanda, Burundi, Uganda en delen van Congo, Tanzania en Kenia omvat. ‘Was er geen coronapandemie, dan zou ik nu in Congo een stand van zaken aan het maken zijn naar aanleiding van de 60e verjaardag van de onafhankelijkheid op 30 juni 2020. ‘

Ik heb weinig waardering voor Willy Claes. Een staatsman had anders beslist.

Niet dat Braeckman daarvoor echt nog naar Congo moet. Sinds de jaren 1980 kent ze zowat elke politieke en maatschappelijke hoofdrolspeler in het land. In Brussel leerde ze toen het oppositienetwerk tegen de toenmalige Congolese dictator Mobutu Seko Seko kennen. ‘Laurent-Désiré Kabila, Étienne Tshisekedi, Lambert Mende en ook de Belgen in dat netwerk, zoals PVDA-oprichter Ludo Martens, later adviseur geworden van vader Kabila, en Louis Tobback, die zich in die tijd veel met de Congolese oppositie bezighield.’

Haar kinderdroom om Congojournaliste te worden, ging in 1985 in vervulling. Toen stuurde Le Soir haar voor een maand uit, naar aanleiding van de 25e verjaardag van de onafhankelijkheid. ‘Ik was in 1971 bij Le Soir begonnen en heb eerst de rest van de wereld afgereisd. De Anjerrevolutie in Portugal, de revoluties van Centraal- en Latijns-Amerika, de val van de Rode Khmer in Cambodja… J’allais partout ou ça bougeait. Waardevolle bagage om in 1985 mee naar Congo te trekken.’

Daar zwaaide dictator Mobutu Sese Seko dan al 20 jaar de plak. Hoe herinnert u zich hem?

Colette Braeckman:Mobutu was de grote vriend van België toen hij de macht greep in 1965. Niet alleen van de regering, ook van de zakenwereld en zelfs van de pers. Ik heb voor een trendbreuk gezorgd door hem kritisch aan te pakken op persconferenties, bijvoorbeeld over opgesloten opposanten. Je n’étais pas là pour lui faire plaisir, hein? Agence Zaïre Presse (AZAP), Mobutu’s spreekbuis, noemde me ‘la pasionaria’ en berichtte uitgebreid over wat ik over hem schreef. (lacht) Ik irriteerde hem, maar hij had ook wel schik in het steekspel. Mobutu werd graag uitgedaagd. En hij respecteerde me omdat ik nooit heb meegedaan met de Belgische pers wanneer die schreef dat hij ‘ un bâtard‘ was, een buitenechtelijk kind. Ik vond dat niet politiek relevant. Op een van zijn persconferenties voer Mobutu weer eens tegen mij uit. ‘ Elle m’enquiquine, ze treitert me, maar ze heeft me tenminste nooit beledigd.’ In één klap was ik zowel geliefd bij de critici van Mobutu als bij zijn aanhang. De volgende dag al werd ik op straat aangesproken als ‘Madame Colette’, die mevrouw die heel beleefd de president pestte. (lacht) Hij was er altijd op uit om de Belgen te vernederen. Een sprekend voorbeeld is de ontvangst van Leo Tindemans, waarbij een fanfare Viva Bomma, patatten met saucissen speelde. Een mooi gebaar, vond Tindemans, terwijl het voor Mobutu de zoveelste uithaal was om de Belgen te ridiculiseren.

Mobutu was ook een meester in de pers kleineren. Hij liet eens een vliegtuig vol prostituees overvliegen naar het hotel in Kisangani waar de Belgische journalisten logeerden die waren meegereisd met premier Wilfried Martens (CVP). Terwijl ik vrienden bezocht, doken enkelen van mijn collega’s met die dames de hotelbar in. De volgende ochtend brak er paniek uit, want er was van alles verdwenen: geld, camera’s… En wie stond dat te filmen, inclusief de aftocht van de scharrels voor één nacht? De Zaïrese staatsomroep. U begrijpt: Mobutu heeft toen weinig lastige vragen gekregen. (lacht)

Le Soir-journaliste Colette Braeckman: 'Congo oordeelt milder over Leopold II dan België'
© HATIM KAGHAT

U vindt dat de Belgen Mobutu altijd hebben onderschat.

Braeckman:Niet alleen hem. We zijn nooit echt onze koloniale blik op de Congolezen als lachende, ietwat onnozele kinderen kwijtgeraakt. Belgische politici vergisten zich ook in vader en zoon Kabila. Joseph Kabila werd voor onnozele, onervaren imbécile aangezien. Voormalig minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (MR) vond hem un gamin, een onervaren jongen die zijn advies en ondersteuning nodig had. Ondertussen sloot ‘die jongen’ in alle stilte vette contracten af met de Chinezen. De Congolese leiders hebben die blinde vlek altijd weten uit te buiten. Door zich dommer voor te doen dan ze waren, konden ze hun eigen gang gaan.

Oud-minister van Buitenlandse Handel Herman De Croo vertelt graag de anekdote over een Belgische functionaris die eens aan Mobutu vroeg of er corruptie was in Congo. De president antwoordde: ‘Jazeker, maar van wie hebben we het geleerd, denkt u?’

Braeckman:(grijnst) Mobutu had altijd zijn antwoord klaar. Hij kende de Belgen. Neemt niet weg natuurlijk dat hij zelf 32 jaar lang niets anders heeft gedaan dan zijn land bestelen. Ik ben heel kritisch voor hem geweest, soms zelfs extreem vijandig. Nu, 23 jaar na zijn dood, kan ik erkennen dat hij ook enkele positieve dingen heeft gedaan.

Zoals?

Braeckman:Hij had van Patrice Lumumba onthouden dat Congo behoefte had aan eenheid. En met zijn zaïrisering heeft hij, weliswaar karikaturaal en op excessieve wijze, iets gedaan voor de mentale dekolonisatie van Congo. Christelijke namen moesten verdwijnen, ook de zijne. Joseph-Désiré Mobutu werd Mobutu Sese Seko kuku Ngbendu wa za Banga. Iets als ‘de sterke leider die het land voorspoed zou brengen’. Hij voerde ook oude gebruiken weer in, zoals morsen met een beetje palmwijn alvorens te drinken op een speciale gelegenheid. Alleen deed hij dat met roséchampagne. (lacht) Die zaïrisering was vooral show om de macht te behouden, maar je moet erkennen dat Mobutu de Congolezen er een zekere trots mee heeft teruggegeven. De Congolezen waren daar zelf ook naar op zoek. (wijzend naar een beeldje in haar boekenkast:) Neem dat kruisbeeld, een combinatie van een zwarte christus met Congolese symbolen. Het verzinnebeeldt voor mij het Congolese verzet: ze accepteren het opgedrongen katholieke geloof en voegen er hun goden aan toe. ‘Wij bestaan ook’, zegt dat.

'Dit kruisbeeld verzinnebeeldt voor mij het Congolese verzet: ze accepteren het opgedrongen katholieke geloof en voegen er hun goden aan toe.
‘Dit kruisbeeld verzinnebeeldt voor mij het Congolese verzet: ze accepteren het opgedrongen katholieke geloof en voegen er hun goden aan toe. “Wij bestaan ook”, zegt dat.’© HATIM KAGHAT

Dekolonisator bij uitstek was Patrice Lumumba, de eerste premier van het onafhankelijke Congo, in 1961 vermoord op aansturen van de CIA en de Belgische staat. Zou Congo met hem een ander land geworden zijn?

Braeckman:Ik vrees ervoor. Hij was door de Belgen gedoemd om te mislukken. Op de rondetafelconferentie in Brussel in januari en februari 1960, waar de onafhankelijkheid werd besproken, kozen de Belgen 30 juni als datum voor de machtsoverdracht. Veel te vroeg, vond Lumumba, die de Congolese delegatie inpeperde dat daar iets achter zat. Hij had gelijk. De Belgen voelden aan dat Lumumba de winnaar zou worden van de verkiezingen in mei. In dat geval moest hij met lege handen staan. Dus werd het kapitaal van de Union Minière en andere koloniale bedrijven naar België versluisd. Zo werd Lumumba premier van een land dat alleen maar grote schulden had. Het is kwaadaardig dat de Belgische politiek hem heeft aangewreven dat hij de rellen, die uitbraken kort na de onafhankelijkheid, niet onder controle kreeg. Ze hadden hem alles uit de handen geslagen.

Lumumba heeft de Belgen, en met name koning Boudewijn, op de kast gejaagd met een assertieve speech op de dag van de onafhankelijkheid. Een inschattingsfout?

Braeckman:Ach, die speech was niet meer dan een stok om de hond mee te slaan. De Congolezen waren niet gechoqueerd, hoor. Zij hoorden hun democratisch verkozen premier gewoon de realiteit beschrijven die zij zo lang hadden moeten ondergaan: vernedering, afranselingen met de chicotte en uitbuiting. Op het moment dat je daarvan wordt bevrijd, zeg je toch geen merci? Koning Boudewijn was zo kwaad dat hij de dag zelf nog naar België wilde vliegen. De Belgische pers schaarde zich als één man achter hem. In een Franstalige krant riep een professor op dat Lumumba een barbaar was van wie deze planeet moest worden bevrijd door ‘ un geste viril‘ van het leger. Een onverholen oproep tot liquidatie, de lui mettre une balle dans la tête. Zijn lot was bezegeld, de CIA en België zetten de machinerie in gang om hem te vermoorden.

De vijandigheden tegen Lumumba waren al begonnen in 1956.

Braeckman:Toen werd hij voor het eerst in de cel gegooid door het koloniale bestuur. Zogezegd omdat hij gestolen had in het postkantoor waar hij werkte. In oktober 1959 doen ze dat opnieuw, nu wegens opruiing. Hij had moeten vastzitten tijdens de rondetafelconferentie in Brussel. Maar in een zeldzame blijk van eensgezindheid, die de Belgen totaal verraste, weigerde de Congolese delegatie te beginnen zonder Lumumba. Hij werd dus in allerijl overgevlogen. Zijn aankomst leverde legendarische beelden op: hij stak zijn met verband omzwachtelde polsen in de lucht, zodat iedereen de sporen kon zien van de handboeien waarvan hij net was verlost.

Die meneer van de N-VA heeft gelijk: Congo heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van België op een schaal die we ons niet kunnen voorstellen.

De Belgen hebben samengespannen met Mobutu om Lumumba ten val te brengen. Hadden ze ook een rol in de val van Mobutu en diens opvolging in 1997 door Laurent-Désire Kabila?

Braeckman:Nee, dat hebben de Amerikanen gedirigeerd, samen met buurlanden Rwanda, Tanzania en Uganda. Wij waren in de regio uitgespeeld na de Rwandese genocide in 1994. Die was uitgebroken nadat de presidenten van Rwanda en Burundi op 6 april 1994 waren omgekomen toen hun vliegtuig werd neergehaald. Er was al jarenlang geweld in Rwanda tegen de Tutsi-minderheid. Hutu’s werden opgehitst door Radio Télévision Libre des Mille Collines. In januari van 1994 waarschuwden Belgische diplomaten en de VN dat er een volkerenmoord op til was. Ik was er in maart en voelde dat er iets zat aan te komen. Die vliegtuigcrash deed de boel ontploffen. Op 7 april moesten tien Belgische blauwhelmen de Rwandese eerste minister Agathe Uwilingiyimana beschermen. Bij een aanval kon zij aanvankelijk ontsnappen, maar de Belgen werden gevangengenomen door Hutu’s. Ze hebben hun wapens ingeleverd in de hoop over vrijlating te kunnen onderhandelen. Ze hadden geen schijn van kans. Het gerucht was ontstaan dat Belgen het vliegtuig van de president, zelf een Hutu, hadden neergehaald. Zonder dat ze zich konden verdedigen, zijn die tien Belgische paracommando’s afgeslacht. Ook Uwilingiyimana is nog diezelfde dag vermoord. Minister van Buitenlandse Zaken Willy Claes (SP.A) heeft toen de fout begaan om de 500 Belgische soldaten terug te trekken.

Waarom was dat fout?

Braeckman:We hadden net moeten terugslaan en 500 éxtra manschappen moeten sturen. Duizend goed getrainde paracommando’s, vervuld van woede omdat tien van hun kameraden waren afgeslacht, konden Kigali onder controle krijgen. Dat wilden de militairen zelf ook. Zij waren zo kwaad dat ze insignes en baretten verscheurden bij hun terugkeer in België. Door terug te vechten, hadden we de genocide kunnen vermijden en dan waren die tien doden niet voor niets geweest. Toch heeft Willy Claes jaren later tegen mij gezegd dat hij die beslissing opnieuw zou nemen. Ik heb weinig waardering voor die man. Een staatsman had anders beslist.

Is die genocide het ergste wat u hebt gezien in uw journalistieke loopbaan?

Braeckman:Misschien wel. In mei 1994 trok ik mee in het spoor van het Rwandees Patriottisch Front (RPF), de Tutsi-militie waarvan huidig president Paul Kagame generaal was. Ik reed achter hen in een huurauto, volgde hen naar de dorpen die zij veroverden op de Hutu-milities. Wat je daar te zien kreeg… (blaast) Dat was vreselijk. Je liep over de lijken. Overal gewonde kinderen. Een genocide dwingt je na te denken over de vraag die Holocaustoverlevende Primo Levi stelde: is dit een mens? Genocides zijn het werk van mensen als u en ik. Je vraagt je af waartoe je zelf in staat zou zijn.

Hoe hou je je recht in zo’n inferno?

Braeckman: Door te focussen op je taak als journalist: zorg dat er niets vergeten wordt en geen wantoestand ongestraft blijft. ‘Iemand moet dit vertellen’: dat ging de hele tijd door mijn hoofd. Toen ik weer thuis was, geschokt en verontwaardigd over wat ik had gezien, besefte ik dat ik maar één ding kon doen: opschrijven wat ik had gezien. Als een gek heb ik geschreven aan mijn boek Rwanda, histoire d’un génocide, dat in het najaar van 1994 al werd gepubliceerd. Het was het enige wat ik kon doen.

Le Soir-journaliste Colette Braeckman: 'Congo oordeelt milder over Leopold II dan België'
© HATIM KAGHAT

Hebt u nooit voor uw eigen leven gevreesd?

Braeckman: Toen de genocide was uitgebroken, was ik in Butare, in het zuiden van Rwanda. Ik belde vrienden in Kigali, om te zeggen dat ik er binnen twee uur zou zijn. Zij waarschuwden mij dat de Interahamwe, de belangrijkste Hutu-militie met de meeste doden op haar kerfstok, me als vijand van hun zaak zag en op een dodenlijst had gezet. Ik ben niet gegaan. Dat zou gekkenwerk zijn geweest. Je moet natuurlijk wel je werk doen als journalist. Zo heb ik later Kagame, toen hij in 1998 samen met Burundi Congo was binnengevallen, geconfronteerd met een massagraf. Getuigen hadden me verteld dat de lijken waren gedumpt door Rwandese vrachtwagens. ‘Leugens van ngo’s’, zei Kagame, waarop ik antwoordde dat ik die lijken de dag ervoor met eigen ogen had gezien. Konden ogen doden, ik zat hier niet meer. Op het moment zelf ben je niet bang. Je focust op je taak als journalist. Pas bij het buitenkomen dacht ik: toch maar opletten bij het oversteken van de straat. (lacht) Ach, als je te veel nadenkt, dan blijf je gewoon thuis.

Je hoort weleens dat de Congolezen vandaag heimwee hebben naar de Belgen. Klopt dat?

Braeckman: Ja. Ik hoor het daar de hele tijd: ‘Wanneer komen jullie terug?’ Dat kan raar klinken, want het koloniale systeem was racistisch, onrechtvaardig en gewelddadig – enfin: dégueulasse. Die nostalgie is er dan ook niet naar het koloniale bewind, maar naar de Belgen zelf. Wij waren daar een slechte vader, maar tenminste een vader. Dat is het paternalistische aspect van de kolonisatie. Die ontbrak bijvoorbeeld in Zuid-Afrika, waar de zwarten vandaag de Boeren nog steeds verafschuwen. En met Belgen kun je altijd discussiëren over regels, ook al zijn die racistisch en onrechtvaardig. De nostalgie is ook wederzijds. Ik heb verhalen gehoord over oude dametjes die, bij een laatste bezoek aan Congo voor ze stierven, op de schouders het dorp werden rondgedragen. Nog lang na de onafhankelijkheid werd gecorrespondeerd met het personeel van weleer, van wiens kinderen soms de studies werden gefinancierd. Er waren blijkbaar kolonialen die een onrechtvaardig systeem in stand konden houden én tegelijk hartelijke banden smeedden met de slachtoffers ervan. Hoe ongemakkelijk ze ook aanvoelt, je mag die realiteit niet ontkennen. Ook die complexe menselijke relaties, al te vaak vergeten, zal de Congo-commissie in de Kamer moeten onderzoeken. Net als de vraag, in de woorden van Mobutu: ‘ Qui doit à qui‘? Wie is wie verschuldigd?

N-VA-ideoloog Joren Vermeersch noemde vorige week in Knack de kolonisatie van Congo ‘ontwikkelingssamenwerking op een schaal die we ons vandaag niet meer kunnen voorstellen’.

Braeckman:(gespeeld onschuldig) Mais il a raison, tout à fait raison. België was een klein, arm landje van arme keuterboertjes dat dankzij Congo een internationale rol kon spelen. Die meneer van de N-VA heeft absoluut gelijk: Congo heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van België op een schaal die we ons niet kunnen voorstellen. (schatert) In alle ernst, die uitspraak slaat nergens op. Waar ik op wijs, zijn de paradoxen in onze relatie. Kijk maar naar de discussie rond de standbeelden van Leopold II. Hier wordt hij verguisd, maar in de straten van Kinshasa noemen ze hem ‘onze koning’, de man die Congo heeft gecreëerd. Er is respect voor hem. Congo oordeelt milder over Leopold II dan België.

Zo’n ode aan de vreemdeling, zou dat niet mooi staan in Brussel?

Hoe verklaart u dat?

Braeckman:Het protest komt vooral van jonge mensen uit de Congolese diaspora die hier zijn geboren, leven, studeren en werken en toch hier en nu met racisme en discriminatie te maken krijgen. De Koning Boudewijnstichting becijferde dat meer dan 60 procent van de Belgen met Congolese, Rwandese en Burundese roots een diploma hoger onderwijs heeft. Toch zijn hun werkloosheidscijfers vier keer hoger dan gemiddeld. Weet u waar veel van die hoogopgeleide Congolezen vandaag werken? In verzorgingstehuizen. In de frontlinie van de oorlog tegen corona. Dan is het niet onlogisch dat zij assertiever, en soms zelfs agressief reageren. Ikzelf vind dat we te veel focussen op Leopold II. Terwijl hij al lang dood is, is het uitbuitingssysteem nog springlevend. Net als Leopold II hebben de multinationals en de Chinese bedrijven nooit genoeg. Ook zij dwingen vandaag kinderen in de mijnen. Ook voor hen mag de winst ten koste gaan van het milieu. Dáár moet de focus op liggen, ook van de Congo-commissie. Nu, dat neemt niet weg dat we iets moeten doen aan die standbeelden.

Wat stelt u voor, madame Colette?

Braeckman: Méér standbeelden, niet minder! Laten we er een paar oprichten voor Congolese helden, zoals Paul Panda Farnana. Hij behaalde in 1907 als eerste zwarte Congolees een diploma hoger onderwijs in België. Mét grote onderscheiding. Hij vocht tijdens de Eerste Wereldoorlog onder Belgische vlag bij het Corps van Congolese Vrijwilligers. Laten we ook standbeelden oprichten die zijn gemaakt door Congolese kunstenaars, zoals Freddy Tsimba. Hij maakte dat beeld daar (wijst naar een uit kogelhulzen gemaakte buste van een zwangere vrouw met een gapende schotwond in haar buik). Tsimba heeft een beeldenreeks gemaakt, een rij mensen die met gespreide armen en benen tegen een muur staan, nadat hij in 2011, op doorreis naar Straatsburg en ondanks een visum voor de Schengenzone, tien dagen werd vastgehouden in het gesloten centrum van de luchthaven van Zaventem. Zijn woede en frustratie kanaliseerde hij in die beeldenreeks. Zo’n ode aan de vreemdeling, zou dat niet mooi staan in Brussel, naast de gebouwen van de Europese Unie?

Colette Braeckman

Geboren: 20 april 1946

1966 – 1971: Journaliste bij La Cité

1971 – nu: Journaliste Le Soir. Publiceert ook in internationale media als Le Monde Diplomatique en Politique Internationale

1981: Krijgt de Franse Prix Pierre Mille du Grand Reportage

2015: Maakt met Thierry Michel de documentaire L’homme qui répare les femmes. La colère d’Hippocrate over Denis Mukwege, de gynaecoloog die in 2018 de Nobelprijs voor de Vrede wint.

Boeken: Onder meer De dinosaurus: Het Zaïre van Mobutu (1992), Rwanda, histoire d’un génocide (1994), De wortels van het geweld. Rwanda, Burundi, Congo-Zaïre (1997), Kinshasa aller retour (2014)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content