‘Klimaatverandering houdt geen enkele rekening met onze “nostalgie” naar uitgeregende zomers’

‘Sinds de hitte- en droogterecords van de laatste jaren wordt het langzaam duidelijk dat België geen wateroverschot heeft. Toch slagen we er maar niet in om ons van het idee te ontdoen dat we in een koud en nat land leven: ons collectieve geheugen speelt ons danig parten’, schrijft Julie Wynant.

Wereldwaterdag (22 maart) valt voor Belgen traditioneel in de periode van de maartse buien, wat elk jaar weer de indruk wekt dat er voor ons meer dan water genoeg is. Dat hoeft ook niet te verbazen. Wie er een ouder album van Suske en Wiske op naslaat, wordt om de oren geslagen met verwijzingen naar regen en druilerigheid. Wie voor 2000 geboren is, kijkt bij elke onweersbui bezorgd naar de kelder. En wie de voorbije decennia het nieuws van nabij volgde, stelde vast dat droogte pas sinds kort een echt beleidsthema is.

Gelukkig groeit het besef dat België niet enkel nat is, maar ook steeds meer periodes van extreme droogte kent. Zo lieten onze weermannen zich deze zomer volop horen: David Dehenauw stelde dat hittegolven een vast deel zullen uitmaken van onze zomers, en Frank Deboosere legde uit dat wereldwijd hittegolven zowel in frequentie als intensiteit zullen stijgen. De Vlaamse Milieumaatschappij geeft regelmatig informatie over de grondwaterstanden en stelt continue tips rond waterbesparing ter beschikking. Zelfs zangeres Angèle uitte vorig jaar haar bezorgdheid over klimaatopwarming, ze zong: “on est dans la merde jusqu’au cou“.

Klimaatverandering houdt geen enkele rekening met onze “nostalgie” naar uitgeregende zomers.

Toch vallen we vaak terug in het vertrouwde narratief dat België eerder te veel dan te weinig water heeft. Volgens professor Patrick Meire zit ‘na jaren van aandacht voor overstromingen, droogte nog niet in ons DNA’. Het creëren van urgentie omtrent de droogteproblematiek wordt echter sterk bemoeilijkt door een gebrek aan historisch bewustzijn over de mogelijke gevolgen ervan en door de dominante herinneringen aan wateroverlast. Zelfs het KMI viel afgelopen lente in die valstrik. Terwijl het in april en mei kurkdroog was, promootte hun website een overzicht van historische overstromingen in Vlaanderen, wat op een gevoelig moment de perceptie van een nat land te zijn verder versterkte.

Dat er weinig bewustzijn is over droogte, terwijl wateroverlast zich wel in ons collectieve geheugen nestelde, wordt bijzonder duidelijk door de vergelijking van twee voorbeelden uit het jaar 1976. Wie dat jaar bewust meemaakte, zal zich ongetwijfeld de overstromingsramp in Ruisbroek en de hete zomer herinneren. Terwijl wateroverlast toen voorgesteld werd als een acuut probleem dat ook toekomstig gevaar inhield, werd de sluipende hittegolf van 1976 gepercipieerd als een klimatologische uitschieter. In tegenstelling tot de overstromingsramp werd de droogte van datzelfde jaar dus niet als alarmerend genoeg aanschouwt om verdere actie te ondernemen.

1976 illustreert hoe maakbaar het collectief geheugen is. Voor toenmalige politici gold dat ze bij droogte eerder ‘negatieve’ maatregelen dienden af te dwingen of opzoek moesten gaan naar oplossingen op lange termijn, terwijl bij een overstromingsramp de mogelijkheid bestond om op korte termijn als ‘redder-in-nood’ in beeld te komen. Dat maakte het voor hen interessanter om de overstroming in het collectieve geheugen te benadrukken en de droogtemaatregelen – die in ’76 vooral uit vrijheidsbeperkende maatregelen bestonden – snel te doen vergeten. Ook de visuele media droegen onbewust bij tot de historische perceptie dat wateroverlast een urgenter probleem vormt dan een droge zomer. De beelden uit Ruisbroek waren erg spectaculair, terwijl bij de hitte sfeerbeelden van zonnende mensen aan de kust of kinderen die waterspelletjes spelen domineerden.

Het gevolg is een historisch verhaal dat fel de nadruk legt op overstromingen, ten koste van soms gelijktijdige periodes van droogte. Gegeven de vele voorbeelden van wateroverlast is dat narratief uiteraard niet feitelijk fout, maar vandaag laat het mensen wel toe om de negatieve gevolgen van klimaatopwarming te minimaliseren. Op sociale media reageerden klimaatrelativisten op het eerdere voorstel om hittegolven een naam te geven met een soort imaginaire onkwetsbaarheid: suggesties zoals ‘(Hot) Marijke’, ‘Karen’ en ‘Greta’ maken duidelijk hoe serieus ze het voorstel namen. Ze voegden er vaak aan toe dat het idee onnodig paniek zaait: wat je zelf niet ervaart of ziet, bestaat niet, en al zeker niet wanneer de consensus stelt dat Vlaanderen in historisch opicht meer last heeft van water dan van droogte.

Dit maakt het uiterst belangrijk om na te denken over de impact van ons collectieve geheugen. Uiteraard is het geen optie om aan geschiedvervalsing te doen en al die vroegere overstromingen te verzwijgen. Maar om het historisch deficit rond droogte aan te pakken, kunnen we lessen trekken uit ons verleden. Enerzijds leert het voorbeeld van 1976 dat het creëren van symbolen rond droogte een belangrijk hulpmiddel kan zijn om de gevolgen ervan te benadrukken. Het initiatief om hittegolven te benoemen is hier een eerste aanzet voor, maar er moet verder worden nagedacht over de historische beeldvorming van zulke periodes.

Anderzijds hebben historici de belangrijke taak om te benadrukken dat Vlaanderen vroeger misschien overwegend een probleem met wateroverlast had, maar dat die historische realiteit allesbehalve een gegarandeerde voorspelling voor de toekomst is. Bewustwording rond droogte, watertekort en klimaat is daarmee een collectieve opdracht, waarbij politici, media, en historici samen moeten bepalen hoe ze het historisch natte narratief kunnen kaderen en nuanceren. Want in tegenstelling tot wat sommigen laten uitschijnen, houdt klimaatverandering geen enkele rekening met onze ‘nostalgie’ naar uitgeregende zomers.

Julie Wynant is doctoraal onderzoeker verbonden aan de KU Leuven, het Algemeen Rijksarchief en Corvus Historical Consultancy

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content