‘Kan solidariteit ook worden opgelegd als de inzet van het eigen lichaam wordt gevraagd?’

Historicus Bert De Munck (UAntwerpen) staat stil bij de solidariteit die volgens hem wordt opgelegd in het kader van de bestrijding van de coronapandemie.

Solidariteit is voor het pandemiebeleid en de discussie erover een cruciaal gegeven. De lockdown-maatregelen worden immers uitgevaardigd in naam van solidariteit met de meest kwetsbaren en de zorgsector. Debat over het recht van overheden om dit af te dwingen ontbreekt echter. Nu dit overheidsingrijpen ook nog dreigt vertaald te worden in vaccinpaspoorten en gebetonneerd te worden in een wet, is het hoog tijd daarvoor. Wat is eigenlijk de grond van deze opgelegde solidariteit?

In een van de meest beklijvende scènes uit de recente filmgeschiedenis storten enkele oude mensen zich vrijwillig van een rots de dood in tijdens een ritueel festival ter gelegenheid van het midzomerfeest. De Amerikaans-Zweedse film Midsommar (2019) gaat over een Zweedse commune waar het de gewoonte is dat mensen zich op hun 72ste zelf van het leven beroven. Ze doen dat om de gemeenschap te ontlasten en het leven door te geven, wat symbolisch nog in de verf wordt gezet door het overdragen van hun namen aan nieuwe borelingen. De gemeenschap in kwestie kijkt toe, omkadert het gebeuren ceremonieel en helpt zelfs een handje als dat nodig is.

MIDSOMMAR | Official Trailer HD | A24A24https://www.youtube.com/c/A24video1132001.0YouTubehttps://www.youtube.com/360480https://i.ytimg.com/vi/1Vnghdsjmd0/hqdefault.jpg

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

In de commentaren en kritieken op mensen die de coronaregels minder streng naleven of in vraag durven stellen, lijkt van dergelijke karikatuur te worden uitgegaan, alsof zij inderdaad een samenleving zouden voorstaan waarin oudere mensen maar plaats moeten ruimen voor jongeren. Dat dat niet klopt, belet niet dat deze scène de inzet van het debat op scherp kan stellen. Meer bepaald maakt ze duidelijk dat wat vandaag gevraagd wordt, niet alleen gaat om solidariteit tussen jong en oud maar ook om het meest fundamentele wat een mens te beschermen en in te zetten heeft, namelijk het eigen leven.

Kan solidariteit ook worden opgelegd als de inzet van het eigen lichaam wordt gevraagd?

Op het eerste gezicht is het dan duidelijk. We moeten er alles aan doen om de ouderen tegen het virus te beschermen, zelfs als dat verregaande implicaties heeft voor het leven van jongere mensen. Ook dat kan echter absurde vormen aannemen. Tegenstanders van het lockdownbeleid voelen zich in de essentie van hun menszijn aangetast, omdat ze bijvoorbeeld hun levensdroom in rook zien opgaan, omdat ze nabijheid moeten ontberen in zelfs de meest intieme momenten in hun leven, omdat het raakt aan hun meest fundamentele visie op het leven en hun relatie met de natuur, en omdat de gevraagde solidariteit ook voor hen uiteindelijk ingrijpt tot op het meest wezenlijke niveau, namelijk het eigen lichaam. Bestaan er überhaupt ethische of politiek-filosofische rechtvaardigingen voor het opleggen van dat soort solidariteit?

Idealiter dient solidariteit helemaal niet te worden opgelegd. Solidariteit kan spontaan en totaal onbaatzuchtig zijn. Mensen schieten ter hulp gewoon omdat ze een mens in nood zien, een beetje zoals de Barmhartige Samaritaan uit het nieuwe testament, die een vreemde man helpt die gewond langs de weg ligt. Wellicht is dit een van de krachtigste vormen van solidariteit, omdat het zich ook kan richten op de ‘ander’, op volslagen vreemden, op mensen met wie je niks anders deelt dan het menszijn zelf. De meest extreme variant daarvan omvat de inzet van het eigen leven voor het welzijn van anderen, zoals Pater Damiaan (1840-1889) deed toen hij voor leprapatiënten ging zorgen op de Hawaï-eilanden en dat met zijn leven bekocht.

In de context van de pandemiebestrijding gaat het niet om dit soort verregaande offers. Toch zijn de opofferingen van vooral jongeren niet min. We vragen niet minder dan het opschorten van hun persoonlijke sociale en mentale ontplooiing, nu al meer dan een jaar lang. We vragen ook van hen bovendien de inzet van het eigen lichaam, aangezien ze verplicht afzien van aanrakingen, verplicht hygiënische barrières opbouwen met mondmasters en ontsmettingsgel, en massaal zullen worden gevaccineerd. .In het licht van het leven van ouderen lijkt dat misschien banaal, maar de vraag dringt zich op of de door de maatregelen gewonnen gemiddelde levensverwachting niet veel lager is dan de tijd dat de maatregelen nu al duren. Er zijn heel wat jongeren, hun ouders, en ja ook hun grootouders, die wellicht meteen zouden tekenen voor enkele weken of zelfs maanden minder levensverwachting als daarmee de maatregelen zouden worden opgeheven.

Je kan dit soort solidariteit uiteraard vragen en er op hopen, maar om dit als overheid op te leggen, is er nood aan een gemeenschappelijke basis, een gedeelde visie, gebaseerd op een politieke gemeenschap met een gedeeld lot. Het moderne denken over solidariteit gaat terug op laat-negentiende en vroeg-twintigste-eeuwse sociologen zoals Émile Durkheim (1858-1917), voor wie solidariteit voortvloeide uit de toenemende taakverdeling binnen een moderne samenleving, die ervoor zorgt dat we afhankelijk zijn van elkaar. Lotsverbondenheid is er uiteraard ook in het geval van Covid19, maar we mogen dit niet verwarren met de solidariteit waarmee we in onze moderne verzorgingsstaat vertrouwd zijn geworden. Die is immers ook gebaseerd op de vaststelling dat er op het territorium van de natiestaat economische meerwaarde wordt gecreëerd, die tot op zekere hoogte als gemeenschappelijk kan worden beschouwd. Hoewel de grond en de productie-middelen grotendeels geprivatiseerd zijn, kan er altijd geargumenteerd worden dat elke burger recht heeft op een rechtvaardig deel van de gecreëerde welvaart. Daar ging de negentiende- en twintigste-eeuwse sociale strijd over, waarmee solidariteit met lagere sociale groepen terecht is afgedwongen.

De solidariteit die in het kader van de pandemie wordt opgelegd, is van een heel andere orde. Ze behelst niet het delen van iets gemeenschappelijks vanuit sociale bekommernissen, maar juist het opschorten van het sociale en zelfs het opgeven van de meest intieme menselijke noden, zoals ontmoetingen, aanrakingen en het kunnen zien van elkaars gelaatsuitdrukking. De inzet is bovendien ons eigen vege lijf, ons meest naakte leven, en de controle daarover. En bovenal ontbreekt vandaag zelfs een minimale consensus over waar de solidariteit precies voor moet dienen. Minstens een deel van de tegenstanders vindt dat de hygiënische maatregelen juist slecht zijn voor de eigen gezondheid en de gezondheid van hun naasten. Ze bestrijden de idee dat de circulatie van het virus ten allen prijzen moet worden vermeden, en dat lockdown-maatregelen en massale vaccinatie onvermijdelijk zouden zijn. Ze worden hierin ook bevestigd door vooraanstaande virologen wereldwijd dat we met dit virus moeten leren leven. Ook voor hen gaat het dus om het inzetten van het eigen lichaam, over lichamelijke integriteit, en in het meest ultieme geval om het eigen leven.

Net daarom kan je het overheidsingrijpen ook niet rechtvaardigen door te verwijzen naar het ‘schadebeginsel’ van John Stuart Mill (1806-1873), dat zegt dat mijn vrijheid eindigt waar ik een ander schade begin toe te brengen. Tegenstanders van lockdown-maatregelen zouden dan immers net zo goed solidariteit kunnen eisen met hun gevoeligheden en pakweg een verbod vragen op mondmaskers en ontsmettingsmiddelen, want volgens hen is juist dat schadelijk. En trek je de logica van het schadebeginsel helemaal door, dan komt mijn recht op leven tout court ter discussie te staan, aangezien elk levend wezen virussen draagt en dus potentieel gevaarlijk is voor een ander. Dit discours leidt tot een toekomst waar mondmaskers nooit meer uit het straatbeeld zullen verdwijnen en vaccins een jaarlijkse verplichting zullen worden.

Voor tegenstanders komen de huidige coronamaatregelen neer op dwang om met de inzet van hun eigen lichaam mee te werken aan een wereld die ze niet wensen. Zij worden geconfronteerd met een overheid die hen de controle over het eigen lichaam en het lichaam van hun kinderen ontneemt ten voordele van het lichaam van anderen. Solidariteit in z’n meest naakte vorm, maar dan autoritair opgelegd. Mogelijks kan je dit wel vragen voor acute crisissituaties om het zorgsysteem op korte termijn te ontlasten, maar in de geest van Durkheim heeft de vandaag opgelegde solidariteit vooral een lelijke keerzijde. Ze creëert sociale cohesie in een groep maar dwingt van ‘de ander’ assimilatie af, en wel tot op het meest existentiële niveau.

Om verdere polarisatie te voorkomen lijkt het mij daarom beter om beroep te doen op andere bronnen van solidariteit en om meer te geloven in innerlijke motivaties en in de kracht van menselijke empathie. De inzet van het eigen lichaam van overheidswege afdwingen omdat het zich wil afdekken tegen elk risico leidt tot een onmenselijke samenleving en is op langere termijn onhoudbaar.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content