‘Vreemdelingenrechter’ Serge Bodart maakt de balans op: ‘Met Theo Francken was het niet altijd gemakkelijk’

Michel Vandersmissen
Michel Vandersmissen Redacteur van Knack

Een vluchteling die geen asiel krijgt maar beroep aantekent, maakt via de Franstalige procedure 18 procent kans om tóch het beschermde statuut te krijgen. In het Nederlands is dat 2 procent. ‘Gênant’, zegt Serge Bodart, die afscheid neemt als eerste voorzitter van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

De rechters van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) zijn zo mogelijk nog discreter dan hun collega’s van andere rechtscolleges. De materie en de mensen waarover zij oordelen, liggen politiek erg gevoelig: vluchtelingen, bijvoorbeeld, die hier aankomen vanuit een conflictzone zoals Oekraïne, Afghanistan of Syrië.

Omdat zijn pensioen wenkt, maakt Serge Bodart een uitzondering op die discretie voor Knack. Hij is de eerste voorzitter van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, die op 1 juni vijftien jaar bestaat en in die tijd 250.000 arresten velde. Wat Bodart hierna gaat doen, weet hij nog niet, maar hardlopen zal er zeker bij zijn. ‘Laatst liep ik in Valencia een marathon in 3 uur en 1 minuut. Niet slecht voor een 64-jarige, maar het kan beter. Ik wil onder die grens van drie uur.’

De RvV werd opgericht als speciale administratieve rechtbank. Bij de Raad kan beroep aangetekend worden tegen beslissingen van het Commissariaat- Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS), tegen beslissingen van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) en tegen alle andere individuele beslissingen die genomen werden op basis van de zogenaamde Vreemdelingenwet. Bodart was er vijf jaar eerste voorzitter. Maar eigenlijk is hij al zijn hele carrière actief in de vreemdelingensector als jurist, magistraat en ULB-professor, maar ook als gewezen adviseur op het kabinet van premier Elio di Rupo (PS). Bodart: ‘Misschien komt dat door mijn rechtvaardigheidsgevoel. Van alle rechtzoekenden zijn vreemdelingen en vluchtelingen de zwaksten. Asielzoekers mogen niet deelnemen aan de verkiezingen. Ze tellen letterlijk niet mee, en dus houdt men ook geen rekening met hen. Ik vond en vind het belangrijk dat ook de zwaksten in de samenleving toegang hebben tot een doeltreffend rechtsmiddel. De rechten die een samenleving aan de zwaksten geeft, zijn een goede graadmeter voor haar beschavingsniveau.’

Gemiddeld verandert de vreemdelingenwet om de twee maanden. Dat is toch onvoorstelbaar veel.

De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen bestaat nu vijftien jaar. Wat hebt u zien veranderen in die jaren?

Serge Bodart: Voor de Raad bestond, konden vreemdelingen veel minder opkomen voor hun rechten. Nu is er een rechtsprocedure die vrij goed werkt en voldoende waarborgen geeft. Misschien werkt de procedure te traag. Dat deed ze zeker in het verleden, maar onze achterstand is bijna volledig weggewerkt. Als een afgewezen asielzoeker beroep aantekent, wordt zijn of haar zaak bijna altijd binnen de zes maanden behandeld.

Waren er ook geografische verschuivingen in de vluchtelingenstroom?

Bodart: Voor 2007 kwamen vluchtelingen vooral uit Afrika, een beetje uit Iran en zeker ook uit Oost-Europa en ex-Joegoslavië. Sindsdien is er een shift naar Afghanistan, Palestina en Irak. De RvV is op dat vlak een spiegel van de wereldpolitiek. Als er ergens in de wereld een conflict groeit, sijpelen de gevolgen daarvan een tijd later door naar Brussel. Daarnaast zien we dat het aantal gezinsherenigingen vermindert, net zoals de medische regularisatieaanvragen. Er is wel een stijging van het aantal zaken waarbij studenten betrokken zijn.

Studenten?

Bodart: We zien bijvoorbeeld opvallend veel studenten uit Kameroen die naar België willen komen. Dat is een bijna uitsluitend Franstalige aangelegenheid.

Waarom uit Kameroen?

Bodart: Geen idee. Misschien heeft iemand daar een manier gevonden om makkelijker in Europa te raken?

Hoe verklaart u de daling van het aantal gezinsherenigingen?

Bodart: De regels zijn duidelijker, waardoor er minder beroep wordt aangetekend tegen een beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken. De voorbije jaren is bovendien de wetgeving op dat vlak duidelijk verstrengd.

Is die verstrenging het gevolg van de zogenaamde grondstroom die opschuift naar rechts, waardoor de samenleving minder tolerant lijkt ten aanzien van vreemdelingen?

Bodart: Misschien wel, maar als rechter is dat eigenlijk mijn probleem niet. Ik moet de wet toepassen die is gemaakt en goedgekeurd door de wetgever. Rechters mogen zich niet laten leiden door hun gevoel of een grondstroom.

De wetgever is dus rechtser geworden?

Bodart: Dat is geen geheim. Het is de algemene trend, niet alleen in België maar ook in Europa. Ook het Europees Hof van Justitie in Luxemburg en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg zijn de voorbije jaren strenger geworden voor vreemdelingen.

Het is opvallend hoe gastvrij vluchtelingen uit Oekraïne worden ontvangen in vergelijking met hun lotgenoten uit bijvoorbeeld Afghanistan en Syrië. Ze maken nochtans dezelfde oorlogsellende mee.

Bodart: U overdrijft: in 2015 was er aanvankelijk ook grote solidariteit met de Syrische vluchtelingen. Toch ben ook ik verrast hoe genereus landen als Polen en Hongarije zich nu opstellen tegenover de vluchtelingen uit Oekraïne, terwijl ze zich hardnekkig hebben verzet tegen Afghanen en Syriërs. Maar ja, Oekraïners zijn hun buren. Ik vergelijk het een beetje met de duizenden Belgen die bij het begin van de Tweede Wereldoorlog naar Frankrijk vluchtten.

Is de maatschappelijke grondstroom in Vlaanderen rechtser dan in Franstalig België?

Bodart: Walen denken niet anders dan Vlamingen over vreemdelingen en vluchtelingen. Ik merk wél verschil in de rechtspraak daarover tussen het zuiden en het noorden van het land.

Hoezo?

Bodart: Dat verschil bestaat alleen in asielzaken, min of meer een derde van de beroepen. Maar daar is het wel problematisch. Een vluchteling kan de taalrol niet kiezen. Als het beroep in het Frans wordt behandeld, krijgt hij in 18 procent van de gevallen een beschermingsstatus. Gebeurt dat in het Nederlands, dan krijgt hij dat slechts in 2 procent van de gevallen. Negenmaal minder dus. Dat is gênant.

Hoe komt dat?

Bodart: De rechter is onafhankelijk in zijn rechtbank. Ik kan als eerste voorzitter niet zeggen dat een bepaalde rechter strenger of lakser moet zijn, en dat is maar goed ook. Wanneer we de wettigheid van beslissingen van de Dienst Vreemdelingenzaken moeten toetsen, in het zogenaamde ‘objectieve contentieux’, dan is er geen verschil tussen Franstaligen en Nederlandstaligen. Er zijn soms verschillen in de interpretatie van de wet, maar dat is normaal en de interpretatielijnen volgen de taalgrens niet.

De voorbije jaren hebben we veel gevallen van burn-out gehad, mensen met hartproblemen ook. Onderschat de stress van de functie niet.

Maar in het asielrecht, waar het gaat over de vraag of iemand in aanmerking komt voor internationale bescherming, is de situatie anders. Uiteindelijk speelt daar altijd een subjectief element. In wezen komt het vaak hierop neer: geloof ik het verhaal van de betrokkene of niet? Veel bewijsstukken zijn er zelden. (lachend:) Raar maar waar, rechters zijn ook maar mensen. Ze zijn niet wereldvreemd. Ze staan met beide voeten in de samenleving. Ze lezen kranten, kijken televisie en praten met hun buren. Wij, rechters, denken soms dat we met onze arresten invloed hebben op de samenleving, maar ook het omgekeerde is waar: de maatschappij heeft ook invloed op de rechters. En vandaar misschien het verschil tussen Nederlandstalige en Franstalige rechters. Het blijft mensenwerk, en is dus van nature subjectief.

Is dat een probleem?

Bodart: Dat kan een probleem worden als de wet niet voor iedereen op dezelfde manier wordt toegepast. Dat brengt de geloofwaardigheid van de procedure in gevaar. Ook bij andere rechtbanken bestaan verschillen. Een rechter in eerste aanleg in Antwerpen kan anders vonnissen dan zijn collega in Luik in een vergelijkbare zaak. Alleen kun je daartegen in beroep gaan bij een hof van beroep, en nadien eventueel ook nog bij het Hof van Cassatie. Het verschil met de RvV is dat die beroepsmogelijkheden in het vreemdelingenrecht heel beperkt zijn. Je kunt alleen eventueel nog naar de Raad van State stappen, maar die oordeelt niet als feitenrechter en zal zich dus nooit uitspreken over de geloofwaardigheid van een asielverhaal.

Hebben die verschillen in de rechtspraak ook te maken met politieke verschillen tussen Nederlandstalig en Franstalig België? Wallonië heeft bijvoorbeeld geen antivreemdelingenpartij zoals het Vlaams Belang.

Bodart: (afgemeten) Dat heeft er zeker mee te maken.

Bij de publieke opinie leeft de indruk dat de uitwijzing van afgewezen asielzoekers niet echt werkt. Velen verzeilen in de illegaliteit. Hoe frustrerend is het als uw arresten niet worden uitgevoerd?

Bodart: Het is een probleem dat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, de Dienst Vreemdelingenzaken en het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen heel veel papier produceren, terwijl afgewezen asielzoekers maar ook andere vreemdelingen na hun procedure toch illegaal in het land blijven. Het is blijkbaar vreselijk moeilijk om iemand daadwerkelijk uit het land te zetten. Ondertussen bouwen die mensen hier een leven op, gaan ze werken, sturen ze hun kinderen naar school en worden ze geïntegreerd in de samenleving – tot er een dag komt dat ze toch uitgezet moeten worden. Dat is niet menselijk. Als ik bij het wegwerken van de historische achterstand nog oude dossiers moet behandelen die vijf, zes jaar bleven liggen, dan verontschuldig ik mij bij het begin van de zitting altijd bij de vreemdeling en zijn of haar advocaat, en toon ik begrip voor het geduld dat zij moesten hebben.

Misschien is een regularisatie van die oude dossiers een humane oplossing? Dan hoeven die mensen niet in hongerstaking te gaan.

Bodart: Dat is een politieke beslissing.

In een toespraak zei u: ‘De toenemende complexiteit van procedures schaadt het algemeen belang en benadeelt bonafide aanvragers.’

Bodart: Dat heb ik goed gezegd, hè. (lacht) De procedure is uiterst complex, en dat speelt in de kaart van wie de gaten in de wetgeving zoekt. Bonafide migranten of asielzoekers zijn het slachtoffer van die complexiteit.

En dat is de schuld van de politici?

Bodart: Ik noem het liever ‘de wetgever’. Ik hoop dat de huidige staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Sammy Mahdi (CD&V), of zijn opvolger zijn groot project voor een nieuw migratiewetboek kan realiseren.

De vorige staatssecretaris, Theo Francken (N-VA), had ook zo’n project. Het is nooit van de grond gekomen.

Bodart: U vroeg daarnet naar mijn frustraties. Wel, die complexe wetgeving is een bron van frustratie. Ik ben vijf jaar geleden benoemd als eerste voorzitter en heb intussen al drie staatssecretarissen meegemaakt. Mijn voorganger als eerste voorzitter, Chantal Bamps, heeft op verzoek van de toenmalige staatssecretaris met een werkgroep een vereenvoudigde procedure uitgewerkt. Ik zette haar werk voort met de hulp van veel collega’s, en in juni 2018 heb ik een flink pakket concrete voorstellen aan meneer Francken bezorgd. Maar enkele maanden later nam hij ontslag. Die voorstellen liggen ondertussen stof te verzamelen. Meneer Mahdi is goed begonnen met de aanstelling van een nieuwe commissie Migratiewetboek (in maart 2021, nvdr), maar hij zal nu wellicht ook vertrekken. Intussen zijn we vier jaar verder.

Serge Bodart:  ‘Rechters mogen zich niet laten leiden door een  grondstroom.’
Serge Bodart: ‘Rechters mogen zich niet laten leiden door een grondstroom.’ © THOMAS SWEERTVAEGHER

Maakt het voor u veel verschil of iemand als Mahdi of Francken bevoegd is?

Bodart: Eerlijk? Met Theo Francken was het niet altijd gemakkelijk. Maar geen enkele staatssecretaris gaf de indruk dat hij of zij onze arresten wilde beïnvloeden. Zowel Maggie De Block (Open VLD), Theo Francken als Sammy Mahdi respecteerde de Raad en de onafhankelijkheid van zijn leden.

Wat was het probleem Theo Francken?

Bodart: Zijn uitspraken in de media. Soms moest ik mijn collega’s echt kalmeren na bepaalde uitspraken.

Zoals in 2019, toen hij beweerde dat de Nederlandstalige rechters van de Raad overbelast raakten, terwijl hun Franstalige collega’s tijd hadden om te golfen?

Bodart: Daar was toen inderdaad commotie over onder de rechters. Ik heb toen gereageerd met een persbericht waarin ik de hobby’s van al onze rechters opsomde. Sommigen spelen badminton, anderen boksen, fietsen of gaan hardlopen. Er is maar één collega die golf speelt, een Vlaming. (lacht)

Zeggen zulke incidenten iets over de relatie tussen magistraten en politici?

Bodart: In zekere zin wel. Uitspraken van politici over magistraten liggen gevoelig. Maar dat geldt ook voor de media. Rechters willen vooral dat hun onafhankelijkheid gewaarborgd is.

Komt die onafhankelijkheid in het gedrang door het voortdurende gesleutel aan de wet? Sinds 2015 is de wetgeving al 32 keer gewijzigd.

Bodart: Gemiddeld is er dus om de twee maanden een wijziging. Dat is toch onvoorstelbaar veel? Maar ik turf het niet meer. Bij de Raad van State was ik bevoegd voor dossiers over openbare aanbestedingen. Dat is ook complexe materie, maar zodra je vreemdelingenrecht op je bord krijgt, lijkt elke andere materie gemakkelijk. Onze wet is al complex, en dan is er nog allerhande Europese en internationale regelgeving. Bovendien doen politici er nodeloos nog een schepje bovenop om zelf streng of zogenaamd flinks over te komen. Dat maakt het werk voor iedereen moeilijker. En wat is uiteindelijk het resultaat? De migranten blijven toch komen!

Wat is bijvoorbeeld de zin van de inkorting van de beroepstermijn tot vijf dagen als afgewezen asielzoekers vijf jaar later nog altijd in het land zijn? Wat is er mis met een beroepstermijn van dertig dagen? Dan kunnen alle betrokken partijen hun verzoekschriften en argumenten goed voorbereiden, en kan de Raad binnen het halfjaar een deugdelijk arrest vellen. De rechten van mensen zo strikt inperken, heeft weinig zin want het resultaat blijft hetzelfde.

Willen politici met strenge wetgeving vooral scoren bij hun achterban, ten koste van de rechten van asielzoekers?

Bodart: (voorzichtig) Dat zou kunnen. Neem nu het verhaal van de visa. Vroeger probeerde de Raad soms om de minister te dwingen een bepaald visum af te leveren. Francken werd populair door dat mordicus te weigeren. De wetgeving was gewoon niet duidelijk. Mijn voorganger heeft toen het goede idee gehad om die kwestie voor te leggen aan het Europees Hof van Justitie. Dat heeft de knoop doorgehakt en beslist dat de Raad daar niet bevoegd voor was. Bon, dat is dan tenminste wél duidelijk.

Het jaarverslag van de RvV bewijst dat de historische achterstand stilaan weggewerkt raakt. Maar het wijst ook op hoog ziekteverzuim onder magistraten, veroorzaakt door de ‘psychosociale risico’s’. Welke risico’s zijn dat?

Bodart: De voorbije jaren hebben we veel gevallen van burn-out gehad, mensen met hartproblemen ook. Onderschat de stress van de functie niet. Als magistraat beslis je in je eentje over zeer gevoelige menselijke materie. Je moet bijvoorbeeld constant afwegen of je beslissing om iemand asiel te verlenen niet in de kaart speelt van mensensmokkelaars. En als je iemand uitwijst, weet je dan wel zeker dat hij in het land van oorsprong niet zal worden gefolterd? Reken maar dat dat iets met je doet als magistraat. Daarbovenop komen die ingewikkelde en constant veranderende wetgeving én de enorme werklast. Daar wordt veel over gepraat onder elkaar, en die collegialiteit helpt ook wel. Maar na een grondige analyse van onze werkomstandigheden door Mensura merken we nu stilaan wel verbetering.

De rechten die een samenleving aan de zwaksten geeft, zijn een goede graadmeter voor haar beschavingsniveau.

‘Ons asielsysteem wordt op grote schaal misbruikt’, zei Marc Bossuyt, eind jaren 1980 de eerste vluchtelingencommissaris, in een recent interview in Het Nieuwsblad.

Bodart: Ik heb als ambtenaar nog samengewerkt met Marc Bossuyt, en ik weet dat hij een lichte neiging tot overdrijven heeft. (glimlacht) Ongeveer 40 procent van de asielzoekers wordt effectief erkend als vluchteling. Een paar jaar geleden was dat iets meer, toen we de instroom uit Syrië kregen. Je kunt dus niet zeggen dat het gigantisch veel is. Bij de 60 procent die afgewezen wordt, zullen er ongetwijfeld een aantal zitten die misbruik probeerden te maken, maar dat gebeurt zeker niet op grote schaal. Het grote probleem is de lange duurtijd van de procedure. Dossiers van geweigerde Afghaanse asielzoekers die de voorbije jaren in België arriveerden, sijpelen pas nu stilaan door naar de RvV. Maakt een Afghaan die hier bescherming zocht maar niet kreeg, dan per definitie misbruik? Nee. Zal die Afghaanse asielzoeker die geweigerd werd, effectief naar Afghanistan terugkeren na een arrest van de Raad? Op dat vlak heeft Bossuyt misschien een punt, maar dat heeft niets met onze arresten te maken, maar alles met het uitwijzingsbeleid. En dat is de verantwoordelijkheid van de uitvoerende macht.

Een opvallende uitspraak van de RvV ging over een Senegalese vrouw die asiel kreeg omdat ze na een abortus fysiek geweld riskeerde in Senegal. Zullen vrouwen uit de VS ook in aanmerking komen voor asiel als daar binnenkort een strikt abortusverbod zou komen?

Bodart: Sorry, maar ik doe niet aan toekomstvoorspellingen. Bij de beoordeling van het asiel van de Senegalese vrouw ging het níét over de abortuswetgeving, maar over het risico op geweld, foltering of onmenselijke behandeling. Ik denk niet dat dat risico in de VS heel hoog is.

In Amerika zijn militante anti-abortusgroepen actief. Er waren brandstichtingen in abortuscentra, en het Witte Huis heeft al gewaarschuwd voor anti-abortusgeweld.

Bodart: Geen enkel land ter wereld kan zijn burgers een absolute bescherming tegen geweld garanderen. De cruciale vraag is of een overheid wel voldoende inspanningen doet om geweld maximaal te vermijden, te beteugelen en te bestraffen.

Tot slot: de RvV is in arresten soms opvallend kritisch voor de Staatsveiligheid. De beslissing van staatssecretaris Mahdi om een Marokkaan uit te wijzen die volgens de Staatsveiligheid een terreurverdachte was, werd vernietigd. De RvV vond dat de Staatsveiligheid weinig solide argumenten had.

Bodart: Dat arrest heeft ons niet populair gemaakt in Vlaanderen, ik weet het. (lacht) Maar dat is geen kritiek op de Staatsveiligheid. De rechters vonden in dat dossier onvoldoende objectieve elementen om te beoordelen of die persoon echt een ernstig gevaar was voor de samenleving. We beseffen dat de Staatsveiligheid ons niet al haar geheime informatie kan geven, maar wij moeten nu eenmaal oordelen op basis van wat in het dossier zit. Iemand die hier al jaren verblijft, kun je niet zomaar uitwijzen op basis van een korte nota in een dossier dat hij op sociale media contacten had met geradicaliseerde mensen, zonder verder bewijs. We hebben daarover al vergaderd met de Staatsveiligheid, en ze hebben begrip voor ons standpunt en wij voor het hunne. In veel landen, zoals Nederland, mag een rechter geclassificeerde informatie inkijken en op basis daarvan beslissen, zonder dat betrokken partijen in het geding ook die informatie mogen zien. Dat kan in België niet. Daarvoor is alweer een zoveelste wetswijziging nodig.

Serge Bodart

– 1958 geboren in Ukkel

– Studie rechten en sociologie (UCL)

– 2011 staatsraad bij de Raad van State

– 2012-2014 adviseur justitie en vreemdelingenzaken op het kabinet van premier Elio di Rupo

– 2017-2022 eerste voorzitter van de RvV

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content