Comedian Xander De Rycke mocht de naam en foto van de eigenaar van Showcomm niet gebruiken in zijn Houdt het voor bekeken-shows. Het vonnis doet Dirk Voorhoof, emeritus professor mediarecht, de wenkbrauwen fronsen. ‘Deze zaak vertoont alle kenmerken van een SLAPP, waarbij juridische stappen intimiderend moeten werken.’
Midden december publiceerde een rechter in Turnhout een vonnis waarin die akte neemt van een verklaring die opgesteld werd door comedian Xander De Rycke. Daarin staat dat hij de naam en de foto van de eigenaar van Showcomm – het bedrijf achter verschillende clickbaitsites – niet zal gebruiken in zijn zaalshows Houdt het voor bekeken. Doet hij dat toch? Dan hangt hem een dwangsom boven het hoofd van 25.000 euro per keer, met een plafond van 125.000 euro. De naam van het bedrijf noemen werd niet verboden.
Een opvallend vonnis, vindt emeritus professor mediarecht Dirk Voorhoof, verbonden aan het Human Rights Centre van de UGent. Hij heeft er behoorlijk wat bedenkingen bij. Waarom koos men, bijvoorbeeld, voor een procedure voor de bescherming van de reputatie van een bedrijf, en niet voor de bescherming van de persoonsgegevens?
‘De rechter had ook kunnen, en misschien zelfs moeten, zeggen dat dit een tergend en roekeloos geding was.’
‘Showcomm is een procedure gestart om kritiek op zijn onderneming te neutraliseren’, zegt Voorhoof. ‘Dat is vreemd, want De Rycke mocht de naam van Showcomm wel noemen in zijn shows, maar blijkbaar niet de naam en de foto van de man die achter die onderneming zit. Dan gaat het over persoonlijke privacy, en niet over vermeende reputatieschade van een bedrijf. Toch wordt er binnen dat kader geoordeeld.’
Volgens Voorhoof werd er misbruik gemaakt van de juridische procedure, en vertoont deze zaak kenmerken van een SLAPP (Strategic Lawsuit Against Public Participation). ‘Daarbij worden er juridische stappen gezet die intimiderend werken. Het gevolg? Journalisten en kunstenaars met een boodschap beginnen zichzelf in te houden, los van de vraag of ze juridisch in de fout gaan’, aldus Voorhoof. ‘Dat heeft ontegensprekelijk een chilling effect.’
Had de rechter dan anders moeten oordelen?
Dirk Voorhoof: Ja, hij had kunnen zeggen dat dit geen zaak is tussen ondernemingen, maar een geschil over de reputatie of privacy van een persoon, waarvoor de ondernemingsrechtbank niet bevoegd was.
De rechter had ook kunnen, en misschien zelfs moeten, zeggen dat dit een tergend en roekeloos geding was. Hij had de vordering niet alleen kunnen afwijzen, maar Showcomm ook kunnen veroordelen tot een schadevergoeding, een boete of de terugbetaling van de advocatenkosten. Door dat niet te doen, heeft de rechtbank een juridisch onzuiver kader bevestigd.
‘Juridisch gezien kunnen we hier niet spreken van preventieve censuur.’
De Rycke noemde het in verschillende media ‘preventieve censuur’. Vindt u dat ook?
Voorhoof: Juridisch gezien kunnen we hier niet spreken van preventieve censuur. Preventieve censuur doet zich voor wanneer een rechter zonder tegenspraak, bijvoorbeeld via een eenzijdig verzoekschrift, een voorafgaand verbod oplegt, nog voor enige verspreiding. Dat is hier niet gebeurd. Dit was een tegensprekelijke procedure, waarbij De Rycke zich heeft kunnen verdedigen. Dat maakt een groot verschil.
De Rycke heeft inderdaad zélf een verklaring afgelegd waarin hij akkoord gaat om de naam en foto van de man achter Showcomm niet te gebruiken in zijn shows – wat hij ook niet gedaan heeft.
Voorhoof: Dat klopt, en de rechtbank heeft zich daar opvallend makkelijk bij aangesloten door die verklaring ‘in rechte te bevestigen’. Ze zegt dat ze die verklaring voldoende geloofwaardig vindt. Dat er aan die bevestiging toch een zware dwangsom gekoppeld wordt, maakt het vonnis tegenstrijdig.
Het vonnis vermeldt ook dat het gaat om ‘komedie, humor en satire’. Maakt dat een verschil?
Voorhoof: Juridisch gezien is dat een cruciale passage. De rechter erkent dat het om satire gaat, gebracht door een stand-upcomedian. Dat versterkt het recht op vrijheid van expressie aanzienlijk.
Ook bepalingen uit het Wetboek Economisch Recht moeten altijd worden toegepast in het licht van hogere normen, zoals artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikelen 11 en 13 van het EU-Handvest, die de vrijheid van meningsuiting en artistieke expressie beschermen. De rechter lijkt zich daarvan bewust en zegt expliciet dat er geen aanwijzingen zijn om de vrijheid van expressie te beperken.
‘De Rycke heeft zichzelf in de voet geschoten.’
Zal deze uitspraak gevolgen hebben voor andere comedians?
Voorhoof: Dat denk ik niet, want het is geen principiële uitspraak. Het vonnis als voorlopige maatregel steunt volledig op de individuele verklaring van De Rycke.
De rechter laat zelfs uitschijnen dat er ten gronde geen reden was om enige beperking op te leggen – maar als De Rycke zelf verklaard heeft dat hij de naam en de foto van de man niet zal gebruiken, kan de rechter moeilijk zeggen dat hij het wél mag doen. De Rycke heeft zichzelf daarmee in de voet geschoten.