Els Vereecke

‘Hoe moet ik aan mijn cliënte uitleggen dat haar veroordeelde verkrachter nog altijd vrij rondloopt?’

Els Vereecke Advocaat zedenzaken en vrijwilliger bij PUNT.vzw

In een toonaangevend vonnis heeft de rechtbank van Hasselt een verkrachter tot een effectieve gevangenisstraf veroordeeld. De correctionele rechtbank legde daarbij zelfs een zwaardere straf op dan het Openbaar Ministerie had gevraagd. Het OM vroeg namelijk geen veroordeling voor de zedenfeiten en ook geen onmiddellijke aanhouding bij de uitspraak die inmiddels definitief is. Advocaat Els Vereecke luidt daarom aan de alarmbel. ‘Een veroordeelde verkrachter is momenteel op vrije voeten. Met Julie Van Espen in het achterhoofd is dat onvoorstelbaar.’

Op 13 juli 2023 velde de rechtbank van Hasselt een opmerkelijk vonnis in een zedendossier. De rechter veroordeelde een man tot 40 maanden effectieve gevangenisstraf voor de verkrachting, aanranding en slagen en verwondingen aan mijn cliënte. En dat na een procedurestrijd van bijna vijf jaar waarbij het Openbaar Ministerie (OM) eerder had gevraagd om de verdachte niet te vervolgen voor de zedenfeiten.

Zelfs na bijkomend onderzoek, op verzoek van de voorzitter van de rechtbank, bleef het Openbaar Ministerie bij zijn standpunt en werd er niet aangedrongen op een veroordeling voor de zedenfeiten.

Toch oordeelde de rechtbank dat de man wel degelijk schuldig is aan de zedenfeiten en legde hem een zware effectieve gevangenisstraf op. Aangezien de man geen beroep heeft aangetekend tegen dat vonnis is die straf nu ook definitief geworden.

Uitzonderlijk

Hoewel het Openbaar Ministerie het algemeen maatschappelijk belang vertegenwoordigt en niet dat van een individueel slachtoffer, zitten deze beide partijen meestal op dezelfde lijn. Ze vragen de rechtbank immers om gevolg te geven aan strafbare feiten.

De uitspraak van de rechtbank is dan ook eerder uitzonderlijk omdat het Openbaar Ministerie, tot tweemaal toe, niet om een veroordeling van de zedenfeiten heeft gevraagd, en de rechtbank alsnóg een effectieve gevangenisstraf van 40 maanden heeft uitgesproken.

Dat vonnis is, na vijf jaar volharding, eindelijk erkenning voor het onrecht dat het slachtoffer werd aangedaan.

Maar wat nu met de uitvoering van de straf?

Geen onmiddellijke aanhouding

Hoewel de veroordeelde man de feiten altijd ontkend heeft, lijkt hij nu in het vonnis te berusten en heeft hij geen beroep aangetekend. De beroepstermijn van 30 dagen is intussen verstreken, waardoor de uitspraak definitief is geworden.

Mocht hij wél in beroep zijn gegaan, dan had de veroordeelde man een lange tijd – zónder opvolging of controle – op vrije voeten geweest, in afwachting van een definitief arrest van het beroepscollege.

De man stond niet onder voorwaarden, bovendien had het Openbaar Ministerie geen onmiddellijke aanhouding gevraagd.

Een rechtbank kan die onmiddellijke aanhouding pas bevelen wanneer het OM daar, op het ogenblik van de uitspraak, uitdrukkelijk naar vraagt. Dat wordt gedaan wanneer er gevreesd wordt dat de beklaagde zijn straf zal ontlopen of dat hij nieuwe misdrijven zal plegen.

Er moet dan gekeken worden naar de noodzakelijkheid van die aanhouding voor de openbare veiligheid én er moet een minimum aan gevangenisstraf zijn opgelegd door de rechtbank.

Bij de meeste strafzaken moet de dader een gevangenisstraf van 3 jaar of meer gekregen hebben voor men tot onmiddellijke aanhouding kan overgaan. Zedenmisdrijven en terroristische misdrijven zijn hierop een uitzondering: de rechtbank kan de onmiddellijke aanhouding al uitspreken vanaf een veroordeling van 1 jaar gevangenisstraf.

In de recente zaak in Hasselt was er een effectieve gevangenisstraf opgelegd van méér dan 3 jaar én er kon gevreesd worden dat de man zijn straf zou ontlopen, aangezien hij niet aanwezig was op de laatste zitting en meestal in het buitenland verblijft.

Het is dan ook onbegrijpelijk waarom het Openbaar Ministerie de onmiddellijke aanhouding niet heeft gevraagd. Het is nochtans zijn taak om de belangen van onze samenleving te verdedigen en onze veiligheid te garanderen.

Op vrije voeten

Hoe moet ik aan mijn cliënte uitleggen dat, ondanks de zware effectieve bestraffing, met de zaak van Julie Van Espen in het achterhoofd, haar verkrachter nu nog vrij kan rondlopen?

Kunnen we vandaag als maatschappij werkelijk nog tolereren dat een man, veroordeeld tot 40 maanden effectieve celstraf voor zedenfeiten, zonder voorwaarden of opvolging vrij kan rondlopen?

Een straf die overigens nog veel hoger had kunnen zijn. De rechtbank heeft in het vonnis rekening gehouden met de ‘redelijke termijn’ die was overschreden waarbinnen de zaak moest worden behandeld. De feiten dateren van 2018.

Gelukkig zal nu door het verstrijken van de beroepstermijn en het definitief worden van de uitspraak, de veroordeelde man zowel nationaal als internationaal worden geseind, als hij zich niet vrijwillig komt aanbieden bij de gevangenis en hij niet op zijn officiële adres kan worden aangetroffen.

Hoopgevend

Het recente vonnis in Hasselt is enerzijds hoopgevend en toont aan dat slachtoffers van zedenzaken wel degelijk de juridische erkenning kunnen krijgen die ze verdienen, ook al zijn de feiten gedateerd en/of werden er geen onmiddellijke tastbare sporen (meer) vastgesteld door het tijdig afnemen van een S.A.S. (seksuele agressie set).

Het vonnis geeft moed om terug te vechten. Ook al werd de klacht van het slachtoffer geseponeerd door het Openbaar Ministerie en vroeg men zelfs om de verdachte niet te vervolgen. Het behalen van een effectieve veroordeling in zedendossiers is hoe dan ook geen sinecure.

Anderzijds blijft de rechtbank (terecht) zeer voorzichtig. Bij de minste twijfel over schuld, moet de verdachte worden vrijgesproken. Dat ‘vermoeden van onschuld’ is één van de basisprincipes van ons Belgisch strafrecht.

Gedateerde feiten

Het zorgt er wel voor dat ik als strafpleiter in zedenzaken mijn cliënten telkens moet waarschuwen voor een moeizame procedurestrijd, zeker wanneer de feiten gedateerd zijn en er geen onmiddellijke sporen zoals DNA of genitale verwondingen werden vastgesteld.

Door trauma, schaamte of schrik kan er heel wat tijd overgaan tussen de feiten en het moment van aangifte, waardoor er cruciale bewijzen verloren kunnen gaan. Dit is een vaak voorkomende situatie waarin heel wat slachtoffers zich zullen herkennen.

De strijd en het persoonlijke lijden van slachtoffers is onnoemlijk zwaar. Om het hun aangedane leed te kunnen aantonen wordt er van hen verwacht dat zij hun volledige medische dossiers naar voor brengen, dat hun sociale media worden uitgespit op zoek naar randbewijzen, dat zij intensieve bijkomende psychologische en psychiatrische onderzoeken ondergaan om hun geloofwaardigheid te kunnen staven, enzovoort.

Zoals confrater Mr. Anne Marie De Clerck terecht aanstipte in een opinie in De Tijd, is het niet ondenkbaar dat slachtoffers met minder mentale én financiële draagkracht het proces niet zouden halen.

Julie Van Espen

Maar er is beweging. De zaak van Julie Van Espen zorgde voor een kentering in de strijd tegen seksueel geweld in België, onder meer dankzij de open brieven van de ouders van Julie Van Espen, gericht aan de koning en regering.

Er is intussen heel wat vooruitgang geboekt: de wetgeving rond seksueel strafrecht is recent aangepast en de Hoge Raad van Justitie publiceerde een rapport met werkpunten. Er zijn vandaag opgeleide zedeninspecteurs bij de politie, gespecialiseerde magistraten en ook advocaten kunnen een opleiding volgen over hoe zij beter kunnen omgaan met slachtoffers van seksueel geweld.

Bovendien is er een vraag tot uitbreiding van de opgerichte Zorgcentra na Seksueel Geweld, waar slachtoffers dag en nacht terechtkunnen voor zorg op maat. Ook PUNT.vzw, opgericht na de verkrachting van en moord op Julie Van Espen, biedt bijkomende ondersteuning aan slachtoffers van seksueel geweld, op het vlak van hulpverlening, sensibilisering, onderzoek en adviesverlening.

Enkele dagen geleden hebben de ouders van Julie Van Espen zich opnieuw tot de politiek gericht om onopgeloste problemen rond justitie en seksueel geweld aan te kaarten.

Als zedenadvocaat en vrijwilliger bij PUNT.vzw kan ik mee onderschrijven dat justitie in België nog heel wat werk voor de boeg heeft.

Het recente dossier te Hasselt toont nogmaals aan dat personen veroordeeld voor zedenfeiten onvoldoende worden opgevolgd, al dan niet in afwachting van een beroepsproces.

Salduz

Bovendien zouden slachtoffers evenveel juridische ondersteuning moeten verdienen als verdachten.

Sinds 2012 biedt de Salduzwetgeving bijzondere bescherming aan verdachten. Die wet geeft hen onder meer recht op een voorafgaand overleg en bijstand van een advocaat bij een eerste verhoor.

Ook slachtoffers hebben baat bij bijstand van een advocaat vanaf het neerleggen van de eerste klacht (wat in de praktijk op vandaag weinig tot nooit gebeurt). Een advocaat kan slachtoffers hierdoor van bij de start correct informeren en ondersteunen, wat de zware bewijslast in zedenprocedures zeker ten goede zou komen.

Want ondanks de verbeteringen van de laatste jaren in de strijd tegen seksueel geweld, bewijst het dossier in Hasselt dat het zoeken naar en leveren van bewijzen voor een groot deel op de schouders van de slachtoffers valt. En dat is onnodig zwaar.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content