Jogchum Vrielink

Jogchum Vrielink: ‘Red de liberale democratie van de liberalen’

Jogchum Vrielink Grondrechtenspecialist en rechtsantropoloog, geeft les aan de Université Saint-Louis in Brussel.

Gwendolyn Rutten noemde onze liberale democratische samenlevingsvorm ‘superieur’ en kreeg prompt half Vlaanderen over zich heen. Jogchum Vrielink struikelt niet over die kwalificatie. Wel heeft hij problemen met Ruttens invulling van die staatsvorm. Hij vindt die onliberaal.

Enkel rond dat andere non-issue, het Gentse circulatieplan, was nóg meer ophef. Gwendolyn Rutten (Open VLD) had durven zeggen dat de democratische rechtsstaat (of, zoals zij dat graag noemt: de liberale democratie) superieur is aan andere samenlevingsvormen.

Verontwaardiging alom. De wereld is dan ook een magische plek, vol mensen die klaarstaan om ergens verontwaardigd over te zijn. Boze reacties volgden. En reacties op die reacties.

Net nu u dacht dat het veilig was om de opiniepagina’s weer te bekijken, moet ik u teleurstellen: ook dit stuk is eraan gewijd.

Persoonlijk val ik niet echt over die aanduiding ‘superieur’. Hoewel ik die zelf niet noodzakelijk zou gebruiken. Mensen die superioriteit claimen, zeggen opvallend vaak het soort dingen waarmee ze hun eigen stelling ondergraven. Zo ook Rutten.

Maar met haar uitgangspunt ben ik het niet oneens: de democratische rechtsstaat ís ‘superieur’. Al was het maar omdat er geen betere modellen beschikbaar zijn. En volgens mij zijn die evenmin denkbaar.

Behartigenswaardig is ook Ruttens kritiek op het feit dat veel beleidsmakers en regelgevers slechts gelukkig lijken als ze allerlei ongewenst gedrag kunnen verbieden. In haar woorden: “Geen dag zonder nieuw verbod”.

Wat wel opvalt, zijn haar illustraties: “We mogen geen vlees meer eten, geen alcohol meer drinken, niet meer op de buiten wonen, de open haard niet meer aansteken en niet meer met de auto rijden”.

‘Red de liberale democratie van de liberalen’

Nu geef ik grif toe dat ik het Staatsblad de afgelopen week niet élke dag helemaal heb gelezen, maar die verboden zijn me toch even ontgaan.

Zou het kunnen dat Rutten geen échte verboden opsomt, omdat veel van de betuttelende en vrijheidsbeperkende regelgeving van de laatste decennia jaren gesteund of zelfs geïnitieerd werd door de Open VLD? De seksismewet, de negationismewet, het boerkaverbod en noem maar op: vrijwel zonder uitzondering schaarden de liberalen zich erachter.

Maar wellicht zijn Ruttens boek en haar interviews tekenen dat de partij voortaan kiest voor een radicaal vrijheidsdenken?

De vrijheid… om exact hetzelfde te zijn

Ook dat lijkt twijfelachtig en brengt me bij de kern van het probleem dat ik heb met Ruttens discours. Dat is dat Rutten het rechtsstatelijke samenlevingsmodel een verschraalde en au fond weinig liberale invulling verleent.

Rutten zegt terecht dat de grote kracht van onze samenlevingsvorm is dat “niemand zijn manier van leven oplegt aan een ander”. Maar het wringt zo gauw dat principe in de praktijk moet worden gebracht.

Zo moeten we ‘intolerant’ zijn (en dus verboden invoeren?) voor moslims die weigeren personen van het andere geslacht de hand te drukken. Meer in het algemeen is alles in haar discours gericht op orthodoxe moslims of andere conservatieve gelovigen als probleem.

‘Rutten lijkt te vinden dat er maar één manier is om vrij te zijn: een liberalisme waarin iedereen liberaal móet zijn.’

Rutten lijkt vrijheid niet louter als een recht te zien, maar eerder als een plicht: “Wacht niet op God of op Allah” en “luister niet naar doemdenkers of regelneven, maar maak iets van je leven”.

Dat je dat zelf zo ziet en daarvoor ijvert, is prima. Onze vrijheid laat die invulling ervan toe. Maar Rutten lijkt te vinden dat er maar één manier is om vrij te zijn: een liberalisme waarin iedereen liberaal móet zijn.

Rutten stelt dat moslims “hun levenswijze niet mogen opleggen”. Tot dusver leggen moslims – alvast op juridisch vlak – echter niets op. Degenen die iets willen opleggen lijken eerder Rutten en de haren te zijn.

Politiek naar de privésfeer!

Opleggen? Wat dan? Een voorbeeld is dat geloof, aldus Rutten, geen plaats heeft in de publieke sfeer: “Ik heb respect voor wie gelovig is, maar val er mij niet mee lastig. Geloof hoort thuis in de privésfeer. Doe thuis wat je wil, maar vraag van mij niet dat ik daar rekening mee houd”.

Religie hoort dus ‘achter de voordeur’ te blijven? Nu denk ik dat persoonlijk wel eens van de politiek (en zeker als ik het bovenstaande soort dingen lees), maar gelukkig sluit de rechtsstaat uit dat ik die verlangens zou realiseren. Zo ook voor die van Rutten (voor zover dat althans haar standpunt is, want ze aanvaardt – zij het wat schoorvoetend – dat men publiekelijk een hoofddoek mag dragen).

Oppervlakkig bekeken kan de achter-de-voordeur-benadering plausibel lijken. Wijzen de scheiding van kerk en staat en de neutraliteit van de overheid in godsdienstzaken niet in die richting?

Bij nadere analyse niet. Die beginselen beschermen de burger net tegen een te grote bemoeienis door de staat. Zeker waar het gaat over hun levensbeschouwing. Neutraliteit betekent – zelfs in haar meest radicale vorm – dat de staat geen keuze voor of tégen religie mag maken.

‘Zelfs in een land als Frankrijk, dat laïciteit hoog in het vaandel draagt, is religie geen loutere privékwestie.’

Anders gezegd: religie is slechts een ‘privézaak’ in de zin dat ze geen staatszaak is en dat burgers dus vrij zijn in het (niet) kiezen en het (niet) belijden van hun godsdienst. Ook nadat ze de voordeur achter zich dichttrekken, bij het verlaten van hun huis.

Zelfs in een land als Frankrijk, dat laïciteit hoog in het vaandel draagt, is religie geen loutere privékwestie. En ze kàn dat ook niet zijn: onze hoogste nationale en supranationale hoven zouden een dergelijk, veralgemeend uitgangspunt een schending achten van een resem rechten en vrijheden.

Er kan trouwens op worden gewezen dat de Open VLD – zowel in 2003 als in 2007 – als regeringspartij (terecht) discriminatiewetgeving heeft ingevoerd die niet alleen directe discriminatie op grond van religie en levensbeschouwing verbiedt, maar ook indirecte discriminatie.

Dat houdt in dat je als werkgever, als school, en als aanbieder van goederen en diensten elke, zelfs neutrale, maatregel die nadelig is voor religieuze en levensbeschouwelijke groepen moet verantwoorden en dat je altijd moet kiezen voor een oplossing die hen zo min mogelijk belast. Plant men die regelgeving dan maar weer in te trekken? (iets wat overigens niet zou mogen van Europa)

Dit alles betekent niet dat er geen beperkingen gelden op het publiek praktiseren van je godsdienst. Er zijn er talloze. Maar het betekent wél dat het uitgangspunt dat religie een loutere thuiszaak is, onzin is; onliberale onzin, bovendien.

Geen tolerantie voor intolerantie?

Een ander element dat doet twijfelen aan Ruttens vrijheidslievendheid is haar stelling dat we, vooral in verband met religieuze radicalen, “intolerant moeten zijn voor de intoleranten”. Kortom: wie intolerant is, verspeelt zogezegd zijn eigen aanspraak op tolerantie.

Er is echter – in tegenstelling tot wat Rutten meent – niets onlogisch aan het grondwettelijk beschermen van opvattingen die zich tegen tolerantie kanten. Althans, zolang die intolerantie geen gewelddadige vormen aanneemt. Onlogisch wordt het pas als je toestaat dat intolerantie omgezet wordt in gedrag dat anderen schade berokkent en leidt tot schendingen van de wet.

Bovendien volgt uit het feit dat iemand zich tegen het tolereren van bepaalde groepen uitspreekt niet zomaar dat hij zélf geen beroep meer op tolerantie kan doen. Ok, de positie van die persoon is dan weliswaar niet coherent, maar dat vereisen grondrechten doorgaans ook niet.

Zo is het juridisch irrelevant dat Theo Francken half Twitter blokkeert (mij nog niet!) voor de vaststelling dat het onwettig is om hem de toegang tot zijn eigen lezing te blokkeren. Of nog: een staat zal ook moeten ingaan op de vraag om politiebescherming van een radicale anarchist, die voor het afschaffen van die staat en de politie is.

Meer fundamenteel lijkt Ruttens pleidooi uit te gaan van een misverstand, namelijk dat tolerantie zou betekenen dat iedereen elkaar zonder onderscheid moet respecteren en accepteren in het diepst van hun gedachten.

‘Een tolerantie die alleen zichzelf tolereert, slaat dan ook om in haar tegendeel en riskeert totalitair te worden.’

Tolerantie betekent traditioneel echter het tegenovergestelde. Men ’tolereert’ datgene wat men níet accepteert of respecteert. Anders gezegd: het is de pragmatische (geïnstitutionaliseerde) aanvaarding van de afwezigheid van principiële aanvaarding tussen groepen en individuen.

Net die vorm van tolerantie is karakteristiek voor en essentieel in een pluriforme rechtsstaat, waarin mensen met fundamenteel strijdige visies op het goede leven toch met elkaar moeten samenleven. Tolerantie vereist slechts dat we elkaar, ondanks die fundamentele meningsverschillen of afkeer, niet de kop inslaan (of andere strafbare gedragingen stellen).

Een tolerantie die alleen zichzelf tolereert, slaat dan ook om in haar tegendeel en riskeert totalitair te worden. Niet voor niets was “pas de liberté pour les ennemis de la liberté” het devies van het Schrikbewind, die ontaarding van de Verlichting.

Zo ver wil Rutten uiteraard niet gaan. Dat begrijp ik ook wel.

Maar duidelijk is wel dat haar project – in weerwil van haar eigen claims – geen écht radicaal liberaal vrijheidsdenken reflecteert. Het heeft meer weg van een ‘negationistische’ verschijningsvorm van de betutteling die ze juist zegt te willen bestrijden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content