‘In ons hoger onderwijs voltrekt zich een stille ramp’

Statisticus Joris Meys (UGent) botste bij het lezen van de resultaten van een enquête bij studenten op een probleem dat volgens hem te sterk onderbelicht blijft: het algemeen welzijn van onze studenten.

Ik ben gekraakt bij: “Bijna elke dag heb ik schrik dat een van hen 2 corona gaat oplopen en zal sterven.” Na amper drie bladzijden knijpt mijn keel al dicht, en ik heb er nog 17 te gaan. Nog 17 bladzijden noodkreet van meer dan 300 studenten aan mijn eigen faculteit. En de hele tijd dezelfde vraag: wat heb ik over het hoofd gezien?

Vorige week zag ik toevallig dat de studentenvertegenwoordiging een enquete deed naar het algemeen welbevinden van hun lotgenoten. Mijn aanbod om te helpen met de verwerking van de antwoorden namen ze graag aan. Altijd leuk om een lesgever zijn eigen leerstof te zien toepassen, en zo kon de zoveelste opdracht toch nog voor de deadline worden ingediend. Zelf wou ik ook wel weten hoe het onze studenten nu vergaat. Tijdens de oefeningen kan je langs je neus weg eens polsen, maar online lukt dat toch minder goed.

In ons hoger onderwijs voltrekt zich een stille ramp.

Vol goede moed begon ik bij de eerste vragen. Welk jaar zit je? Welke richting? Dan wat vragen over de werkdruk, het online les krijgen, de examenregeling, de masterproef. Ik splits de studenten op per jaar, maak grafieken en tabellen, en ontdek dat 3/4 van de studenten de werkdruk als zwaarder of veel zwaarder ervaren. De grotere zelfstandigheid en moeilijkere planning worden -zoals verwacht – het vaakst aangeduid als reden. Leerstof zelfstandig verwerken duurt nu eenmaal langer. Veel studenten durven ook niet goed hulp vragen, bij de eerstejaars is dat zelfs de helft.

Zoals in elke goede enquete, kwam ik ook hier de schrik van de statistiek terug tegen: de open vraag. Je kent ze wel, ze beginnen vaak met: “Als je hierboven “Andere” hebt aangeduid…“. Ik ging er niks mee doen, maar ben wel nieuwsgierig nu.

Persoonlijke problemen.” Meer stond er niet bij. Een andere student die thuis mee moet zorgen voor het grote gezin. Veel studenten die concentratieproblemen hebben, slechter slapen, en daardoor leerstof moeilijker verwerken. Dit lijkt op wat ik had verwacht, maar het voelt … anders. Groter. Meer. Langzaam bekruipt me een gevoel van onbehagen.

Iets minder gerust begin ik aan de volgende vraag: “hoe voel je je vergeleken met voor de maatregelen?” Hier koos 3/4 “slechter” en zelfs “veel slechter”. Dat is niet helemaal onverwacht, maar wel beduidend meer dan in de grote corona enquete. Bijna 80% van de eerstejaars gaf bovendien aan eenzaam te zijn, en bijna 40% zelfs angstig. Ik kan me niet bedwingen en duik opnieuw de open vragen in.

Het lief missen. De vrienden niet zien. Niet kunnen gaan trainen. Het lijken de normale problemen, de beslommeringen die iedereen wel voelt.

Mijn oma heeft terminale kanker, mijn mama heeft een auto-immuunziekte.”

Hier dus. Hier brak ik. Na vijf minuutjes uitwaaien, lees ik verder.

Zware depressie“. Geen extra uitleg.

Het feit dat ik ziek ben geweest, zorgde ervoor dat ik bijna geen schoolwerk kon doen“.

Angst dat mijn ouders met de tijd in financiële problemen zouden geraken“.

… ik wil stoppen, maar kan niet. Het is duidelijk dat die antwoorden niet geschreven zijn om te worden weggemoffeld achter een stoffige grafiek. Het moet van het hart, en als het niet publiek kan, dan maar in de anonimiteit van de vermaledijde open vraag.

Ik videochat elke dag met een student die dagelijks paniekaanvallen heeft, dit door de combinatie van een overvloed aan taken en leerstof met daarbovenop nog eens zijn thuissituatie. Er wordt niet of amper gedacht aan het mentale welzijn van de student.”

Opnieuw moet ik even stoppen. Een half uur geleden dacht ik nog dat het wel meeviel. Nu voel ik me vooral schuldig dat ik dat niet sneller heb gezien.

Begrijp me niet verkeerd: ik ben ook maar een lesgever. En eigenlijk zelfs dat niet, ik loop mee bij de praktische oefeningen voor een paar vakken, en dat aan een faculteit waar duizenden mensen rondlopen. Tuurlijk zie ik niet alles. Tuurlijk zien mijn collega’s dat ook niet. Wij krijgen wel wat mails van studentenvertegenwoordigers, polsen zelf eens hoe het lesmateriaal ervaren wordt, en sturen bij waar we denken dat het nodig is. En de hele tijd weet je dat het niet echt optimaal is, maar het kan niet anders en studenten begrijpen dat wel.

“Alle professoren doen hun uiterste best, waarvoor bedankt”.

En toch hebben we aan het mentale welzijn van studenten niet gedacht. We zitten ermee in, en ik zie mijn studenten graag. Dat klinkt oeverloos melig, maar het is zo. We leiden studenten op, bereiden ze voor op een toekomst waarin ze zelf de fakkel overnemen en verder bouwen aan die betere maatschappij. Ik geloof heel graag dat wij toch ergens dat verschil maken.

Wat ze werkelijk tekort komen, is een beetje extra tijd.

“Bedankt dat jullie zo met ons inzitten!”

En toch hebben we aan het mentale welzijn van studenten niet gedacht. Soms kan je ook te hard je best willen doen. We maken extra oefeningen, we geven extra taken, we sturen 2 uur extra lesmateriaal zodat ze zeker alles snappen. Maar wat ze werkelijk tekort komen, is een beetje extra tijd. Tijd om leerstof ook te verwerken. Tijd om voor oma naar de winkel te gaan. Tijd om medestudenten op te vangen. Tijd om ziek te zijn. En zelfs gewoon wat tijd om je slecht te voelen, en even alles opzij te schuiven tot die storm in je hoofd weer liggen gaat.

Het voelt aan alsof het werk maar blijft oplopen terwijl ik elke dag mijn best doe om zoveel mogelijk te doen.

Zelfs in normale tijden zijn er genoeg studenten die bovenop het zware programma nog de zorg voor zichzelf of iemand anders moeten dragen. We voorzien daarvoor speciale statuten en extra hulp. Nu komt de crisis daarbovenop, en wordt die groep veel groter. En ergens hebben we als maatschappij exact die groep tot nu toe over het hoofd gezien. Want het moet ook gaan over kinderen. En ouders met kinderen. Zelfstandigen. Grootouders. Het lager en het middelbaar. En ondertussen wroeten die studenten stilletjes voort.

ik heb het gevoel dat ik er met niet veel mensen over kan praten

We hebben de praktische problemen gehoord, we hebben die aangepakt. En omdat we ook “de lat niet lager willen leggen”, hebben we die dan maar wat hoger geduwd. Of beter: COVID heeft die hoger geduwd, en wij hebben dat niet gezien. In all drukte zijn we vergeten te luisteren naar wat er niet werd gezegd.

Als we niet willen dat juni op een ramp uitdraait, kunnen we daar best nu mee beginnen.

Joris Meys is bioloog en statisticus aan de vakgroep Data-analyse en wiskundige modellering (Universiteit Gent, faculteit Bio-ingenieurswetenschappen). Hij begeleidt mee praktische oefeningen voor de vakken Datawetenschap, Statistische Dataverwerking en High Dimensional Data Analysis. Deze opinie is geschreven in eigen naam. Een warme ‘dank U’ aan StuBio voor de samenwerking en de toestemming voor het gebruik van de enqueteresultaten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content