‘Het tijdperk van diervrije eiwitten komt eraan: waarom celkweekvlees beter is’

Filosoof Stijn Bruers staat stil bij een aantal doorbraken in de ontwikkeling van celkweekvlees, en blikt vooruit naar een toekomst waarin spiercellen gekweekt zullen worden in een brouwerijvat in plaats van in een levend dier.

Deze decembermaand kent enkele belangrijke doorbraken voor celkweekvlees. Singapore werd het eerste land dat celgekweekte kippenstukjes (van Eat Just) goedkeurde voor menselijke consumptie. De Israelische eerste minister werd het eerste staatshoofd dat celgekweekte steak (van Aleph Farms) proefde. De Nederlandse celkweekvlees start-up Mosa Meat zamelde een extra 20 miljoen dollar aan investeringen in. En nog dichter bij huis schoot het Leuven Alt. Protein Project uit de startblokken, terwijl momenteel de grootste internationale wetenschappelijke conferentie over celkweekvlees plaatsvindt.

We willen graag vlees, zuivel en eieren eten, maar we beginnen stilaan te beseffen dat de veeteelt een achterhaald, slecht productie-ontwerp vormt om eiwitten op ons bord te krijgen. Het gebruik van een dier in ons voedingssysteem is niet zo interessant.

Het tijdperk van diervrije eiwitten komt eraan: waarom celkweekvlees beter is.

Ik overloop even de anatomie van een dier.

De longen: weinig of geen culinaire waarde, en ideale locatie voor virussen van de luchtwegen, met bijgevolg een verhoogd risico op zoönotische infectieziekten die van dier op mens overspringen en pandemieën veroorzaken. Denk aan corona, vogelgriep en varkensgriep.

De lever: weinig of geen culinaire waarde, en produceert ongezonde verzadigde vetten die zich in het vlees afzetten.

De maag: weinig of geen culinaire waarde, en produceert het zeer krachtige broeikasgas methaan (bij herkauwers zoals koeien) dat sterk bijdraagt aan de klimaatverandering.

De botten: weinig of geen culinaire waarde, en vereist veel fosfor, een steeds schaarser wordende grondstof.

De darmen: weinig of geen culinaire waarde, en ideale voedingsbodem voor schadelijke darmbacteriën die het vlees besmetten. Dit verhoogt het antibioticagebruik en het risico op antibioticaresistente bacteriën.

De voortplantingsorganen: weinig of geen culinaire waarde, en vereisen vaak kunstmatige inseminatie. De lange zwangerschap betekent een langzame voortplanting en dat maakt het moeilijker om op de toekomstige, variabele vleesvraag van consumenten te anticiperen. Bijgevolg een sterke prijsvolatiliteit van het vlees, wat niet zo interessant is voor de boer.

De poten: weinig of geen culinaire waarde, en verhogen infecties doordat de dieren in hun eigen uitwerpselen staan.

De huid: weinig of geen culinaire waarde, en dun, wat meer warmte-energieverlies betekent waardoor de stofwisseling en dus de voederbehoeften en de mestproductie van het dier toenemen.

De staart: weinig of geen culinaire waarde, en vergroot het lichaamsoppervlak, wat ook extra energieverlies betekent, dus nog meer veevoeders en mest.

De hersenen: weinig of geen culinaire waarde, en echte energie-veelvraten, dus nog meer stofwisseling, veevoeders en mest. En om het extra sadistisch te maken: hersenen creëren bewuste ervaringen van leed, pijn, angst en stress.

De ogen, oren, neus,… weinig of geen culinaire waarde, en totaal overbodig.

De spieren: het vlees, gegeerd door vleeseters. Maar verschillende soorten spieren zijn niet in verhouding tot de vraag van de consument. De meeste gewenste spieren hebben helaas een lage karkasfractie.

Het is duidelijk: een bio-ingenieur die vandaag de dag met een dergelijk productie-ontwerp zou afkomen, wordt meteen gebuisd. Wie zou nu nog op het idee komen om een dier te gebruiken?

En zo zien we een toekomst voor celkweekvlees, waarbij de spiercellen gekweekt worden in een brouwerijvat in plaats van in een levend dier. Zo kunnen de optimale thermische isolatie en de optimale omstandigheden voor celgroei het energieverbruik en de input van grondstoffen sterk verlagen. De productie van verschillende soorten vlees wordt flexibel aangepast aan de consumentenvraag, er worden geen bewuste ervaringen van leed gegenereerd, er worden geen overbodige organen gekweekt. En de zeer hygiënische productieomstandigheden met technieken uit de medische sector, zonder darmen en longen, vermijden besmettingsrisico’s met pathogenen.

Als econoom en voorzitter van Effectief Altruïsme België ga ik op zoek naar de meest kosteneffectieve maatregelen om de wereld te verbeteren. Zo kwam ik tot de conclusie dat extra financiering van onderzoek en ontwikkeling van celkweekvlees zowat de meest kosteneffectieve maatregel is op vlak van klimaat en dierenwelzijn. Bijvoorbeeld: 1 euro financiering kan – heel conservatief geschat – het leed en de dood van meer dan tien landbouwdieren vermijden, wat veel kosteneffectiever is dan andere dierenwelzijnsmaatregelen. Die ene euro kan ook 1 ton CO2 in de atmosfeer vermijden, wat veel kosteneffectiever is dan andere klimaatmaatregelen. Dat komt onder andere doordat bij een mondiale diervrije landbouw 7 miljoen km² landbouwgrond vrijkomt voor spontane herbebossing. Die nieuwe bossen kunnen meer dan de helft van alle CO2 opnemen die sinds de industriële revolutie uitgestoten werd bij de verbranding van fossiele brandstoffen.

Onze overheid onderschat nog het belang van onderzoek en ontwikkeling van diervrije alternatieven voor vlees, zuivel en eieren en zou het onderzoeksbudget kunnen verdubbelen. En als u nog op zoek bent naar een zeer effectief goed doel voor een eindejaarsgift, overweeg dan het Good Food Institute. Dan eten we binnenkort celgekweekte kerstkalkoen zonder dierenleed.

Stijn Bruers is moraalfilosoof en econoom aan de KULeuven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content