Het laatste Knack-interview met Hugo De Ridder: ‘In mijn kast liggen nog vierhonderd bladzijden geheime notities’

Hugo De Ridder in 2015 © Franky Verdickt
Walter Pauli

Voormalig journalist Hugo De Ridder is zaterdag overleden. In juni 2015 had Knack een exclusief interview met hem.

Hieronder leest u het laatste Knack-interview met Hugo De Ridder, verschenen op 24 juni 2015.

Drieëntachtig is Hugo De Ridder inmiddels, en met zijn witte baardje heeft de godfather van de Wetstraatpers stilaan de allure van een klassieke missionaris. In zijn nieuwe boek Een charismatisch politicus leidt hij de lezer opnieuw achter de coulissen van de Wetstraat.

Een geheel nieuw boek is Een charismatisch politicus niet. Het is het script dat hij samen met regisseur Stijn Coninx maakte van zijn controversiële roman Mont Ducal (1995), voor een verfilming die er nooit is gekomen. De Ridder noemde dat boek trouwens geen roman maar een ‘biografictie’: ‘De feiten en gebeurtenissen in Mont Ducal kunnen tot de werkelijkheid behoren aangezien de basis van het fictieve verhaal de werkelijkheid zelf is.’

Er was destijds heel wat kritiek op zijn half fictieve verhaal over de ambitieuze premier Bert Offermans en zijn hofhouding. In de woorden van Hugo De Ridder draait het ook in de Wetstraat om ‘macht, geld en vrouwen’. House of cards dus, maar op zijn Belgisch. Pol Van Den Driessche, toen nog journalist, vond het vermelden van allerlei pikante details zo schandalig dat hij in de krant schreef dat De Ridder maar beter uit de Wetstraat kon wegblijven.

Twintig jaar later kan Hugo De Ridder de heisa relativeren. ‘Mark Eyskens had me gezegd dat hij nooit iets over vrouwen las in mijn politieke boeken. Ik moest er maar eens een roman over schrijven. Dat heb ik gedaan. Ik ving voortdurend van alles op dat ik nergens kwijt kon. Bijvoorbeeld dat chauffeurs van ministers aan de Staatsveiligheid rapporteerden over het privéleven van hun baas. Premier Wilfried Martens werd in de periode van de aanslagen van de CCC dag en nacht bewaakt door mensen van de Staatsveiligheid. Zij waren de bron van heel wat roddels over zijn privéleven. Ook de conciërge van Hertoginnedal speelde zijn rol als informant, van veiligheidsdiensten én journalisten. Alles in dat script heb ik meegemaakt, maar in een andere context.’

In uw Wetstraatboeken bleef het privéleven van politici buiten beeld. U schreef ooit dat premier Martens niet kwam opdagen op een feestje waar hij werd verwacht omdat hij uiteten was ‘met een kabinetsmedewerker’. Terwijl u wist dat het een medewerkster was.

HUGO DE RIDDER: Als journalist ben ik altijd terughoudend geweest. Over PS-minister Guy Mathot schreef ik hooguit dat hij op de ministerraad verscheen omringd door ‘een scherpe geur van vrouwenparfum’. Verder ging ik niet. Maar over de juiste formulering heb ik wel uren zitten tobben.

Was de seksuele moraal vroeger niet een stuk hypocrieter?

DE RIDDER: De seksuele moraal is inderdaad geëvolueerd, en maar goed ook. Een tweede relatie of echtscheiding is geen politiek drama meer. Vroeger wel. In de jaren zeventig was Georges Monard een van de knapste koppen van de CVP-Kamerfractie. Hij had premier kunnen worden. Maar plots verdween Monard van het politieke toneel. Hij was gescheiden, en in het katholieke Limburg kon dat toen niet. Gelukkig heeft zijn partij hem opgevist als topambtenaar, en werd Monard een van de beste civil servants die het land heeft gekend.

Verhalen over toppolitici met losse handjes waren legio, maar toen kwamen ze ermee weg?

DE RIDDER: Er waren schaamteloze womanizers. Leo Tindemans vertelde me over een bijeenkomst met een aantal Afrikaanse politici, waar ook de bekende violiste Lola Bobesco optrad. André Cools zei hardop: ‘Die heb ik vanavond in mijn bed.’ ’s Anderendaags op de ministerraad liet Cools uitschijnen dat hij in zijn opzet was geslaagd. Of het klopt weet ik uiteraard niet, maar dat sfeertje werd gecultiveerd in regeringskringen. En niet alleen door PS’ers.

Een paar jaar geleden keurden twee Kamerleden in het halfrond hardop hun vrouwelijke collega’s: wie was de knapste en wie zou haar het eerst kunnen verleiden?

DE RIDDER: Ons filmscript bevat een scène over een Franstalige vicepremier die in besloten kring in een kasteel een naaktschilderij veilt om de weduwe van een overleden politicus financieel te steunen. Tijdens de veiling trekken drie jongedames hun blouse en beha uit om de bieders wat te stimuleren. Wel, ik heb dat verhaal niet verzonnen. PS-voorzitter Edmond Leburton had zo’n veiling georganiseerd voor de weduwe van de jong gestorven minister Freddy Terwagne. Mijn goede vriend Sus Verleyen en ik waren uitgenodigd. Sus was niet van een kleintje vervaard, maar zelfs hij was stomverbaasd van het schouwspel.

Als best ingelichte journalist van uw generatie kon u in uw boeken of krant niet alles kwijt wat u wist. Was frustratie een drijfveer om fictie te beginnen schrijven?

DE RIDDER: Het omgekeerde is waar. In mijn kast liggen vierhonderd bladzijden met ‘geheime’ notities. Dat pak papier is de uitgetikte neerslag van een groot aantal tapes met uiterst confidentiële gesprekken. Ze beslaan zowat de hele naoorlogse periode, tot het premierschap van Yves Leterme en zelfs later. Ze werpen een totaal ander en niet altijd even positief licht op sommige politieke gebeurtenissen en politici. Maar stel dat dat op een dag gepubliceerd wordt en hun kinderen of kleinkinderen zouden dat lezen… Daarom heb ik jarenlang getwijfeld of ik die nota’s niet beter zou verbranden. Maar ik heb de knoop doorgehakt. Alle documenten zal ik overdragen aan het Katholiek Documentatie- en Onderzoekscentrum (Kadoc) in Leuven. Pas tien jaar na mijn dood mogen ze geraadpleegd worden, en alleen voor wetenschappelijk onderzoek door bonafide historici.

Een charismatisch politicus illustreert dat wie van de macht heeft geproefd er zich aan vastklampt en dat die macht de idealen waar het ooit mee begon, erodeert.

DE RIDDER: Idealisme wordt opportunisme. De strijd voor een betere samenleving verwordt tot een gevecht voor overleving aan de top. Ik herken dat bij veel politici. Wellicht is dergelijke slijtage inherent aan elke topfunctie. Als tegengif zitten ook een aantal meer hoopgevende uitspraken in het scenario. We laten DéCé Callens, de godfather van Bert Offermans, zeggen dat jongeren altijd het gevoel moeten hebben dat ze alles zullen veranderen. Dat meen ik. Geef jongeren maar de ruimte om er vol idealisme in te vliegen.

DéCé Callens is gemodelleerd naar de legendarische Péwé – P.W. Segers – een oppermachtige ACW’er die tot zijn dood in 1983 de hele CVP in het gareel hield.

DE RIDDER: DéCé Callens staat voor het verleden, toen één man achter de schermen aan de touwtjes trok en kon bepalen wie carrière maakte in de partij en wie niet. Maar tegelijk gebruikte Segers zijn gezag ook om jong talent te steunen. Hij riep beloftevolle politici bij zich en garandeerde ze een verkiesbare plaats. En na zo’n gesprek zei hij dat de bijeenkomst nooit had plaatsgevonden. (lacht)

Vandaag is CD&V geen standenpartij meer, maar een partij met één stand: het ACW, nu officieel Beweging.net.

DE RIDDER: Het ACW bokst boven zijn gewicht, zowel wat de invloed op de partijlijn betreft als het aantal kabinetsleden. Het is dan ook een weeffout van formaat dat in de Vlaamse regering namens CD&V alleen ‘ACW-ministers’ zitten en in de federale regering alleen figuren van de rechterzijde. Heel wat passages in het regeerakkoord die Kris Peeters als vicepremier met veel aplomb heeft goedgekeurd, zouden nooit op papier zijn gezet indien er van het begin af aan een ACW’er aan de federale onderhandelingstafel had gezeten.

Waarom?

DE RIDDER: Bij CD&V zeggen ze wel dat ze het ACW voortdurend hebben gebriefd, maar dat is niet hetzelfde. Deze regering is al op te veel zaken uit het eigen regeerakkoord moeten terugkomen. Niet omdat men op de knieën is gegaan voor het ACW, maar omdat ze onmogelijk uitvoerbaar waren. Bijvoorbeeld omdat men uit het oog was verloren dat de afschaffing van een bepaalde toelage tot sociaal onaanvaardbare toestanden zou leiden. De onderhandelaars wisten dat gewoon niet. Een goede ACW-technocraat had de anderen aan tafel daar meteen op gewezen.

Vandaag loopt ACV-voorzitter Marc Leemans storm tegen de regering-Michel, zonder veel rekening te houden met de positie van regeringspartij CD&V. Hij volgt de aanpak van Unizo-voorzitter Karel Van Eetvelt, die van leer trok tegen de regering-Di Rupo, waarin ook CD&V’ers zaten.

DE RIDDER: Ik wil niet te negatief doen over die standen. Ze hebben de christendemocratie mee groot gemaakt. Maar geleidelijk aan is het oude evenwicht verbroken. Het ACW is zo dominant dat andere standenorganisaties als Unizo blijkbaar besloten hebben: ‘Ieder schaart voor het zijn.’

Is Boerenbondbaas Piet Vanthemsche nog de enige ‘heer van stand’? Hij durft het algemene welbevinden van de christendemocratie nog af te wegen tegen het particuliere belang van zijn organisatie.

DE RIDDER: Vergeet Marc Justaert van de Christelijke Mutualiteiten (CM) niet. De ziekenfondsen zijn er op merkwaardige wijze in geslaagd om hun positie te stabiliseren en mogelijk zelfs te versterken. Hun breekijzer is de zorgverzekering. Die is al verdubbeld tot 50 euro, maar ik zag al projecties waarbij dat bedrag binnenkort opgetrokken wordt tot 150 en zelfs tot 200 euro – per hoofd. Als ziekenfondsen 200 euro per lid kunnen innen en vervolgens uitdelen en besteden, staan ze maatschappelijk geweldig sterk. Nu pas ziet de N-VA hoe ze die verfoeide ziekenfondsen aan het voeden is.

De bevriende vakbonden strijden tegen de index, maar zwijgen zedig over die financiële aanslag op gezinnen?

DE RIDDER: Dat is de kern van de zaak. De N-VA bestaat voor een deel nog uit oude VU’ers, Vlaamse idealisten. Ze hadden zo gehoopt op hun ‘kracht van verandering’. Maar bij elk voorstel tot verandering, botsen ze op allerlei hogere krachten. Als ze een pensioenhervorming willen, zegt de Raad van State dat het niet gaat. Voor elke verandering in de arbeidswetgeving moet er eerst een sociaal akkoord zijn. Nieuwe fiscaliteit? Europa is tegen. Dat is de achterliggende reden van alle frustraties die nu loskomen bij de N-VA, denk ik. De Wever is boos dat de verandering niet doorkomt. N-VA’ers foeteren over ‘onvergeeflijke vertragingsmanoeuvres’, maar eigenlijk botsen ze op de feitelijke ingewikkeldheid van de samenleving. Ze willen zo graag zo veel veranderen in de werkloosheid of de gezondheidszorg, maar telkens weer stuiten ze op praktische bezwaren die de ACW’ers vooraf hadden zien aankomen.

Slechts een paar regeringen deden het in hun eerste jaar slechter dan dit ‘kibbelkabinet’. Was het ergerlijkste voorbeeld niet de eerste regering van Yves Leterme, een ACW’er?

DE RIDDER:(monkellachje) Daar weten wij alles van. Jongens toch.

Vertel.

DE RIDDER: Yves Leterme dacht dat ik hem achtervolgde. Humo had mij geïnterviewd, en de titel boven dat gesprek werd: ‘Hugo De Ridder: “Hoor het kermen van Leterme.”‘ Alle latere interviews met mij las en interpreteerde Leterme vol achterdocht. Terwijl hij beter de hand in eigen boezem had gestoken. De eerste onderhandelingsnota die hij aan zijn coalitiepartners overhandigde, was gewoon zijn CD&V-verkiezingsprogramma. Bovendien waren de liberalen rancuneus. Karel De Gucht had gedacht dat zijn partij bij de verkiezingen de grootste zou worden, maar Open VLD kreeg klop. Al die frustraties speelden mee, en Leterme kon die niet overstijgen.

Waarom hielp het ACW hem niet?

DE RIDDER: Leterme vroeg aan Dehaene: ‘Wat moet ik doen?’ Dehaene zei hem: ‘Ga naar Hertoginnedal. Sluit de poorten en begin ernstig te onderhandelen, zonder pottenkijkers.’ Jawadde. Binnen de kortste keren zaten ze op Hertoginnedal met négentig man samen, want bij die onderhandelingen werd elk probleem doorgeschoven naar een werkgroep. En al dat volk zat op BlackBerry’s te tokkelen. De journalisten konden buiten aan de hekken het verloop live volgen. En als de politici ’s avonds uit hun autoraampje iets wilden meedelen, kregen ze eerst te horen: ‘U hebt zonet tijdens de onderhandelingen dit of dat gezegd. Leg dat eens uit.’ Het was een compleet fiasco.

De regeringen-Leterme hebben nooit echt hun elan gevonden. Zal dat de regering-Michel wel lukken?

DE RIDDER: Als er opnieuw een crisis van de financiële markten zou ontstaan, is er geen ruimte om belastingen te verlagen en zullen de mensen vaststellen dat tot hun grote spijt tal van tarieven zijn verhoogd. Dan zullen ze klagen dat er niets is veranderd. Maar stel dat er toch een economische groei van twee, drie procent komt, dan zal de ‘regering van de verandering’ opgehemeld worden als de grote schepper van welvaart en rijkdom. Ik waag me dus niet aan voorspellingen.

Ook niet over het risico dat de N-VA neemt door haar communautaire programma vijf jaar in de koelkast te stoppen?

DE RIDDER: Is dat een risico? Toen Volksunievoorzitter Hugo Schiltz in 1977 het Egmontpact goedkeurde, ontstonden overal in het land spontane manifestaties. Wie heeft al Vlaams protest gehoord tegen De Wever, op een verplicht nummertje van de Vlaamse Volksbeweging na? Zelfs Peter De Roover, jarenlang de grote denker van de VVB, is vandaag penningmeester van de N-VA. Onderschat ook niet dat de N-VA als partij nu bijzonder veel overheidsgeld krijgt. En daar springt ze ook ontzettend gul mee om.

U verwijst naar de ‘Helfie’, een tussencampagne die een miljoen euro kostte.

DE RIDDER: De N-VA heeft voor een huizenrij op de Antwerpse Groenplaats een stelling geplaatst met een reusachtig doek van véértig vierkante meter. Ik ken een handelaar die daaronder woont: die man is bijzonder ongelukkig want niemand vindt zijn winkel nog.

De wet op de partijfinanciering verbood destijds de oude affiches van twintig vierkante meter. En vandaag kopen de partijen met hun overheidsdotaties affiches van veertig vierkante meter?

DE RIDDER: Ik vraag me af of zo’n opzichtige campagne niet contraproductief werkt.

Hoe hoog is het Bert Offermansgehalte van Bart De Wever?

DE RIDDER: Ik zie wel een paar gelijkenissen. En ik niet alleen. (Lachje) Mijn uitgever heeft met het idee gespeeld om de naam ‘Bert Offermans’ voor dit script te veranderen in ‘Bart Dekever’. Maar dat hebben we dus niet gedaan.

In uw filmscript hangt de pers aan de lippen van Offermans. De Wever heeft zelfs geen oneliners nodig: als hij in Central Park een kwartiertje verloren loopt, is dat nieuws.

DE RIDDER: Dat illustreert de halfslachtige houding van politici tegenover hun eigen privacy. Als het hen uitkomt, offeren ze die met plezier zelf op. Jean-Luc Dehaene was een van de eersten die journalisten uitnodigde in zijn moestuin of ze in zijn woonkamer liet meekijken naar de voetbalwedstrijd België-Nederland. Dat was vroeger ondenkbaar. Ik herinner me een ruzie tussen mevrouw P.W. Segers en mevrouw Gaston Eyskens. De aanleiding was een interview van Eyskens met Verleyen en ikzelf. Mevrouw Segers zei bestraffend tegen mevrouw Eyskens: ‘U hebt journalisten ontvangen in uw woonkamer. Dat past niet. Journalisten ontvangt men op kantoor in de Wetstraat of in de studeerkamer. Maar verder laat u hen niet toe.’

De jaren dat Gaston Eyskens eerste minister was: u bent stilaan een van de laatste levende getuigen van die periode.

DE RIDDER: De politieke generatie waarin ik me zo goed thuis voelde, is in een paar jaar tijd heengegaan. Eerst Rika De Backer, dan Frank Swaelen, en ten slotte stierven Wilfried Martens, Jos Chabert, Jean-Luc Dehaene en Leo Tindemans kort na elkaar. Dat afscheid nemen valt me heel zwaar. Het is een afgesneden tijd die nooit meer terugkomt. Ik denk er nog elke dag aan. En nog elke week bezoek ik Rosa, Tindemans’ weduwe.

U was in de jaren zestig secretaris van Tindemans. Die band is altijd gebleven.

DE RIDDER: Ik kende Leo sinds mijn twintigste, toen hij nog ambtenaar op het ministerie van Landbouw was. We zijn ons hele leven bevriend gebleven. Het was échte vriendschap. En die had veel minder met politiek te maken dan velen denken. Na zijn carrière kon Leo voorzitter worden van de KBC. Hij heeft het niet gedaan. Leo zei dat hij wel een politiek maar geen financieel dividend van zijn carrière wilde. Dat was een mooie houding, maar die heeft hem letterlijk veel gekost. Als oud-premier had hij zelfs geen secretariaatsmedewerker om te helpen bij het uitschrijven van zijn dagboeken, zijn speeches of zijn memoires. Een bestuursmandaat in een bedrijf had hem medewerkers kunnen bezorgen, maar dat wilde hij niet. Hij vroeg dan maar hulp aan zijn vrouw of zijn kinderen. Een paar vriendschappen zijn het mooiste wat ik heb overgehouden aan mijn journalistieke carrière. Al de rest mag voor mij zo in de vergetelheid verdwijnen.

Ook uw boeken?

DE RIDDER: Ach, de tand des tijds knaagt al aan mijn Wetstraatboeken. Wat betekenen die oude bestsellers nog voor lezers die Leo Tindemans niet meer kennen en straks ook Wilfried Martens en Jean-Luc Dehaene vergeten zijn? Ik ben meer trots op een boek als het Het Ultieme Transfer. Er is ook een populair toneelstuk van gemaakt dat straks weer wordt opgevoerd in heel Vlaanderen. Het Ultieme Transfer heeft voor een omslag gezorgd in de Wetstraat en heeft zo mee de vergrijzing op de politieke agenda gezet. Dat geeft toch een zeker gevoel van tevredenheid op mijn oude dag.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content