Serge Baeken

‘Geen enkele kunstenaar doet deze job voor het geld’

Serge Baeken Tekenaar voor Knack

Huistekenaar van Knack Serge Baeken schreef zijn bedenkingen over de geplande besparingen in de cultuursector neer in een lange Facebook-post. Hieronder kan u een passage lezen. ‘We zouden alles kunnen droogleggen en leven in een schrale woestenij.’

Moet cultuur gesubsidieerd worden?

Nee.

Toch niet het maken van kunst. Echte, radicale kunst wordt gemaakt in de ondergrond, los van en tegen alles. De meeste kunst wordt nu al gemaakt zonder subsidies of welke vorm van financiering dan ook. Ofwel door dilletanten, amateurs en hobbyisten, ofwel door werkschuwe werklozen (feitelijk wel gesubsidieerd) of door kunstenaars die leven op, vlak boven of onder de armoedegrens. Veel acteurs zijn werkloos tussen twee producties in. Veel kunstenaars doen een tweede half- of voltijdse job bij hun activiteit als kunstenaar. Geen enkele kunstenaar doet deze job voor het geld. Ook Fabre, Delvoye en Tuymans niet.

Voor mensen die niet met kunst bezig zijn is dat blijkbaar een moeilijk te vatten premisse: waarom zou je werken als daar geen geld tegenover staat? Het beeld van de lamzak die tot twee uur in zijn nest ligt, dan een doekje volkliedert en langs de kassa passeert is een dwaas figment. Een toeschouwer ziet een schilderij, een concert of een theaterstuk, maar niet het werk dat daaraan voorafging: uren studeren, oefenen, lezen, repeteren, vergaderen, lobbyen, nadenken, herbeginnen, twijfelen, dronken aan de toog hangen, schetsen, bijschaven. Alle kunstenaars die ik ken werken meer uren dan de gemiddelde kantoorbediende of arbeider, om er daarna misschien een grijpstuiver aan over te houden. Dat zegt niets over de kwaliteit van het werk. Allicht zit daar een pak rommel bij, maar mogelijk ook de nieuwe Vincent van Gogh: bij leven miskend en nu miljoenen waard. Welke kunst waardevol is of zal worden, en welke niet, is onmogelijk in te schatten.

De meeste kunstenaars die afstuderen hebben nog een heel traject voor de boeg eer ze mogelijk ooit professioneel aan de slag kunnen. Ik kijk naar mijn jaar afstudeerders, vrije grafiek 1989: daarvan ben ik de enige die professioneel tekent en het duurde vijftien jaar eer dat lukte. En in feite lukt het me maar half, want ik doe een spagaat tussen illustreren en striptekenen: zoals de meeste striptekenaars financier ik mijn stripcarrière met illustratiewerk. Ik ben wel bedreven in allebei (af te leiden uit de prijzen die ik in beide vakgebieden won), maar ik zou steengoed zijn als ik één van de twee zou kiezen. Ik zou echter nooit alles kunnen geven aan illustratie omdat ik dan geen strips meer kan maken, en ik kan niet alles aan striptekenen geven omdat dat in ons taalgebied nauwelijks droog brood op de plank brengt. (wat verderop ga ik die situatie uitdiepen). Ik ben uiteraard wel blij en dankbaar dat ik die opdrachten krijg, want lange tijd deed ik ander werk dat geen tekenen vereiste en daar werd ik, ondanks mijn engagement en enthousiasme altijd, op de lange duur zeer ongelukkig van. “Waarom ga je geen gewone job doen zoals iemand anders?”, las ik deze week een paar keer. Wel, omdat ik dan zot word, simpel. En dat geldt voor de meeste kunstenaars. Danny Devos claimde dat hij seriemoordenaar zou zijn als hij geen kunst zou maken.

Feit is: als kunstenaars zich integraal en voltijds aan hun werk kunnen wijden, wordt dat altijd beter. En het kan altijd beter. Op negenentachtige leeftijd kermde Hokusai op zijn sterfbed: ‘Als de hemel me nog vijf jaar had vergund, dan had ik een echte kunstenaar kunnen worden.’ De meeste studenten dus die van de kunstscholen komen, in alle disciplines, hebben een lange periode te overbruggen. Ik spreek uit ervaring want ik heb hier meer dan dertig stagiaires gehad (nota bene onbetaald), die net als ik na hun laatste jaar nog heel veel te leren hadden. Een periode waarin ze zich moeten kunnen ontwikkelen en experimenteren, een eigen stem vinden en een netwerk uitbouwen, oefenen, vallen en opstaan. Je zou kunnen zeggen: verrek allemaal ter plekke met jullie artistieke ambities, de sterkste zal het wel overleven en de rest moet zich maar aanpassen. Of je zou kunnen zeggen: we creëren daar budget, een structuur en een statuut voor, zodat die kunnen groeien en we daar op termijn een breed, divers en rijk cultureel aanbod aan overhouden. Allicht kan iemand voltijds kunstenaar zijn en honger lijden zoals Picasso in zijn jonge jaren, of je zou die Picasso kunnen steunen en daar de vruchten van plukken. Welk cultuurlandschap heeft je voorkeur: een woestijn met een kleine oase of een biodivers woud?

Cultuur subsidiëren is daarmee een keuze die de ambities van een gemeenschap weerspiegelt. Wat betekent dan het millimeteren van de projectsubsidies, die typisch aangewend worden voor jong talent? Dat betekent onderandere: fuck you, kids! (van 15 tot 35 jaar)

Moet cultuur gesubsidieerd worden?

Nee.

Toch niet het bewaren van kunst. We zouden alle musea kunnen leeghalen en voor goed goud de kunstwerken internationaal verpatsen. Met alleen al vijftig Rubensen van zestig miljoen rij je dat gat in de begroting zo dicht. We kunnen die gebouwen verhuren om een partijkas te spekken of gebruiken voor de opvang van illegalen of in de hens zetten zoals dat in zwang komt en er dan een parking leggen. Of een bos dat dan weer voor grof geld kan gekapt kan worden. Het subsidiëren van musea is de andere keuze: de deuren van de schatkamers open zetten voor iedere nieuwsgierige binnen- en buitenlander. Ik bezocht dit jaar vijftig Vlaamse tentoonstellingen (en drie Brusselse en een Nederlandse, maar toevallig wel telkens van Vlaamse kunstenaars) in galerijen en musea. Ik weet niet hoe galerijen (met gratis toegang nota bene) overleven, maar die musea zijn alleen maar betaalbaar open te houden door subsidies. Ik denk dat ze aan mij 200 euro vingen, dit jaar (de gemiddelde prijs van een ticket is € 10,00); zonder subsidie betaalde ik allicht hetzelfde voor één tentoonstelling en hing ik de overige negentien keer doelloos op straat de vandaal uit. Ik weet niet of de financiering van musea en het aanleggen van collecties uit het potje Cultuurparticipatie komt, — ik zie het bij geen andere post vermeld staan–, maar de collectie vernieuwen met mijn bijdrage is onmogelijk.

Moet cultuur gesubsidieerd worden?

Nee.

We zouden alle projecten met grotere gezelschappen en alle projecten van lange adem kunnen afschaffen: concerten, opera, theater, film, literatuur. De drie opera’s die ik dit jaar zag hadden niet kunnen plaatsvinden zonder overheidssteun; van het fantastische concert voor de herdenking van de Slag van Turnhout zou geen sprake geweest zijn. Het argument om de prijs van de tickets op te drijven houdt geen steek. Allicht wil de helft van het publiek nog wel het dubbele betalen 😉 , maar nooit het tienvoud, en dat heb je toch nodig voor een volledig orkest, een koor, een dirigent, een componist en een librettist, en de hele overhead (veiligheid, onderhoud, techniek, administratie, promotie,…) Hetzelfde geldt voor film en theater, die kunnen niet overleven zonder subsidies.

Nu ik erover nadenk speelden dat orkest en dat koor waarschijnlijk, inclusief een jaar repeteren, integraal gratis. Een gemiddelde auteur schrijft een heel jaar lang zes tot acht uur per dag aan een roman. Vermenigvuldig dat in het geval van de niet gesubsidieerde amateur met drie of vier als hij na een dag hard werken en in de file staan nog de energie over houdt om twee uur te schrijven. Voor striptekenaars geldt hetzelfde. Beiden hebben een laag plafond wat verkoop betreft, omdat het Nederlandse taalgebied zo klein is. Een graphic novel waarvan 1000 exemplaren verkocht worden, is een succes. Rekensommetje: het boek kost €20,00; daarvan gaat 30% naar de uitgever, 30% naar de verdeler; 30% naar de handel en 10% naar de auteur; die verdient bij zo’n succes €2000,00 voor 2000 uur werk, één Euro per uur, dus. Daar niet bijgeteld het niet-creatieve werk, zoals promotie (signeertoer, interviews, lobbyen, netwerken…) Van mijn SUGAR heb ik 3000 exemplaren verkocht, maar daar heb ik drie jaar aan getekend –sneller kon echt niet–, komt op hetzelfde neer.

Zelfs niet gecombineerd met de zesvoudige vertaling en de steun die ik mocht ontvangen van Literatuur Vlaanderen is daar een redelijk uurloon uit te halen. Desalniettemin is het bestaan van dat boek voor mij en vijfduizendvijfhonderdvijfenvijftig van mijn zesduizend lezers belangrijk.

We zouden dat alles kunnen droogleggen en leven in een schrale woestenij.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content