Hendrik Vuye & Veerle Wouters

‘Een monument van een taalwet is niet meer. De gevolgen laten zich nu al voelen in de Vlaamse Rand’

Hendrik Vuye & Veerle Wouters Hoogleraar (UNamur) en lector (Hogeschool PXL), voormalige V-Kamerleden

‘Het is de politieke flater van de legislatuur: drie Vlaamse partijen van de regering-Michel I maken de taalwet gerechtszaken tandeloos. Eén van de grootste verwezenlijkingen van de Vlaamse beweging werd ‘en stoemelings’ geofferd op het altaar van Michel I’, stellen Veerle Wouters en Hendrik Vuye.

De taalwet gerechtszaken (1935) was een monument. De wet zorgt voor de vernederlandsing van het gerecht in Vlaanderen. Het Hof van Cassatie velt voortaan ook arresten in het Nederlands. De wet wordt goed onthaald. ‘De Vlamingen zullen over dit resultaat geen zegelied aanheffen, maar zij zullen het toch met voldoening begroeten’, schrijft Volksvertegenwoordiger Leo Delwaide in De Standaard (6 juni 1935). In 1958 verdedigt A.W. Willemsen te Utrecht zijn doctoraal proefschrift: Het Vlaams-nationalisme. De geschiedenis van de jaren 1914-1940. Promotor is de legendarische professor Pieter Geyl. Willemsen besluit: ‘Deze wet was voor Vlaamsgezinden bevredigend, in zoverre ze in de Vlaamse gewesten op de duur een volledig Nederlandstalige rechtspraak zou scheppen, bevredigend ook, doordat ze een behoorlijke sanctieregeling bevatte, onbevredigend echter waar het de Brusselse agglomeratie … betrof’.

Een monument van een taalwet is niet meer. De gevolgen laten zich nu al voelen in de Vlaamse Rand.

Ook recent blijven historici verrassend positief over de wet. Rector Herman Van Goethem schrijft in zijn proefschrift: ‘De taalwet van 1935 bleek al snel een uitstekende wet te zijn, omdat de nietigheid borg stond voor de toepassing’ (Taaltoestanden in het Vlaams-Belgisch gerecht, 1795-1935, 1990). Hetzelfde oordeel vellen Rector Els Witte en Harry Van Velthoven: ‘Het bleek een uitstekende wet te zijn die gezien de sanctie van de nietigheid nauwkeurig werd toegepast. Enkel in Brussel liet de wet te wensen over’ (Strijden om taal, 2010).

De sterkte van de wet is duidelijk: de sanctie. Bij overtreding van de taalwet moet de rechter ambtshalve de nietigheid uitspreken. Het is een taalwet met tanden. De zwakte van de wet is dat er in Brussel verregaande toegevingen worden gedaan. Hier ontstaat het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde (BHV).

Van ‘politieke spelletjes’ tot ‘mea culpa’

De zwakte van deze taalwet bestaat nog altijd. In Vlaams-Brabant zijn er tot diep in Vlaanderen Franstalige rechtbanken: het gerechtelijk BHV. Dit is zo gebleven na de zesde staatshervorming (2011-’14). De sterkte van de wet, de sanctie, heeft men deze legislatuur naar de prullenmand verwezen. De rechter mag de wet niet meer ambtshalve toepassen en wie zich op een schending beroept moet belangenschade bewijzen.

Eén van de grootste verwezenlijkingen van de Vlaamse beweging werd ‘en stoemelings’ geofferd op het altaar van Michel I. We hebben onmiddellijk aan de alarmbel getrokken in een opiniestuk op knack.be: deze wet wordt een ramp voor de Vlaamse Rand.

De reacties waren lauw. Journalisten interesseren zich niet langer voor taalwetgeving. Ook de Vlaamse bewegers bleven oorverdovend stil. Pas vorige donderdag kwam er een actie van het Taal Aktie Komitee (TAK) in de Kamer. Militanten gooien strooibriefjes in het halfrond. Op de briefjes staat: ‘Taalwet op gerechtszaken: verprutst’. Eindelijk schiet de Vlaamse beweging wakker.

De Vlaamse regeringspartijen van Michel I hebben hun knoeiwerk in eerste instantie gerelativeerd. Justitieminister Koen Geens (CD&V) omschrijft onze kritiek als een ‘irrealistisch scenario dat louter theoretisch denkbaar is’. N-VA-fractieleider Peter De Roover ziet de bui al helemaal niet hangen. Onze kritiek maakt op zijn fractie geen indruk want het zijn politieke spelletjes, verklaart hij in plenaire. N-VA en CD&V stemmen dan ook in juli 2018 tegen de hoogdringende behandeling van ons wetsvoorstel om de taalwet in ere te herstellen. Het tij keert al snel en beide partijen beloven een reparatiewet, maar die is er niet gekomen. Maar kijk, enkele weken geleden dient N-VA zelf een wetsvoorstel in om de taalwet in ere te herstellen. Een groter mea culpa voor het eigen knoeiwerk is nauwelijks denkbaar.

Zo voorspelbaar, toch waren Vlaamse politici stekeblind

Wat schreven we in ons opiniestuk? Men kan er lezen: ‘Sterker nog: een Franstalige dagvaardt een Vlaming uit Halle-Vilvoorde in het Frans voor een Franstalige rechtbank. De Vlaamse inwoner kan zich beroepen op de taalwet in gerechtszaken. Maar dit zal in sommige gevallen tevergeefs zijn’. We wezen er op dat in Halle-Vilvoorde het Franstalige rechters zijn die zullen oordelen of er belangenschade is. ‘Vertrouwenwekkend is deze regeling alvast niet’, besluiten we in juli 2018.

Franstaligen worden op hun wenken bediend in de Vlaamse Rand door Franstalige rechters.

Minder dan een jaar na de inwerkingtreding van de nieuwe taalwet laten de gevolgen zich voelen. Nederlandstalige zaken worden in de Vlaamse Rand in het Frans behandeld. Zo beslist de Franstalige Familierechtbank van Brussel in maart 2019 dat een zaak van een gezin dat in Zaventem woont in het Frans behandeld wordt. Nochtans is de verweerder Nederlandstalig, het kind loopt school in het Nederlands, de briefwisseling is opgesteld in het Nederlands, de stukken zijn in het Nederlands (attesten van de gemeente, van de school…) en een procedure betreffende een ander kind van het koppel werd in het Nederlands gevoerd. Er is geen belangenschade oordeelt de Franstalige rechter. Dit is het resultaat van de taalwetswijziging doorgevoerd door de regering-Michel I. Franstaligen worden op hun wenken bediend in de Vlaamse Rand door Franstalige rechters.

Procederen in het Frans in Vlaanderen

De wijziging van de taalwet gerechtszaken zat verborgen in een van de salami-wetten van minister Koen Geens (CD&V). De wetsontwerpen van Geens zijn als worsten, je weet nooit echt wat er in zit. Zo zat de wijziging van de taalwet gerechtszaken vermalen in een wet die de titel draagt: ‘Wet tot vermindering en herverdeling van de werklast binnen de rechterlijke orde’. Wat de wijziging van de taalwet met werklast te maken heeft, zelfs Joost weet het niet.

Eerlijkheid loont niet in de particratie, partijtopper zijn wel.

Maar het is niet alleen Joost die het niet weet. Vorige week stond op de webstek van kranten te lezen dat Ine Van Wymersch, de nieuwe procureur van Halle-Vilvoorde, pleit om de taalwet gerechtszaken af te schaffen. Geen journalist die de vraag stelt wat er dan gebeurt. Het antwoord is nochtans eenvoudig: dan geldt de taalvrijheid en kunnen Franstaligen in gans Vlaanderen procederen in het Frans. Dit is helemaal niet wat Van Wymersch verklaart in La Dernière Heure. Integendeel zelfs, ze pleit er voor dat de Franstalige Brusselse rechtbanken niet langer bevoegd zijn in Halle-Vilvoorde. Van Wymersch wil dat alle zaken in Halle-Vilvoorde in het Nederlands behandeld worden. Franstaligen moeten in Halle-Vilvoorde maar gebruik maken van tolken, zoals dit voor anderstaligen ook het geval is in Luik en Antwerpen, stelt ze. Dit is wel even iets anders dan het afschaffen van de taalwet gerechtszaken. Maar taalwetten, daar ligt een journalist toch niet wakker van?

Wie is verantwoordelijk?

De nieuwe taalwet komt evident niet van Justitieminister Geens alleen. Het voorontwerp wordt besproken in een interkabinettenwerkgroep (IKW), nadien in de kern en de ministerraad. Alle partijen van de regering-Michel zijn vertegenwoordigd in deze instanties. Dat MR hiermee akkoord gaat, hoeft geen verwondering. Dat Open Vld hier geen graten in ziet, hoeft evenmin verwondering. Liberalen liggen niet wakker van taalwetten, het zijn ‘doeners’. Dat de vice-premiers Peeters (CD&V) en Jambon (N-VA) in de kern hun fiat geven aan deze wetswijziging, dat is pas verwonderlijk. CD&V gaat er terecht prat op dat deze partij de motor is geweest van vele taalwetten en vele staatshervormingen. N-VA stelt steeds dat het communautaire ‘in het DNA’ van de partij zit. Maar deze keer was het even anders. Of was het gewoon onkunde?

Het is niet de eerste maal dat een minister in de kern iets laat passeren dat regelrecht indruist tegen het DNA van zijn partij. In 2002 stemt Agalev-minister Magda Aelvoet in met wapenleveringen aan Nepal. Aelvoet neemt ontslag en had het emotioneel bijzonder moeilijk met haar flater. Nu zijn de politieke zeden anders. Zelfverzekerde partijtoppers genieten van de immuniteit van de particratie. Geens is lijsttrekker in het door zijn taalwet geteisterde Vlaams-Brabant, Peeters is lijsttrekker voor een uitloopbaan in Europa en Jambon is zelfs kandidaat-premier. Eerlijkheid loont niet in de particratie, partijtopper zijn wel. Wat zou Magda Aelvoet hiervan denken?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content