De regeringsvorming: niets te maken met inhoud, alles met machtshonger

Bart De Wever, John Crombez, Wouter Beke en Gwendolyn Rutten. Politici en partijen lijken bevangen door een heilige schrik voor de kiezer. © GF
Walter Pauli

Wat ook de uitkomst wordt van de ultralange Vlaamse preformatie van Bart De Wever, sinds de verkiezingen van 26 mei is één zaak duidelijker dan ooit: onze politieke partijen zijn bovenal uit op macht. Of het nu de klassieke partijen zijn of de zogenaamde zweep- of taalpartijen: bij iedereen is ‘erbij zijn’ misschien niet het enige maar wel het eerste waarom het draait.

De voorbije weken en maanden draaide de Vlaamse politiek rond de vraag welke partijen Vlaams formateur Bart De Wever erbij wil in de Vlaamse regering, naast zijn N-VA: Open VLD, SP.A of toch nog CD&V? Of zelfs alle drie? Lange formaties waarin verschillende partijen hun rol spelen, zijn natuurlijk geen unicum. In 1987 en 1988 was er al de spreekwoordelijke ‘Sire, geef mij honderd dagen’-regeringsvorming van Jean-Luc Dehaene (CVP). Na de verkiezingen van 24 november 1991 (‘Zwarte Zondag’) duurde het tot 7 maart voor een nieuwe regering de eed aflegde. En in 2010-2011 haalde de formatie van 541 dagen zelfs het Guiness Book of Records.

Er is stilaan een kloeke diepvriezer nodig om alle oude N-VA-principes fris te houden.

Toch is de huidige Vlaamse regeringsvorming totaal anders. Dehaene wist drommels goed waar hij naartoe werkte, alleen kostte het veel tijd om dat doel te bereiken. Dat was ook het verhaal van de schijnbaar nooit eindigende regeringsvorming van 2010-2011: pas toen de grote coalitie N-VA/PS afgetoetst was en als onwerkbaar was beschouwd, werkte Elio Di Rupo de N-VA buiten, juist om een regering te vormen die moest tonen wat allemaal mogelijk was zónder de N-VA – met op kop de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Ook toen wisten de hoofdrolspelers verduiveld goed met welk projecten ze bezig waren.

Nooit – nóóit – werd aan alle beschikbare partijen tegelijk gevraagd om zich ter beschikking te houden, om vervolgens tot een beleid te komen dat zowel uiterst rechts als klassiek links zou behagen, en alles ertussen, van economische liberalen tot christendemocratische verbinders. Dat is wat nu zogezegd aan het gebeuren is. Alsof de partijtop van de N-VA in alle ernst al twee maanden lang wikt en weegt welk deel van het eigen programma de volgende ambtstermijn het best uitgevoerd kan worden met het VB, dan wel met de SP.A. Naar alle waarschijnlijkheid gaat het niet om het leggen van inhoudelijke klemtonen. Het gaat om dat andere: de uitoefening van de macht.

De grote oversteek

De N-VA heeft de reputatie een partij te zijn die onthecht is van de macht. Dat dankt ze aan haar eigen geschiedenis. De eerste generatie N-VA’ers brak in 2001 de Volksunie in stukken omdat de VU-leiding te meegaand was met de paarse regeringspartijen. In september 2008 besliste de N-VA om de federale regering-Leterme I niet langer te steunen. De consequentie daarvan was dat Geert Bourgeois één dag later ontslag moest nemen als N-VA-minister in de Vlaamse regering: zonder verpinken verzaakte de N-VA aan de macht. De ware geschiedenis van de Marrakeshcrisis van november 2018 moet nog worden geschreven, maar feit is dat de N-VA opstapte uit de regering-Michel en zo een rist begeerde regeringsfuncties ter beschikking stelde – een vicepremierschap, Binnenlandse Zaken, Financiën, Defensie, Ambtenarenzaken, Asiel en Migratie, Armoedebestrijding, Wetenschapsbeleid enzovoort. Zelfs al zou de N-VA de Marrakeshcrisis uitgelokt hebben als koningsstuk van een (faliekant afgelopen) electorale strategie, dan nog hebben De Wever en co. toen een prijs betaald die weinig andere partijen zouden durven neer te tellen.

Cynisch gezegd: de SP.A kan haar stemmen beter verliezen in de meerderheid dan in de oppositie.

Toch is er de laatste jaren iets wezenlijks veranderd aan de N-VA. Het is moeilijk om het tijdstip aan te wijzen waarop het precies is gebeurd. Was het op 14 oktober 2018, de dag van de gemeenteraadsverkiezingen? Toen zocht De Wever bewust de camera van reportagemaker Paul Jambers op met de mededeling: ‘Het is tijd voor verzoening. We kunnen zo niet verder tegen links. Ik word daar zo moe van, die oorlog elke dag.’ Nog voor alle stemmen geteld waren, had hij coalitiepartner CD&V gedumpt ten voordele van de socialisten die hij nochtans voor eeuwig van de macht zou verjagen.

Of gebeurde het al minstens twee jaar eerder, toen de N-VA-Kamerfractie in 2016 besliste om níét te stemmen voor de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid van de frauduleuze PS’er Alain Mathot, hoewel het parket van Luik dat had gevraagd? Was de smaak van de macht en de bijbehorende achterkamerpolitiek toen al zoeter dan de principiële keuze voor een transparante politiek?

Of vond de grote oversteek van programma- naar regeringspartij plaats in 2013, met de befaamde ‘bocht van Bracke’ (de latere Kamervoorzitter legde in De Standaard uit dat de N-VA in een volgende regering niet zou inzetten op het confederalisme maar op een sociaal-economisch herstelbeleid)?

Of stak de N-VA pas recent de Rubicon over, door na de verkiezingen van 26 mei de Vlaamse onderhandelingen bewust on hold te zetten tot de PS (!) bereid zou zijn met de N-VA te praten over de vorming van een federale regering? Intussen moest de N-VA ook de zekerheid krijgen dat andere Vlaamse partijen geen federale regering zouden vormen ‘zonder Vlaamse meerderheid’ – dus zonder de N-VA erbij. In 2011 koos de N-VA nog om als grootste Vlaamse partij resoluut in de oppositie te gaan tegen de veelkleurige meerderheden van Di Rupo. Zo heeft Bart De Wever zijn partij in 2012 (lokaal) en 2014 (parlement) naar gigantische overwinningen geleid.

Le nouveau CVP

Vandaag is de N-VA niet meer de partij die het confederalisme mordicus op tafel wil krijgen (tenzij een verwaterde variant waarmee de PS en andere Franstalige partijen akkoord gaan), ze is niet meer de partij die zweert bij een liberaal sociaal-economisch beleid (de SP.A moest minstens tijdelijk worden gelijmd), dus niet meer de partij die Vlaanderen en België wil bevrijden van het socialisme, en ze is evenmin de partij die het Vlaams-nationalisme wil vrijwaren van de extremistische besmetting van het Vlaams Belang. Integendeel, sinds 26 mei erkent de N-VA dat het Vlaams-nationalisme mee uitgedragen wordt door het VB.

De regeringsvorming: niets te maken met inhoud, alles met machtshonger

Daarmee zijn de meeste beginselen van die partij in het vriesvak gezet. Vriesvak? Er is stilaan een kloeke diepvriezer nodig om alle oude N-VA-principes fris te houden en te beschermen tegen bederf. En voor wat anders dan voor de macht, zowel in Antwerpen, in Vlaanderen als in dat ooit zo vervloekte België? Waarom anders profileerden Bart De Wever en Jan Jambon zich als kandidaat-minister-president en kandidaat-premier – ze maakten geen geheim meer van de begeerte om zelf de volgende regeringen te leiden? Waarom anders liet verkeersminister Ben Weyts zijn eigen plannen voor een kilometerheffing los? Waarom blijft ex-staatssecretaris Theo Francken herhalen dat hij opnieuw Asiel en Migratie wil, nu als volwaardig minister? Vorige week liep hij nochtans een blauwtje toen hij samen met de lokale N-VA-afdeling van Lommel aanklopte bij het asielcentrum Parelstrand. Tot zijn verwondering liet Fedasil hem niet binnen: inspectiebezoeken zijn voorbehouden voor regeringsleden, niet voor parlementsleden die een bezoek durven te gebruiken om de administratie in een kwalijk daglicht te stellen en met die kritiek zichzelf voor het voetlicht te plaatsen.

Kwatongen noemen de N-VA ‘le nouveau CVP’. Dat klopt wat het zelfbeeld van de partij betreft: ook de N-VA ziet zich intussen als de natuurlijke emanatie van de Vlaamse volkswil. Vanuit die premisse vindt men het ondenkbaar om uitgesloten te worden van de macht. Vandaar ook dat de N-VA en het VB elkaar de voorbije maanden versterkten in het idee dat een coalitie van hun twee Vlaams-nationalistische partijen op 26 mei de echte wil van de Vlaamse kiezer was. Beide partijen moeten dan wel eerst kunnen uitleggen hoe een minderheidsregering de uitdrukking zou kunnen zijn van de wil van de meerderheid van de Vlamingen.

Het toont wel aan dat zelfs het VB staat te springen om ‘mee te doen’. Dat is al langer zo, wellicht is het een neveneffect van het cordon sanitaire: wie veertig jaar van de macht wordt gehouden, krijgt op de duur een brandend verlangen naar wat altijd onbereikbaar was. Al in 2006 mislukte Filip Dewinter in zijn poging om burgemeester van Antwerpen te worden. Waarna Dewinter te maken kreeg met een opstand die door wijlen Marie-Rose Morel werd ingezet. Zij vond dat Dewinter de grootste hinderpaal was voor ‘fatsoenlijk’ rechtse kiezers om voor het VB te stemmen, en de partij daarom uitgesloten bleef van deelname aan de macht. Dat argument weerklinkt nog altijd, maar almaar zwakker.

Prulgroenen en twijfelsossen

Machtsdeelname, daar gaat het zeker ook om bij de drie ‘klassieke regeringspartijen’. De status van regeringspartij heeft Groen nog niet bereikt, wel die van beleidspartij – zeker in tientallen steden en gemeenten. Ook bij de Vlaamse formatiegesprekken was Groen er doodgraag bij geweest. Vandaar dat De Standaard al op 23 april, in de week vóór de verkiezingen, berichtte: ‘Groen heeft team voor onderhandelen klaar’. De energie die Groen toen stopte in het bijeenbrengen van technici en deskundigen had het wellicht beter besteed aan een studie van de besognes van zijn potentiële electoraat. Ondanks de winst in zetels en stemmen is de ‘prulpartij’ (dixit De Wever) Groen sinds begin juli niet meer uitgenodigd voor een formatiegesprek.

De status van regeringspartij heeft Groen nog niet bereikt, wel die van beleidspartij.

Vandaar dat vooral de drie klassieke regeringspartijen een hele zomer lang braaf hebben gewacht tot ze uitgenodigd zouden worden door de N-VA. Of juist niet. De CD&V vreest al weken een Antwerps scenario, waarbij de N-VA de christendemocraten inruilt voor de socialisten. Ondanks het vinnige protest van Vlaams-Brabanders als Bruno Tobback en Hans Bonte lijkt een vrij ruime meerderheid van de Vlaamse socialisten te snakken naar regeringsdeelname. Met de hem kenmerkende onhandigheid probeert SP.A-voorzitter John Crombez dat al maanden te verdoezelen: een coalitie met de N-VA zou ‘ quasi onmogelijk’ zijn, en ‘het niet is omdat we in Antwerpen samenwerken, dat we dat sowieso ook op Vlaams of federaal niveau gaan doen’. Toen Crombez eindelijk groen licht kreeg om met de N-VA te praten, heette het alweer dat de ‘N-VA wellicht niet over de lat kan die de socialisten leggen’. Terwijl de Antwerpse SP.A-schepen Tom Meeuws maanden gelden al zei: ‘Als we een akkoord kunnen sluiten dat zo goed en solide is als dat in Antwerpen, waarom zouden we het dan niet doen?’

De verwijzing naar Antwerpen is niet onzinnig. Het maakt vooral duidelijk waarom De Wever de SP.A erbij wil. In Antwerpen heeft de socialistische deelname aan het beleid de N-VA vooral extra comfort bezorgd. De SP.A draagt niet alleen een pak bestuurservaring aan, de socialisten corrigeren ook de dode hoek van de N-VA-aanpak (elke partij heeft nu eenmaal blinde vlekken): ze hebben meer aandacht voor het sociale luik en zorgen voor meer goodwill bij de publieke opinie: de kritiek op burgemeester De Wever en OCMW- voorzitter Fons Duchateau is het voorbije jaar zo goed als verstomd.

De meeste SP.A’ers zijn zich goed bewust van die marktwaarde, hoezeer die ook afneemt. Vandaar dat vooral klassiek-pragmatische argumenten doorwegen in discussies over de regeringsvorming. Eén: de voorbije jaren is gebleken dat er voor socialisten weinig winst zit in oppositie voeren. De SP.A is nooit zo groen als Groen en nooit zo rood als de PVDA. Cynisch gezegd: ze kan haar stemmen beter verliezen in de meerderheid dan in de oppositie. Want, en dat is argument twee: socialisten zouden de kunst verstaan om boven hun gewicht te boksen – vooral Johan Vande Lanotte heeft dat idee ingang doen vinden, al vonden partijgenoten de balans van de laatste socialistische regeringsdeelnames vrij pover. Pascal Smet werd in de Vlaamse regering-Peeters II voortdurend belaagd als minister van Onderwijs, en de liberaal Vincent Van Quickenborne kon in de regering-Di Rupo zelfs de indruk wekken dat hij meer woog op sociaal-economische dossiers zoals de pensioenen dan de socialist Vande Lanotte. Toch weerklinkt vooral vanuit de socialistische vakbond nog een derde argument: de SP.A moet regeren, het liefst op elk mogelijk niveau, want alleen de aanwezigheid van socialisten verhindert dat rechtse regeringspartijen schade zouden toebrengen aan het sociaal overleg. ‘Zonder de socialisten zou het nog veel erger zijn’, is de teneur.

John Crombez (SP.A).
John Crombez (SP.A).

Stille CD&V’ers

Met een variant op dat argument hebben ook Kris Peeters en de CD&V de kiezer proberen te overtuigen – met bitter weinig succes. Het gevolg van hun zware nederlaag is dat de Vlaamse christendemocraten sinds de verkiezingen vooral zwijgen. De kritiek van rechtse CD&V’ers zoals Pieter De Crem gaat minder over de N-VA dan over de eigen partijlijn, die niet rechts genoeg zou zijn, en te vriendelijk voor de vakbond. Intussen zei oudgediende Eric Van Rompuy wat veel partijgenoten vrezen: ‘Als de N-VA ons kan afmaken, zal ze het niet laten.’ De kern van die kritiek is voor één keer niet zozeer opruiend. Van Rompuy wil vooral dat zijn CD&V bij de N-VA in de gunst blijft.

Als de N-VA de CD&V inderdaad weghoudt uit het pluche, zou dat dodelijk kunnen zijn voor een partij die zonder macht veel van haar (tanende) aantrekkingskracht verliest. Vandaar dat de voltallige CD&V-top van de aardbodem verdwenen lijkt. Zelfs kopstukken zoals Hilde Crevits hullen zich in stilzwijgen. Ze uiten geen enkele ambitie, niet voor zichzelf en niet voor hun partij, ze klagen niet, ze bekritiseren niemand. Ze weten dat de christendemocraten in de aanbieding hebben wat de socialisten missen: de CD&V heeft 19 zetels, de Open VLD 16, de SP.A slechts 13. Dat is eigenlijk onvoldoende om tot een werkbare Vlaamse meerderheid te komen. Met de SP.A erbij steunt bijvoorbeeld een N-VA/Open VLD/SP.A-regering op een meerderheid van amper één (voor gewestmateries) tot twee zetels (voor gemeenschapsmateries).

Vandaar dat de liberalen weliswaar onderling ruziemaken, maar zich evenmin afzetten tegen de N-VA. Waarom zouden ze ook? Waarom zouden ze na de verkiezingen ineens doen wat ze sinds 2014 verzuimd hebben, namelijk duidelijk het verschil maken tussen een liberale en een conservatief-nationalistische partij? Goed, af en toe kreeg Theo Francken een tik vanwege ‘zijn stijl’. Maar in de federale regering was de Open VLD doorgaans de trouwe bondgenoot van de N-VA in de lange serie conflicten met de CD&V. In de Vlaamse regering was de liberale aanwezigheid mathematisch niet nodig, en dat was eraan te zien. Zelden was er een Vlaams minister die met zo veel goodwill kon beginnen als Sven Gatz op Cultuur. Met dat krediet heeft hij opvallend weinig gedaan, behalve vier boeken schrijven in vijf jaar tijd – zelfs de gemiddelde beroepsjournalist komt daar niet aan.

Gwendolyn Rutten (Open VLD)
Gwendolyn Rutten (Open VLD)© Belga

Bart Tommelein ruimde het puin van Annemie Turtelboom, en toen hij daarmee naam gemaakt had, repte hij zich naar Oostende. In zijn plaats kwam Lydia Peeters. De gemiddelde Vlaming weet niet of dat de naam is van een poetsvrouw, van een zaakvoerder van een kmo of van een hoogleraar letterkunde – wie hij er alvast níét achter zoekt, is een Vlaamse viceminister-president die naar het schijnt bevoegd is voor Energie, Begroting, Financiën, Cultuur, Jeugd én Media. Zolang de Open VLD maar ministers kan leveren, lijkt het allang goed – dat doet die partij overigens al onafgebroken sinds 1999. Twintig jaar machtsdeelname: het went, het verveelt, het gaat maar door. Zelfs het recente conflict van voorzitter Gwendolyn Rutten en haar Brusselse afdeling draaide rond machtsdeelname. Rutten wilde ook de Franstalige liberalen van de MR in de Brusselse regering. Niet om een liberaler bestuursakkoord te schrijven, maar om zo de kansen van de Open VLD bij de federale regeringsvorming gaaf te houden.

Het is een doffe samenvatting van de Vlaamse politiek tijdens deze zomermaanden. Op 26 mei had de kiezer zogezegd een signaal gegeven aan de politici en de partijen: ‘Los het op.’ Sindsdien lijken de politici en de partijen bevangen door een heilige schrik voor de kiezer. Vandaar dat ze zich collectief vastklampen aan de macht. Dat is de veiligste positie voor wie nog weinig te zeggen heeft.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content