Charles Michel: waarom een Waalse politicus het Europese vertrouwen kreeg

Charles Michel in 2000. De titel van 'jongste ooit' werd het keurmerk van zijn politieke carrière. © Belga Image
Walter Pauli

Met Charles Michel als voorzitter van de Europese Raad treedt een centrumrechtse politicus uit Wallonië voor het internationale voetlicht. Het toont dat Franstalig België niet zomaar gedomineerd wordt door de socialisten, zoals Vlaanderen graag gelooft.

Wie waren de kingmakers die Charles Michel (MR) voorzitter van de Europese Raad maakten? In de Europese pers werden de voorbije weken vooral de Franse president Emmanuel Macron, de Nederlandse minister-president Mark Rutte, en natuurlijk de Duitse bondskanselier Angela Merkel genoemd. Drie toppolitici van liberale of centrumrechtse snit. En toch kozen zij de belangrijkste politicus van een regio die bekendstaat als een van de meest linkse van West-Europa. Of niet?

‘Dat is het imago dat Bart De Wever (N-VA) in Vlaanderen aan Wallonië en Franstalig België heeft gegeven’, zegt Christian Laporte, als ‘actief gepensioneerd’ journalist verbonden aan La Libre Belgique. ‘U kent zijn discours over de grondstroom, waarin Vlaanderen in wezen rechts en conservatief zou zijn en Wallonië socialistisch, links en progressief. Dat is natuurlijk een grove veralgemening. Alleen zult u Elio Di Rupo (PS) nooit horen ontkennen dat Wallonië van nature socialistisch is. Vandaar dat de PS Charles Michel voortdurend portretteert als een handlanger van de N-VA. Alsof Michel en de MR eigenlijk afgeknipt zijn van Franstalig België. Het was tekenend én gênant voor de politieke verhoudingen in Franstalig België dat niet één partijvoorzitter Michel feliciteerde met zijn Europese benoeming.’

De PS portretteert Michel als een handlanger van de N-VA. Alsof hij en zijn MR afgeknipt zijn van Franstalig België.

Natuurlijk heeft zijn promotie veel te maken met de persoonlijkheid en de ambitie van Michel zelf. In zijn biografie over de man noemde Le Vif-journalist Olivier Mouton hem in 2015 een ‘jeune premier’, en die woordspeling is zowat een samenvatting van zijn leven. Charles Michel (21 december 1975), zoon van oud-minister en voormalig EU-commissaris Louis Michel, stampte in zijn gemeente Geldenaken op zijn 16e de plaatselijke afdeling van de liberale jongeren uit de grond – vanzelfsprekend werd hij de eerste voorzitter. Op zijn 19e werd hij in 1995 verkozen tot provincieraadslid. In 1999 kwam hij in het parlement, met zijn 23 jaar was hij het jongste Kamerlid ooit. ‘Jongste ooit’ zou zijn keurmerk blijven: eind 2000 werd hij op zijn 25e Waals minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, de jongste minister ooit in België. Toen hij in 2014 op zijn 38e premier werd van de federale ‘Zweedse’ regering was hij ook de jongste premier van België – toch sinds die titel in 1918 werd ingevoerd. Tussendoor was hij ook burgemeester van Waver, federaal minister en MR-voorzitter geweest. Straks wordt hij op zijn 44e ook (met voorsprong) de jongste voorzitter van de Europese Raad, na twee oudere voorgangers als Donald Tusk en Herman Van Rompuy. Tussen haakjes: Michel is níét de jongste Europese topfunctionaris: in 1970 was de Italiaanse christendemocraat Franco Maria Malfatti pas 43 toen hij voorzitter werd van de Europese Commissie.

Geen groot project

Ambitie alleen verklaart natuurlijk niet de steile opgang van Michel junior. In de sportwereld kent men het gezegde dat ‘groot talent zich jong manifesteert’. De Braziliaanse voetballer Pelé was nog geen volle 18 jaar oud toen hij het Braziliaanse elftal naar zijn eerste overwinning in de Wereldbeker leidde. Eddy Merckx won op zijn 21e zijn eerste Milaan-Sanremo. De Nederlandse F1-piloot Max Verstappen was 17 jaar toen hij zijn allereerste WK-punten behaalde. Maar is Charles Michel op zijn beurt een onweerstaanbaar natuurtalent? Ook al draait hij intussen twintig jaar mee aan de top van de binnenlandse politiek, nog altijd is er geen groot politiek of maatschappelijk project bekend waarvan hij de drager of de inspiratiebron was. Achiel Van Acker was in de jaren 1950 de vader van de sociale zekerheid. Gaston Eyskens stond aan de wieg van de staatshervormingen. Wilfried Martens was de architect van het ‘herstelbeleid’ van de jaren 1980. Zonder Guy Verhofstadt zou Paars er nooit geweest zijn. Bart De Wever blijft de man van de verrijzenis van het Vlaams-nationalisme. En Charles Michel? Die leidde de regering-Michel, en daarmee is het politieke belang van de man grotendeels geduid.

Het is natuurlijk niet omdat men geen historische missie te vervullen heeft dat men zich niet kan onderscheiden als politicus. Charles Michel verstaat zeker de kunst om zich in politieke kringen te tonen en te onderscheiden. Als beginnend Kamerlid maakte hij naam in de dioxinecommissie door vervelende vragen te stellen bij de banden tussen de CVP en de Boerenbond. Als jonge minister maaide hij ei zo na het gras voor de voeten weg van zijn eigen minister-president, de PS’er Jean-Claude Van Cauwenberghe, door véél verder te willen gaan in de hervorming van de Franstalige intercommunales dan hij. Ook zijn beslissing om in 2014 met de MR als enige Franstalige partij in een federale regering te treden met de verenigde centrumrechtse partijen van Vlaanderen was zonder meer gedurfd en zelfs historisch – zij het niet om de inhoud, maar om de vorm. Onder meer daarom mocht Charles Michel de eerste minister zijn van deze onuitgegeven ‘Zweedse’ meerderheid.

Vader Louis en zoon Charles Michel Via zijn vader loopt een directe lijn naar de liberale strateeg Jean Gol.
Vader Louis en zoon Charles Michel Via zijn vader loopt een directe lijn naar de liberale strateeg Jean Gol.© Photo News

Over de kwaliteit van zijn leiderschap lopen de meningen uiteen. Off the record vinden velen dat deze premier wel erg veel tijd uittrok om tot een consensus te komen. Maar kon dat anders, in een regering waarin de N-VA en de CD&V elkaar steeds openlijker naar het leven stonden? Er was tegelijk waardering voor het feit dat Michel zichzelf weinig en vedette plaatse. Hij gedroeg zich ‘minder presidentieel dan Di Rupo, minder bricoleur dan Dehaene, minder haantje-de-voorste dan Verhofstadt en minder zelfingenomen dan Leterme’, schreef Knack drie jaar geleden. Maar in welk aspect van zijn job Charles Michel méér of beter was dan een van zijn voorgangers, stond er niet bij.

Ook de internationale pers geeft tussen de lijnen aan dat de nieuwe Europese president meer kenmerken heeft van een ‘man zonder eigenschappen’ dan van een charismatische leider. Via TheNew York Times en The Times kwam het ‘nieuws’ overgewaaid dat Michels bijnaam ‘Monsieur Patate’ is, naar Mr. Potato Head, een personage uit Toy Story. Het Duitse weekblad Der Spiegel hield het bij het commentaar dat Michel wellicht froh is dat hij zich in de komende regeringsformatie niet opnieuw hoeft in te spannen om Vlamingen en Walen bij elkaar te brengen. De Nederlandse premier Mark Rutte had zijn pr-werk voor zijn vriend Michel goed gedaan: de Nederlandse kranten benadrukken dat hij een ‘verbinder’ en ‘begaafd tacticus’ is ( de Volkskrant), een man met een ‘degelijk en betrouwbaar imago’ ( NRC), die ‘ingetogen’ overkomt ( Trouw). In Frankrijk legden Le Monde, Libération en Le Figaro alle drie de nadruk op zijn voorspoedige carrière op zo jonge leeftijd, en ze stipten aan dat Charles Michel nu eenmaal de zoon van zijn vader is: ‘La politique est une affaire de famille’, schrijft Le Figaro.

De macht van Gol

Dat laatste is helemaal waar. Charles Michel is de zoon van Louis Michel, en papa Michel werd op zijn beurt gezien als een van de twee politieke zonen van wijlen Jean Gol. De herinnering aan Jean Gol (1942-1995) is een kwarteeuw na zijn onverwachte dood al niet meer zo scherp, en dat is onterecht. Jean Gol was een van de belangrijkste, want immer strategisch denkende en tactisch handelende Franstalige politici uit de hele naoorlogse periode. (Diens andere ‘zoon’ was, jawel, Didier Reynders.)

Gol werd tijdens de Tweede Wereldoorlog als Jean Goldstein geboren in Engeland, een kind van Joodse ouders op de vlucht. Zijn politieke leven wijdde hij aan het groot en machtig maken van de liberale partij, want alleen zo zou centrumrechts een plaats kunnen veroveren in het hart van de politieke macht van Franstalig België. Daarom werd onder Jean Gol de Franstalige liberale partij uitgebreid en versterkt met Waalse regionalisten (zoals hijzelf), Brusselse FDF’ers en verloren christendemocraten (zoals oud-PSC-voorzitter Gérard Deprez). De krijtlijnen die Gol in de late jaren zeventig en vroege jaren tachtig trok, vormen nog altijd het kader waarbinnen Charles Michel opereert. Bij zijn dood somde Walloniëkenner Guido Fonteyn ze op in De Standaard: terwijl Guy Verhofstadt met zijn harde, doctrinaire neoliberalisme door alle andere partijen werd uitgespuwd, was het Jean Gol vooral te doen om ‘het simpele bezetten van en hanteren van de uitvoerende macht, en minder om een fundamenteel liberalisme.’ Zo wilde Gol, aldus Fonteyn, ‘het land duidelijk maken dat voor het linkse Wallonië een liberaal alternatief bestond. Alleen iemand van het formaat van Jean Gol kon deze boodschap met enig succes prediken. Gol was een ware partijvoorzitter, een ware minister van staat, een ware liberaal, een ware Luikenaar, met desnoods nog de nodige reflexen van de ware Belg ook. Hij was een staatsman.’

Michel draait al 20 jaar mee, maar waar is het grote politieke of maatschappelijke project waarvan hij de inspiratiebron was?

Met Jean Gol aan de top, gesecondeerd door Didier Reynders (zijn kabinetschef) en Louis Michel (zijn chief-whip in het parlement), kregen de Franstalige liberalen al gauw succes, wat leidde tot een verschuiving van de macht: de rechtervleugel van het politieke spectrum werd versterkt. In de jaren tachtig sprak men routineus van ‘de regeringen-Martens-Gol’ – zelden werd een regering mee genoemd naar de belangrijkste vicepremier, maar in die jaren was het een logische reflectie van de politieke realiteit. Van de zogenoemde ‘herstelregeringen’ van Wilfried Martens bleef Jean Gol vicepremier van 1981 tot 1988. Maar het was vooral als minister van Justitie dat hij naam maakte als hardliner, met zijn vreemdelingenwet (toen al), zijn huurderswet met (toen al) minder bescherming voor de huurders en een betere rechtspositie voor de verhuurder, en vooral zijn politiewetten waarin de ordetroepen (toen al) ruime bevoegdheden kregen in de ‘strijd tegen het terrorisme’. Wilfried Martens leidde de regering, maar de toon van het beleid – de grondstroom, zo men wil – werd bepaald door de liberale vicepremiers, dus door Jean Gol en vanaf 1985 zijn jonge Vlaamse collega Guy Verhofstadt, zij het dat die zich toen vooral beperkte tot de begroting.

Terwijl Jean Gol het land naar rechts deed opschuiven, bevond de PS zich in de oppositie, luid maar politiek onmondig, en dat bijna acht lange jaren aan een stuk.

Iedereen op Lijst VDB

Het is een stuk Franstalige politieke geschiedenis dat uit het collectieve geheugen weggegomd is: dat de belangrijkste rechtse en conservatieve politici van dit land vele decennia lang Walen waren, of Franstalige Brusselaars. Van de late jaren vijftig tot in het begin van de jaren tachtig was de legendarische Paul Vanden Boeynants een van de bepalende politici van het land, afwisselend als eerste minister, partijvoorzitter en minister van Landsverdediging. ‘VDB’ was mateloos populair: hij was de eerste politicus die gebruikmaakte van barnumverkiezingscampagnes in Amerikaanse stijl (met megabudgetten die zouden leiden tot een algemene ontsporing van de partijfinanciering), geschenken voor de kiezers, en een wat aparte naamsverandering: CVP en PSC vaardigden in Brussel allebei kandidaten af naar de tweetalige ‘Lijst VDB’. VDB zelf behaalde meer dan honderdduizend voorkeurstemmen. Pas in 1994 zag hij definitief af van zijn plan om burgemeester van Brussel te worden.

Via organisaties als het Centre Politique des Indépendants et Cadres Chrétiens (Cepic) en medewerkers als Benoît de Bonvoisin, de zogenaamde ‘Zwarte Baron’ (wiens sinistere reputatie zijn werkelijke belang ver overtrof), onderhield VDB vreemde contacten met (extreem)rechtse groeperingen en organisaties. Want ook dat wordt vaak vergeten: tot in de jaren tachtig was extreemrechts minstens zo goed ingeplant, wijdvertakt en dus ook actief in Franstalig België als in Vlaanderen. Daarom ook dat de ene onderzoeksjournalist na de andere boeken schreef als Les brigades noires, L’extrême-droite en France et en Belgique francophone, Les Rats Noirs – L’extrême droite en Belgique francophone of L’Affront national – Le nouveau visage de l’extrême droite en Belgique.

Dat had zijn weerslag op het politieke klimaat in Brussel, geeft Christian Laporte toe: ‘Roger Nols, de burgemeester van Schaarbeek, kreeg al in de jaren zeventig een slechte reputatie, eerst met acties tegen Vlamingen en later met zijn politiek tegen migranten. Dat was geen propere geschiedenis. Maar het moet gezegd: alle Franstalige partijen keerden zich af van Nols. Ook later zijn extreemrechtse partijen als het Front National nooit echt van de grond gekomen.’

Emmanuel Macron en Charles Michel Mensen zoals de Franse president vertrouwen hem: hij behoort tot hun soort.
Emmanuel Macron en Charles Michel Mensen zoals de Franse president vertrouwen hem: hij behoort tot hun soort.© Belga Image

‘VDB’ stond niet alleen. Van de katholieke, gecultiveerde christendemocraat Pierre Harmel over de onberekenbare PSC’er Charles-Ferdinand Nothomb tot een hele reeks belangrijke liberalen als Charles Poswick, Willem Draps, François-Xavier de Donnéa of de flamboyante Kamervoorzitter Jean Defraigne: vanuit de hoofdstad en het zuiden van het land werd gewogen op de Belgische regering. De invloed van die generatie centrumrechtse, Franstalige politici viel nauwelijks te overschatten. Velen hadden uitstekende banden met het bedrijfsleven en met financiële kringen. Daarin waren ze de tegenhanger van de PS. Ook de socialisten dankten hun macht aan het industriële Wallonië. Eerst door de arbeiders in de zware industrie te vertegenwoordigen, later als vrijwaarder voor de sociale bescherming in een regio die verworden was tot een economische puinhoop. Liberalen en burgerlijke christendemocraten gebruikten andere methodes en kanalen.

Ook na de crisis van de Waalse zware industrie bleef de Société Générale of Generale Maatschappij van België de almachtige holding die een belangrijk deel van het economische weefsel van het land controleerde. Na de verkoop en het uiteenvallen van de Generale Maatschappij in 1998 bleven topbanken als de Generale Bank of de Bank Brussel Lambert of bedrijven als Electrabel via hun hoofdzetel in Brussel de economie van België mee aansturen. De Franstalige centrumrechtse partijcenakels hielden al die tijd uitstekende, korte lijnen met de financieel-economische salons in Brussel. Dat is de voorbije jaren allemaal verdwenen. Figuren als Etienne ‘Steve’ Davignon zijn de laatste getuigen van die tijd: even machtige als onmisbare go-betweens tussen de politieke en de zakelijke gremia van de hoofdstad. Christian Laporte: ‘Vergeet ook niet dat tijdens de regeerperiode van koning Boudewijn (1950-1993) de entourage van het paleis nog echt woog op het bestuur van het land. In die tijd was dat koninklijke netwerk nog grotendeels Franstalig. Dat is onder zijn opvolgers sterk verminderd: Filip kan zich onmogelijk veroorloven wat Boudewijn in zijn tijd nog mocht en deed.’

Het heeft de Franstalige rechterzijde verplicht om de aanpak te veranderen, om minder te leunen op hoge netwerken en discrete contacten, en zelf nadrukkelijk op zoek te gaan naar de Franstalige kiezer. De MR legde zo een groot deel van het parcours af dat Jean Gol voor ogen had: eerst de christendemocraten verdringen als tweede partij van Wallonië, dan de concurrentie aangaan met de PS om de eerste partij van het zuiden van het land te worden.

Harley-Davidson

Dat is soms gelukt. Vooral tijdens de paarse periode behaalde zowel Didier Reynders als Louis Michel merkwaardige successen. Als minister van Financiën was Reynders een van de architecten van de fiscale hervorming (goed nieuws voor mensen met meer geld) en vooral van de notionele-interestaftrek (goed nieuws voor de bedrijven): beide liberale maatregelen kostten de schatkist handenvol geld, maar het waren de socialisten die opgezadeld werden met de reputatie van potverteerders. Als minister van Buitenlandse Zaken verantwoordde Louis Michel zijn ‘nieuwe’ beleid in een boek genaamd De as van het goede: dat was de ethische vlag voor een beleid dat vooral pragmatisch was. Michel werd ontvangen in de woestijntent van de Libische dictator Moammar Khaddafi, hij schudde de hand van de beruchte Congolese minister van Buitenlandse Zaken Abdoulaye Yerodia. Yerodia had tijdens de Congolees-Rwandese oorlogen de Tutsi’s vergeleken met ‘microben’ en hen een lot toegewenst ‘zoals de Joden: ook zij zijn doortrapt, bruut, rancuneus en bloeddorstig’. Het vormde voor Michel geen beletsel om met Yerodia en andere Congolese ministers diplomatieke contacten te onderhouden, in het belang van de Belgische belangen. In Havana ging Louis Michel op een vintage Harley-Davidson op bezoek bij Fidel Castro: het gaf hem zowaar een links imago.

In de internationale pers heet de nieuwe Europese president eerder een ‘man zonder eigenschappen’ dan een charismatisch leider.

Die soms schaamteloos pragmatische, maar goed verpakte aanpak bleek bijzonder lonend. In 2007, aan het einde van de paarse periode, was de MR eindelijk groter dan de PS. Meer nog, de drie (centrum)rechtse partijen behaalden in Wallonië samen meer dan 50 procent van de stemmen: de MR was goed voor 31,2 procent, het CDH voor 15,8 procent en het (overigens volstrekt geïsoleerde) FN voor 5,6 procent. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog zat la gauche in de verdrukking, want de PS klopte af op 29,5 procent. Omdat het CDH van Joëlle Milquet zich rond die tijd begon vast te klinken aan de PS en in communautaire dossiers steeds argwanender en afwijzender stond tegenover de Vlaamse partijen, kon de Franstalige rechterzijde haar groeiende invloed niet echt doen gelden. De poging om de PS van de troon te stoten, is nooit helemaal gelukt.

Desondanks is Charles Michel tussen 2014 en 2019 wel de eerste minister geweest van het meest rechtse kabinet sinds de regeringen-Martens-Gol uit de jaren tachtig. In Vlaanderen kreeg hij op zijn beurt zowaar een ‘links’ imago toen hij tijdens de Marrakeshcrisis weigerde tegemoet te komen aan de bezwaren van de N-VA en toch naar Marokko trok, om een verdrag te tekenen dat geen handtekeningen behoefde. De eerste minister parafraseerde daarbij het argument van ‘de as van het Goede’ van vader Louis Michel: ‘België zal altijd aan de goede kant van de geschiedenis staan.’ Al is ook die goede kant veelzijdig: overal in West-Europa gaan er stemmen op om goedkope, niet- Europese migranten aan te trekken om de schaarste op de arbeidsmarkt op te vangen en zo de lonen onder controle te houden. Vanuit dat beleid, dat in Duitsland door de regering-Merkel wordt verdedigd, is de gulle immigratie niet alleen een zaak van filantropie en altruïsme, maar ook van welbegrepen economisch eigenbelang. Christian Laporte: ‘Door zijn steun aan Marrakesh kreeg Charles Michel een eerder linkse reputatie. Maar wat is dat voor een links? Dat begrip is verdampt. Het volstaat vandaag om “ethisch progressief” te zijn om links genoemd te worden. Volgens die definitie is zelfs Guy Verhofstadt al een paar jaar een “linkse” politicus geworden. (grinnikt) Mark Rutte, Emmanuel Macron en de Luxemburgse premier Xavier Bettel zijn clevere jongens. Als ze in Brussel zijn, laten ze zich fotograferen terwijl ze een glas drinken op de Grote Markt. Ze hebben vertrouwen in Charles Michel omdat hij tot hun soort behoort: politici met een kosmopolitische reputatie, klassieke liberale opvattingen, een moderne stijl, en natuurlijk met appetijt voor de macht.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content