Boudewijn en de monarchie: ‘Zijn koningschap verdient geen navolging’

Filip en Boudewijn. 'Zoals Boudewijn op Fabiola steunde, zo is Mathilde complementair aan Filip. Daar stopt de vergelijking.' © BelgaImage
Walter Pauli

In verkiezingsjaren stijgt het politieke belang van de koning. In 2019 zal Filip nog eens moeten tonen of hij van hetzelfde kaliber is als zijn oom Boudewijn, de meest plichtsbewuste koning uit de geschiedenis, aldus historicus Mark Van den Wijngaert: ‘Kardinaal Suenens had hem gezegd: “U moet een heilige worden, en ik zal u zeggen wat u daarvoor moet doen.”‘

Ook al geniet hij al een paar jaar van zijn emeritaat, toch blijft Mark Van den Wijngaert heel productief. Vorig jaar schreef hij een boek over Leopold III, nu heeft hij samen met Emmanuel Gerard de grote lijnen van het leven van diens zoon Boudewijn op papier gezet. Het is geen gedetailleerde biografie, wel een gebald werkstuk waarin de klemtoon ligt op de grote lijnen van zijn koningschap en zijn historische betekenis. Boudewijn is natuurlijk een bijzondere figuur. Bij zijn dood in 1993 was de rouw zo massaal dat het eerder op volksdevotie leek. En dat terwijl hij drie jaar eerder had geweigerd om de abortuswet te ondertekenen, en zo het regime op het spel had gezet door de basisregels van de parlementaire monarchie te miskennen.

Fabiola stond met beide voeten op de grond. Ze probeerde de zwevende Boudewijn in de abortuskwestie enig realisme bij te brengen.

Mark Van den Wijngaert:Boudewijn is een koning vol contrasten. Manu Gerard en ik kwamen tot de conclusie dat er in de loop van zijn koningschap eigenlijk twee tot drie Boudewijns waren. Kunnen wij de echte Boudewijn eigenlijk wel vatten? Hij was natuurlijk veel te jong toen hij in 1950, net geen 20 jaar oud, in een veel te ruim pak zijn vader Leopold III opvolgde en de eed aflegde als ‘koninklijke prins’.

Boudewijn was getraumatiseerd door de gedwongen troonsafstand van Leopold III. Leopold had die zelf uitgelokt, maar dat vertelde hij niet aan zijn zoon. Hij had echt met iedereen gebotst. In 1940 zei de regering: ‘Ga mee naar Frankrijk.’ Leopold weigerde. In 1945 vroeg de socialistische premier Achiel Van Acker: ‘Kom mee terug naar België.’ Leopold weigerde opnieuw. In 1950 vroeg de christendemocratische premier Gaston Eyskens: ‘Blijf nu alstublieft nog even in Zwitserland.’ Toen kwam Leopold ineens wel terug. Hij ging altijd in tegen de adviezen van de regering en van de politici. Hij begreep de betekenis niet van ministeriële verantwoordelijkheid. De geest van de grondwet is dat de koning een rol kan spelen, maar enkel op de achtergrond. Intussen regeert de regering, en heeft het parlement het laatste woord. Leopold was zo verblind door zichzelf dat hij regelrecht tegen de politiek inging.

Hoe kon een adolescent van negentien, een knaap die zelfs geen reguliere middelbare school had gevolgd, eigenlijk het land leiden, de regering aansturen en crisissen helpen beheersen?

Van den Wijngaert: Dat was geen sinecure. Boudewijn was hoegenaamd niet voorbereid op het koningschap. Na de oorlog verbleef hij samen met zijn vader en zijn familie vijf jaar lang in ballingschap in het Zwitserse Prégny. Hij wist bijna niets van België, behalve wat zijn vader en diens secretaris, Jacques Pirenne, hem hadden verteld. Pirenne was al van in de jaren dertig le malin génie van Leopold geweest, en speelde twintig jaar later diezelfde verderfelijke rol verder bij Boudewijn. Die twee hebben hem tijdens de eerste jaren van zijn regering met opzet misleid. Ze wilden hun oude machtsstrijd met ‘de politiek’ via Boudewijn voortzetten. Vandaar dat Leopold en Pirenne de nieuwe koning bepaalde zaken niet vertelden of voor hem verborgen hielden. Boudewijn zat gevangen in zijn eigen paleis, want de raadgevers van zijn vader werden ook zijn raadgevers. In de eerste helft van de jaren vijftig was de Belgische monarchie een feitelijke dyarchie: Boudewijn was officieel koning, maar zijn vader nam achter de schermen de echte rol over.

In zijn Memoires schrijft Gaston Eyskens dat er zich desondanks een betere relatie ontwikkelde tussen Boudewijn en de belangrijke politici. De jonge koning kwam goed overeen met de oudere, vaderlijke figuur Achiel Van Acker, van 1954 tot 1958 de socialistische premier van het land. Blijkbaar had Boudewijn behoefte aan peetvaders, want ook CVP’ers zoals Gaston Eyskens en Pierre Harmel wonnen zijn vertrouwen. Stilaan konden ze hem uitleggen wat het land van een goede koning verwachtte. Maar ’s avonds ging Boudewijn naar Laken, en daar vertelde Leopold zijn zoon wat hij van dat advies dacht. Hij werd door de slechte raad van zijn vader op het verkeerde been gezet.

Leopold III, Liliane, Boudewijn, Alexander en Albert 'Fabiola wilde dat de vreemde contacten met Liliane ophielden.'
Leopold III, Liliane, Boudewijn, Alexander en Albert ‘Fabiola wilde dat de vreemde contacten met Liliane ophielden.’© BelgaImage

Niet dat Boudewijn van kwade wil was. Tijdens de Schoolstrijd – een conflict tussen het katholieke en het officiële onderwijs – was de katholieke Boudewijn het niet eens met de onderwijsmaatregelen van de vrijzinnige regering-Van Acker. Hij zei zelfs tegen Gaston Eyskens, toen de oppositieleider van de CVP in de Kamer: ‘Ik ga die antikatholieke wet niet tekenen.’ Uiteindelijk deed hij het toch. En vervolgens schreef koning Boudewijn aan premier Van Acker een ontroerend briefje: ‘Pas de wet met zachtheid toe.’

Boudewijn heeft wel een vadermoord moeten plegen om zelf volwaardig koning te kunnen zijn.

Van den Wijngaert: In de late jaren vijftig begon Boudewijn in te zien dat zijn vader hem manipuleerde en politiek misbruikte. Leopold had hem laten weten dat hij een rol wilde spelen in Congo, als een soort ‘vicekoning’ van de kolonie. Eerste minister Van Acker gaf tegengas, en Boudewijn begon te beseffen dat zijn vader vreemde ambities had en dat hij in Congo een bijzonder dubieuze rol zou kunnen spelen. Boudewijn was al in Congo geweest, en hij had best begrip voor de sociale emancipatie van de Afrikaanse bevolking – zij het vanuit een paternalistische opstelling. Maar Leopold wilde vooral het oude ‘koloniale instituut’ verder uitbouwen, zonder toegevingen. Boudewijn schatte de situatie dus veel beter in dan zijn vader.

Congo werd onafhankelijk in 1960. Dat jaar trouwde Boudewijn met Fabiola.

Van den Wijngaert: In 1959 vroeg de regering aan Leopold en zijn tweede vrouw, Lilian, om Laken te verlaten en te verhuizen naar Argenteuil. Dat deden ze, maar niet zonder eerst het paleis te plunderen. Alles wat hen interesseerde van de inboedel van Laken namen ze mee. Dat leidde tot een diepe en onherstelbare breuk met zijn vader. Fabiola had trouwens aangedrongen op meer afstand tussen Boudewijn en zijn stiefmoeder. Ze wilde dat de vreemde contacten tussen haar echtgenoot en Lilian ophielden.

Vreemd? Ook premier Van Acker had in zijn dagboek zijn bezorgdheid geuit, omdat hij had vernomen dat Boudewijn en Lilian in een nachttrein een slaapwagon hadden gedeeld.

Van den Wijngaert: Van Acker vond het ook vreemd dat Boudewijn en Lilian elkaar zomaar kusten. Maar de koninklijke familie zit helemaal ingebed in de Franstalige hoofdstedelijke cultuur, en daar kust men een stuk vaker dan in Vlaanderen. Dat neemt niet weg dat de adel flink roddelde over die relatie. Toen Fabiola werd gevraagd om de echtgenote van Boudewijn te worden, aarzelde ze, net omdat ze in adellijke kringen had gehoord over een seksuele verhouding tussen Boudewijn en Lilian. De nuntius van Madrid heeft haar gerust moeten stellen.

Meer dan eens had ik de indruk dat sommige ministers Filip bewust fouten hebben laten maken om de monarchie in diskrediet te brengen.

Volgens kardinaal Suenens, een vertrouwensman van Boudewijn en Fabiola, hebben die twee elkaar toch in Lourdes leren kennen, via de bemiddeling van de Ierse ex-non Veronica O’Brien?

Van den Wijngaert: Je kunt de geschriften van Suenens over Boudewijn het best met een korrel zout nemen. Suenens wilde Boudewijn heilig laten verklaren. Dat schrijft de kardinaal moet zoveel woorden aan de koning: ‘U moet een heilige worden, en ik zal u zeggen wat u daarvoor moet doen.’ Suenens voelde zich de bemiddelaar tussen God en Boudewijn. Vandaar dat in zijn relaas de eerste ontmoeting tussen Boudewijn en Fabiola miraculeus móést zijn, en dus in Lourdes werd gesitueerd. Dat hoort nu eenmaal bij het genre van de middeleeuwse heiligenlevens. Intussen weten we dat Boudewijn en Fabiola elkaar al eerder kenden. Ze had hem al ontmoet toen ze in 1958 de Wereldtentoonstelling in Brussel bezocht, en er was ook een kennismaking bij een skivakantie.

Aan de andere kant viel de invloed van Veronica O’Brien op Boudewijn en Fabiola moeilijk te overschatten.

Van den Wijngaert: Inderdaad. Uit zijn boeken kun je moeilijk iets anders afleiden dan dat Suenens een of andere vorm van intieme genegenheid koesterde voor O’Brien. Maar ook de verering van Boudewijn voor de Ierse ging tamelijk ver. Op een bepaald moment kreeg O’Brien griep. Diezelfde avond reed Boudewijn met zijn Volkswagen naar haar huis om haar een paar pillen te brengen. Fabiola apprecieerde het helemaal niet dat Boudewijn zich door die vrouw liet inpalmen. O’Brien had een enorme invloed op Boudewijn. In de abortuskwestie zou hij haar om raad hebben gevraagd. Zij antwoordde: ‘Uw geweten zal spreken.’ Maar zijn geweten was wel door haar gevormd! (lacht)

Ook de diepkatholieke Fabiola wilde van geen abortuswet weten.

Van den Wijngaert: Dat is een sterk vertekend beeld van de waarheid. Paula D’Hondt was bevriend met het koninklijk echtpaar. Volgens haar was het niet zo dat Fabiola haar man aanmoedigde om de wet niet te ondertekenen. Fabiola stond met beide voeten op de grond, zegt D’Hondt, ze probeerde de zwevende Boudewijn nog enig realisme bij te brengen. Was Fabiola tegen abortus? Ongetwijfeld. Maar zij zag wel in welke consequenties een niet-ondertekening zou hebben voor de monarchie. Boudewijn was daar niet meer toe in staat. Hij kon zijn persoonlijke opvattingen en zijn constitutionele taak niet meer uit elkaar houden. Er was een veelzeggende passus van kardinaal Danneels in zijn homilie bij de begrafenis van Fabiola: ‘Bij belangrijke politieke vraagstukken liet zij hem zijn volledige verantwoordelijkheid.’ Er lijkt mij maar één ‘belangrijk politiek vraagstuk’ te zijn waarop die zin kan slaan. Boudewijn kende geen nuances. Het was goed of kwaad, zwart of wit.

Mark Van den Wijngaert en Emmanuel Gerard, Boudewijn. Koning met een missie, Davidsfonds/Infodok, 240 pagina's, 22,50 euro
Mark Van den Wijngaert en Emmanuel Gerard, Boudewijn. Koning met een missie, Davidsfonds/Infodok, 240 pagina’s, 22,50 euro

Boudewijn had ook politici die ofwel in de gratie lagen, zoals Wilfried Martens, ofwel eruit, zoals Leo Tindemans. Vanwaar zijn sympathie voor de ene top-CVP’er, en zijn antipathie voor de andere?

Van den Wijngaert: Boudewijn vond Tindemans onbetrouwbaar. Als premier had hij de koning voor een voldongen feit geplaatst: herinner u het moment waarop hij vanaf de tribune van de Kamer het ontslag van zijn regering aankondigde. Daardoor kon Boudewijn zijn rol niet meer spelen, bijvoorbeeld door na te gaan of er eventueel nog iets te remediëren viel. Tindemans was zo impulsief en zo vol van zichzelf dat hij dacht dat hij daar zelf over kon beslissen. Wilfried Martens overlegde wel, en zijn verstandhouding met Boudewijn werd spreekwoordelijk. Zelfs in zijn eigen CVP vonden velen op den duur dat Martens wel erg onder de invloed van Boudewijn stond. Omgekeerd had Boudewijn ook veel respect voor Martens. Met eerste ministers zoals Wilfried Martens en Jean-Luc Dehaene, of met een socialistische minister zoals Willy Claes, leefde Boudewijn in de geruststellende wetenschap dat de politiek in goede handen was. Vandaar dat Tindemans in zijn memoires zo jaloers is op Martens: niet hij maar zijn grote concurrent genoot het vertrouwen van het staatshoofd. Tindemans voelde zich zijn hele leven lang achteruitgeschoven.

Tegelijk schreef Martens in zijn Memoires dat hij met sommige adviezen van Boudewijn of opmerkingen uit diens toespraken gewoon geen rekening kon houden. Dat lukte maar voor zover de koninklijke aanwijzingen in de meerderheidsstrategie pasten. Voor de rest waren het retorische beschouwingen zonder veel impact.

En toch: in een beroemde toespraak in maart 1981, na de zoveelste val van de regering, liet Boudewijn merken wie de baas was. Hij riep Martens en achttien andere prominenten – van topministers via partijleiders tot sociale partners – naar het paleis, en gaf hen voor de camera’s een fikse bolwassing: de crisis moest zo snel mogelijk bedwongen worden.

Van den Wijngaert: Boudewijn vertolkte graag wat bij de publieke opinie leefde. Vandaar ook zijn toenemende populariteit. Hoe slechter het gaat met de regering, hoe beter het is voor de koning, want dan is hij de enige stabiele factor. Boudewijn heeft de crisis van de jaren zeventig en tachtig op een geraffineerde manier uitgebuit. Daarbij kreeg hij meer moreel gezag dan de politici. Van dan af richtte hij zich ook op een ander soort koningschap: het werd meer humanitair en moreel ingevuld dan politiek. Omdat hij als katholiek en als koning naastenliefde wilde betrachten, moest hij naar de mensen toegaan. Onderschat ook de rol van Fabiola niet. Ze was de eerste koningin in de Belgische geschiedenis die Nederlands kende, zij het met een zwaar Spaans accent, en ze deed haar best om haar rol zo goed mogelijk op te nemen. Boudewijn en Fabiola waren perfect op elkaar ingespeeld. Het was de meer extraverte Fabiola die Boudewijn uit zijn cocon haalde, en haar stugge echtgenoot dichter bij zijn volk bracht.

Intussen domineerde Boudewijn de Wetstraat. Ministers waren op hun ongemak wanneer ze op audiëntie moesten.

Van den Wijngaert: Boudewijn was uiterst plichtsgetrouw. Ook vanwege de missie die hij van kardinaal Suenens had gekregen, wilde en moest hij een veel betere koning zijn dan al zijn voorgangers. Dat was zijn opdracht, en tegelijk de last van zijn leven. Als hij gasten ontving, wist hij wie voor hem stond, of zo’n man katholiek was en getrouwd. Zo kon hij een indringend gesprek voeren met iemand die hem eigenlijk onbekend was. Boudewijn heeft altijd alle dossiers van elke fase van de staatshervorming mee naar huis genomen. Hij wilde tot in detail begrijpen wat er beslist werd. Hij was een uiterst actief staatshoofd.

Boudewijn en de monarchie: 'Zijn koningschap verdient geen navolging'
© BELGA

Ook al hadden hij en Fabiola geen kinderen, hij was ook een strenge pater familias van de hele koninklijke familie.

Van den Wijngaert: Boudewijn heeft zijn jongere broer Albert altijd proberen te beschermen. Dat deed hij bijvoorbeeld door een bijzonder strenge scheidingsakte te laten opmaken in 1977, toen het huwelijk van Albert en Paola op springen stond. De bepalingen daarin waren zo hard voor beiden dat geen van hen erop in wilde gaan. Voor een katholiek als Boudewijn was een scheiding totaal, met absolute consequenties voor beiden. Al de jaren daarvoor had hij zijn broer natuurlijk voorgetrokken op Paola. Voor hem was zij de slechte, de frivole. Terwijl zijn broer natuurlijk vele jaren met Sybille de Sélys Longchamps had samengewoond, en met haar een andere familie aan het opbouwen was. De affaire heeft sporen nagelaten. Albert was kroonprins, maar omdat hij met een getrouwde vrouw samenwoonde, vond Boudewijn: ‘Hij kan nooit koning worden.’

Daarom zette Boudewijn in op het toekomstige koningschap van prins Filip, ook al was die jongen in de jaren zeventig nog maar een adolescent. Hij wilde Filip het lot besparen dat hijzelf in de jaren vijftig had ondergaan: dat van een jonge koning die van niets wist. Filip is de enige koning die als al kroonprins is opgeleid voor de job. Hij heeft van Boudewijn expliciete lessen gekregen in het koningschap. Tijdens dat onderricht bleek dat die lieve oom ook een heel strenge man kon zijn. Filip heeft geen voorbeeld genomen aan zijn vader Albert, maar aan zijn oom Boudewijn.

Wat deed Albert dan zo verkeerd?

Van den Wijngaert: Albert was het tegenbeeld van zijn broer. Hij trok zich liefst zo weinig mogelijk aan van staatszaken. Hij vond er zich eigenlijk te oud voor. Vandaar dat Albert zo vasthield aan de figuur van Jacques van Ypersele de Strihou als zijn kabinetschef – ‘Van Yp’ is dat dertig jaar lang mogen blijven, van 1983 tot 2013. Eigenlijk had Johan Vande Lanotte (SP.A) bij het begin van de paarse regering in 1999 al aangedrongen op zijn ontslag. Hij wilde af van ‘die clericaal’ – er zijn toen hoogst onprettige woorden gevallen in de schoot van de regering. Maar eerste minister Guy Verhofstadt (Open VLD) heeft Van Ypersele niet tot ontslag willen dwingen, en daarvoor is Albert hem altijd dankbaar geweest. Albert heeft ook nooit een probleem gemaakt om de ‘ethische wetten’ van Paars te ondertekenen, zoals het homohuwelijk en de euthanasiewet. Toen kwam Filip, en die wilde Van Ypersele niet behouden als kabinetschef. Hij koos voor zijn eigen vertrouwensman, Frans van Daele. Nogmaals: Filip spiegelt zich meer aan Boudewijn dan aan Albert.

Mark Van den Wijngaert

– 1940: geboren in Hoboken

– 1973: doctor in de Wijsbegeerte en Letteren (KU Leuven)

– 1973-1979: docent hedendaagse geschiedenis en geschiedenis van de internationale betrekkingen (Vlaamse Economische Hogeschool)

– 1978-2010: verbonden aan de Universitaire Faculteiten Sint-Aloysius en later aan de KUBrussel en de HUBrussel

– 2018: publiceert Boudewijn. Koning met een missie (met Emmanuel Gerard)

Wat doet u besluiten dat het koningschap van Filip in de lijn ligt van dat van Boudewijn?

Van den Wijngaert: Boudewijn was een geëngageerde koning, hij wilde zijn agenda uitdragen en hij toonde dat aan het land door de mensen die hij ontmoette, zoals Patsy Sörensen van Payoke of Knack-journalist Chris De Stoop: de strijd tegen de mensenhandel ging Boudewijn recht naar het hart. Ook Filip is zeer aanwezig. Hij wil vooral een koning zijn die inzet op verbondenheid. Vandaar dat hij zich toont in het gezelschap van alle mogelijke groepen in de bevolking. Hij viert mee het Suikerfeest. Ook zíjn engagement is de uitdrukking van zijn diepe, persoonlijke overtuiging dat iedereen in deze samenleving voldoende kansen moet krijgen. Anders dan Boudewijn heeft Filip zich nog niet expliciet geout als een gelovige. Hij hoedt zich daarvoor, of zijn omgeving behoedt hem daarvoor. Filip is katholiek, maar hij houdt zijn religieuze overtuiging voor zichzelf, ook in zijn toespraken.

‘Hij kan het niet’, zei oud-hofmaarschalk Herman Liebaers in 1991 over kroonprins Filip. Na dat beruchte interview in De Morgen was Filip jarenlang de risee van het land, de Wetstraat incluis.

Van den Wijngaert: Filip heeft in zijn jonge jaren natuurlijk een aantal flaters begaan. Daar werd dan buitensporig de spot mee gedreven. Denk aan het incident met de journalisten Yves Desmet en Pol Van Den Driessche, toen kroonprins Filip hen de les kwam spellen, want hij had ‘een missie’. Volgens Christian Laporte van La Libre Belgique had Filip dat ironisch bedoeld. Maar zijn taalvermogen was zo zwak dat hij er niet in slaagde om de ironie ook in zijn woorden te laten doorklinken.

Een interessante vraag is wie heeft bijgedragen aan het slechte imago van Filip. In Nederland zijn de regels duidelijk: ook de kroonprins valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid. In België zou men dat beter ook zo doen. Een minister die de kroonprins vergezelt op een buitenlandse missie moet zijn verantwoordelijkheid opnemen. Dat is toen niet gebeurd, integendeel. Meer dan eens had ik indruk dat sommige ministers Filip bewust bepaalde fouten hebben laten maken.

Waarom?

Van den Wijngaert: Om de monarchie in diskrediet te brengen. Belangrijke ministers hadden er in besloten kring duidelijk plezier in dat de kroonprins zulke zware fouten maakte.

Sinds zijn aantreden als koning is de kritiek op Filip stilgevallen. Kan hij dan toch een tweede Boudewijn worden?

Van den Wijngaert: Zijn rijpingsproces gaat nog altijd verder. Ik hoor ook bij uitgesproken republikeinen dat hij het goed doet. Dat komt vooral door wat hij ‘maar’ doet: Filip weet dat zijn actieradius beperkt is. In tegenstelling tot zijn vader zal hij zich niet uitspreken tegen de N-VA.

Zoals Boudewijn op Fabiola steunde, zo is Mathilde complementair aan Filip. Mathilde is welbespraakt, zelfbewust en sociaal. Zij heeft Filip een elan gegeven dat hij zonder haar nooit had. Maar daar stopt de vergelijking tussen Boudewijn en Filip.

Je moet er niet aan dénken wat er gebeurd zou zijn als Boudewijn nog koning was geweest in het begin van deze eeuw. Stel dat een koning als hij geconfronteerd was geweest met toppolitici die met hun mobieltje rondstuurden wat ze in het colloque singulier hadden vernomen. Of met de wet op euthanasie bij kinderen. Of met de copernicaanse revolutie van het Belgische staatsbestel. Dat zou voor hem onverteerbaar zijn geweest, en een diepe crisis in de parlementaire monarchie hebben uitgelokt. Dat beseft Filip maar al te goed. Boudewijn was een bijzonder plichtsgetrouwe koning, en op den duur ook een heel populaire. De persoon van Boudewijn kan een voorbeeld zijn voor Filip, maar zijn koningschap verdient geen navolging meer.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content