Bart De Wever: de grote leider, de eeuwige winnaar

© Franky Verdickt
Walter Pauli

Bart De Wever heeft andermaal verkiezingen gewonnen. Hij blijft burgemeester van Antwerpen en behoudt voor zijn partij het aura van onoverwinnelijkheid – en dat is nu al een jaar of tien zo.

Bart De Wever behoort tot die bijzondere categorie van conservatieve politici die lak hebben aan geijkte gebruiken en vormelijkheden. Dat was ook zondag in Antwerpen zo. In zijn overwinningstoespraak laat die avond herhaalde hij het nog eens woordelijk: hoe zwaar de campagne wel geweest was – voor hemzelf en zijn partij, níét voor de anderen – en hoezeer het ‘vanaf dag één’ een strijd was geweest ‘van allen tegen één’. Aldus de voorzitter van een partij die al sinds 2009 de overwinningen aan elkaar rijgt.

Zeker, in de laatste maand voor de verkiezingen verschenen er in de media peilingen die De Wever en zijn Antwerpse N-VA op minder dan dertig procent zetten. Vandaar dat de verzamelde Antwerpse concurrentie haar kans rook en ervoor is gegaan. De inzet was bijzonder hoog: als Bart De Wever van zijn voetstuk kon worden geduwd, zou dat een seismische schok veroorzaken die tot in het hart van het federale parlement en de regering-Michel voelbaar zou zijn.

Dat Kris Peeters en Philippe De Backer kritiek gaven op de eigen burgemeester, leidde bij De Wever tot een ongemeen felle tegenreactie.

Sinds de N-VA in 2014 haar intrede deed in de Vlaamse en de federale regering ligt het echte politieke epicentrum van het land niet meer in de Wetstraat 16 maar in de nabijheid van de Antwerpse Grote Markt. Bart De Wever domineert het bestuur van de grootste stad van Vlaanderen, corrigeert regeringen, bepaalt het politieke discours, zuigt media-aandacht naar zich toe en beschadigt de politieke concurrentie – oppositiepartijen én coalitiepartners. Tegelijk lijkt hij onaantastbaar. De Wever kan als panda verkleed op het podium kruipen en toch zijn imago van ernstig politicus behouden. Zelden heeft een stadsbestuur in zo korte tijd zo veel kritiek gekregen als dat van De Wever nu. Zelden heeft een schepencollege zich zo weinig aangetrokken van die kritiek. En zelden had het publieke debat zo weinig invloed op de stembusgang als vorige zondag in Antwerpen.

Antwerpen werd zes jaar lang bestuurd door een meerderheid met één grote partij (N-VA) en twee kleinere coalitiepartners. De N-VA zette het beleid uit, maar was ook voorwerp van alle kritiek. De schepenen van CD&V en Open VLD kregen veelal een positieve tot goede pers. De N-VA-schepenen grossierden vooral in kritiek, net als hun burgemeester. Koen Kennis was de mega- cumulard, Fons Duchateau te hard en antisociaal, Ludo Van Campenhout ongeschikt als bestuurder wegens persoonlijke problemen, Nabilla Ait Daoud te onbetekenend, de inmiddels opgestapte Rob Van de Velde het vriendje van de vastgoedbonzen.

Niet alleen de oppositie viel het stadsbestuur aan, tijdens deze campagne kreeg ze steeds meer bijval van de nieuwe kopstukken van Open VLD en CD&V, nota bene twee leden van de regering-Michel die dus ook op federaal niveau coalitiepartner zijn van de N-VA. Toch deden Kris Peeters (CD&V) en Philippe De Backer (Open VLD) er alles aan om hun partij in de verf te zetten. Dat was voor allebei ook de eerste opdracht: hun centrumpartijen reanimeren en opnieuw op de Antwerpse kaart zetten als relevante politieke actoren, want dat waren ze de voorbije jaren amper geweest. Dat ze de aandacht zochten door kritiek te geven op de eigen burgemeester, leidde bij De Wever tot een ongemeen felle tegenreactie, zeker ten opzichte van Kris Peeters. De Wever verontschuldigde zich daar ook wel voor, op zijn manier, met een boodschap die je kunt samenvatten als: ‘Neem het niet persoonlijk, politiek is nu eenmaal niet voor koorknapen.’ Het bezorgde Peeters stevige imagoschade, maar ook De Wever werd er niet bepaald sympathieker of aaibaarder door. En dat in volle verkiezingscampagne, die breedlachende mannen en vrouwen eist op de affiches en in de folders. Ook aan die conventie had Bart De Wever lak. Geen politicus die zo zuur, zo wantrouwend en vaak ook zo boos deelnam aan de verkiezingsprogramma’s op tv.

DOCK 3 Zijn achterban juichte De Wever toe als 'de eerste keizer van Antwerpen'.
DOCK 3 Zijn achterban juichte De Wever toe als ‘de eerste keizer van Antwerpen’.© FRANKY VERDICKT

Boulevard of broken dreams

Tot uiteindelijk, vrij laat op de avond van de verkiezingen, duidelijk werd hoe de Antwerpenaar had gestemd. Opeens leek de Meir eerder op een boulevard of broken dreams. Zelfs de partijen die vooruitgang claimden, of een grote overwinning, zouden toch eens in de spiegel mogen kijken. Uitdager Wouter Van Besien verdriedubbelde bijna het aandeel van de groene partij: van een teleurstellende 8% in 2006 tot 18,1% vandaag. Vlaams Belang-coryfee Filip Dewinter ging ook vooruit, en daarmee lijkt de neergang van het VB gestopt en de existentiële crisis van die partij definitief voorbij. Maar of ze daar ook echt tevreden mee waren? In 2012 bedroeg het verschil tussen de N-VA en de eerste achtervolger (de stadslijst van Patrick Janssens, een kartel van SP.A & CD&V) minder dan tien procentpunten: 37,7% voor de N-VA en 28,6% voor de Stadslijst. Zes jaar later verloor de N-VA twee procentpunten van de stemmen, maar niet één zetel. Dat is het gevolg van het feit dat de kloof met de eerste achtervolger intussen astronomisch groot is geworden – de N-VA haalde 35,3%, Groen met 18,1% ongeveer de helft. Anders geteld: de N-VA kreeg 99.657 stemmen, Groen 51.055. Af en toe lijkt het erop alsof Groen vooral tevreden is dat het de marktleider op links geworden is; alsof de winst in de strijd tegen de SP.A eigenlijk belangrijker is dan het verlies in het gevecht met de N-VA.

Dan kun je maar één conclusie trekken: Wouter Van Besien is met glans geslaagd voor zijn examen als oppositieleider – die erkenning kreeg hij van de Antwerpse kiezer – maar grandioos gezakt voor zijn test als kandidaat-burgemeester. Daarvoor kwam hij niet eens in de buurt. Het is zelfs de vraag of Van Besien en zijn groene partijgenoten inderdaad zo tevreden zijn met die 18% als ze zondagavond lieten blijken – opgejut door een woordvoerder-bodyguard van Van Besien, die met brede armgebaren duidelijk maakte dat er móést worden geapplaudisseerd. Zou Van Besien echt niet gehoopt hebben dat Groen de kaap van de 20% zou ronden? Dan zou de partij echt een concurrent geweest zijn voor de N-VA, ondanks de grote afstand in stemmen. Nu is dat veel minder het geval. ‘Eens gaan we grootste worden’, jubelde Van Besien. Eens. Dat heeft meer weg van een wanhoops- dan van een overwinningskreet.

Ook Filip Dewinter zal wel op méér gehoopt hebben dan op een schamele 0,3 procentpunt vooruitgang, van 10,2% in 2012 tot 10,5% vandaag. In dat perspectief komen wijsheden als ‘het VB staat weer op de kaart’ vrij onverstandig over. In 2006 haalde het VB nog 33,5%, en was Dewinter zelf goed voor 62.642 voorkeurstemmen. Twaalf jaar later zijn er dat nog 18.097. De ene kaart is de andere niet.

BART DE WEVER Met 76.702 voorkeurstemmen liet hij de andere 'kanditaat-burgemeesters' mijlenver achter zich.
BART DE WEVER Met 76.702 voorkeurstemmen liet hij de andere ‘kanditaat-burgemeesters’ mijlenver achter zich.© FRANKY VERDICKT

Pluimgewichten

De meeste andere partijen deden het echt slecht, maar zelfs zij hadden moeite om dat toe te geven. Toen de uitslagen van de districten binnenrolden, keek CD&V-kopstuk Kris Peeters nog vol zelfvertrouwen in de camera’s: ook de CD&V stond opnieuw op de kaart. Bij de definitieve uitslag voor de Antwerpse gemeenteraad schakelde de federale vicepremier noodgedwongen terug naar een realistischer discours: de uitslag was wat hij was: ‘Het kon meer zijn, maar ook minder.’ Peeters was nog blij als hij dacht aan sommige barslechte peilingen die zijn partij amper 2% hadden gegeven. Wie hem kent, weet dat die blijdschap wellicht niet gemeend was. Peeters’ opdracht was om de CD&V in Antwerpen levend te houden – want daarover bestond twijfel na vele jaren van vegetatief bestaan, veelal met de hulp van een andere partij. Dat was zo bij de verkiezingen van 1994 (het kartel ‘Antwerpen 94’, een verbond van CD&V met de VU van Hugo Schiltz en onafhankelijken als Eric Anthonis), van 2006 (met het kartel CD&V/N-VA) en 2012 (in de hogervermelde Stadslijst). Telkens weer had de CD&V zich niet op eigen kracht aangediend en dus was het anno 2018 moeilijk om te voorspellen wat er nog aan slagkracht overbleef. In 2012 had de CD&V nog vijf Antwerpse verkozenen, maar dat aantal was ‘geflatteerd’ doordat de CD&V als junior partner van de Stadslijst maximaal profiteerde van de hogere socialistische slagkracht. Zondag kon men de schade opmeten: amper drie zetels bleven over, naast de twijfel of de veelbesproken verhuizing van Kris Peeters van Puurs naar Antwerpen de CD&V voor nog erger heeft weten te behoeden, of dat zijn Antwerpse partijgenoten zo’n pover resultaat ook wel ‘op eigen kracht’ hadden weten te boeken.

Nog treuriger verging het Open VLD. Lijsttrekker Philippe De Backer was van Kapellen naar Antwerpen gekomen om het beter te doen dan Annemie Turtelboom in 2012. Die was dat jaar – ook vanuit Puurs – als nieuwe lijsttrekker naar Antwerpen verhuisd. Turtelboom had toen nog een vrij positief imago als minister van Justitie, maar toch was haar komst in Antwerpen een mislukking over de hele lijn: Open VLD bleef hangen op 5,5% en amper twee verkozenen. Dat was meteen het begin van het einde van Turtelbooms carrière. Ineens was ze geen degelijk bestuurder meer, maar een matige politica. De Backer trapte in krek dezelfde val. Als kersvers staatssecretaris is De Backer de nieuwe ster aan het liberale firmament. Tijdens de campagne leek hij nog te slagen in wat Turtelboom nooit echt voor elkaar kreeg: met een ferme uitspraak (‘De Wever is emotioneel ongeschikt om Antwerpen te leiden’) alle persaandacht naar zich toe halen en op de koop toe de burgemeester zelf even uit balans brengen. Vervolgens bleek uit de verkiezingsuitslag dat De Backer Open VLD had doen stijgen met 0,1 procentpunt, van 5,5 naar 5,6%. Jawel: 0,1% ‘vooruitgang’: van een toptransfer gesproken. Natuurlijk had Philippe De Backer beter willen en moeten doen, maar dat erkende hij niet graag. ‘Wij zijn blij dat wij nog kunnen wegen op deze coalitie’, aldus het pluimgewicht van de Antwerpse politiek.

De uitslag van De Wever camoufleert het feit dat de N-VA het op tal van plaatsen in Vlaanderen echt niet goed heeft gedaan.

Net zoals in 2006 deed de Antwerpse PVDA het veel beter dan de liberalen. Toch is er ook bij hen sprake van een status-quo: van 8% in 2006 ‘stijgt’ Mertens tot 8,7% nu. Hij behoudt zijn vier zetels, maar wint er ook geen enkele bij. Mertens lijkt daarmee zijn electorale plafond te hebben bereikt. Zijn politieke belang in Vlaanderen komt niet in de buurt van de impact die Raoul Hedebouw met de PTB heeft in Wallonië – en vandaar ook in België. Zondag haalde de PTB in Herstal 24%, goed voor negen verkozenen. Zou Mertens echt niet gehoopt hebben op 10% van de Antwerpse stemmen, om zo op het electorale niveau van Filip Dewinter te komen?

Reality check

De reality check voor Peter Mertens was nog klein bier ver-geleken met wat de SP.A te wachten stond. Een paar maanden geleden had De Wever dermate zijn duivels ontbonden tegen Tom Meeuws dat menig commentator zich afvroeg of de Antwerpse SP.A-voorzitter nog wel enige toekomst had in de politiek, en of hij zijn partij niet meer hinderde dan vooruithielp. Maar het leek een uitstekende zet van de Antwerpse socialisten door na de breuk van ‘Samen’ (het kartel van SP.A & Groen) de onafhankelijke kandidate Jinnih Beels uit te spelen als lijsttrekker. In tv-debatten was Beels vinnig, gaf ze blijk van dossierkennis, en leek ze als enige Antwerpse politica in staat om De Wever zenuwachtig te maken – soms leek de N-VA-kopman zelfs oprecht beducht voor de kritiek van de lijsttrekker van de SP.A, een rolverdeling die in geen jaren meer te zien was geweest.

Ook voor Beels en bij uitbreiding de SP.A was de uitslag bijzonder ontnuchterend. De SP.A strandde op 11,4% en hield nog zes verkozenen over van de twaalf van 2012, het laagste aantal sinds de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht. Beels gaf de nederlaag toe: ‘Het resultaat is niet wat we gehoopt hadden. We gaan niet flauw doen, ik had liever veel hoger gescoord.’ Zeg dat wel, voor een partij die in 2006 onder leiding van Patrick Janssens nog meer dan 35% scoorde. Misschien is het unfair te vergelijken met dat ongewone hoogtepunt uit de recente geschiedenis, maar dit resultaat is nog vele malen slechter dan wat tot nu toe het electorale dieptepunt was voor de Antwerpse socialisten, namelijk de 19,5% van 2000, met burgemeester Leona Detiège als lijsttrekker. Ook hier mag men ervan uitgaan dat Beels en met haar de SP.A hadden gehoopt in de buurt van 15% te eindigen, om de status van belangrijke oppositiepartij te kunnen ophouden. In plaats daarvan zitten ze met een score die een weerspiegeling is van de gemiddelde ‘kracht’ – of wat daarvan overblijft – van hun partij in heel Vlaanderen: niet erg ver boven de grens van 10%. Ook in de grootste stad van Vlaanderen is de sociaaldemocratie stilaan minder dan middelmatig, ook cijfermatig.

Misschien is het feit dat Jinnih Beels de Antwerpse SP.A niet méér vooruit kon helpen een bewijs van politieke maturiteit van de Antwerpse kiezer. Beels was een zogenaamd ‘wit konijn’, een vrouw die haar strepen had verdiend als politiecommissaris maar die politiek nog een onbeschreven blad was. Wat weten we eigenlijk van haar politieke denkbeelden? Zit er ergens een verborgen kant aan, en is dat de reden waarom ze mordicus weigert lid te worden van de partij waarvan ze het gezicht is? Waarom zou de modale Antwerpenaar het bestuur van de stad aan haar toevertrouwen? Op gezag van de SP.A? Omdat ze ‘goed pakt’ op tv en op foto? Omdat ze fel kan debatteren? Omdat ze het veiligheidsdossier tot in de puntjes beheerst – wat wel verwacht mag worden van een politiecommissaris met politieke ambities in de grootste stad van Vlaanderen. In een volwassen politiek klimaat huppelt de kiezer niet zomaar de witte konijnen achterna.

Meer dan een op de drie Antwerpenaren heeft nu dus Bart De Wever gevolgd. In die zin is hij natuurlijk de logische burgemeester: hij kreeg 76.702 voorkeurstemmen. De andere ‘kandidaat-burgemeesters’ Wouter Van Besien (16.969), Jinnih Beels (12.815) en Kris Peeters (10.286) moesten zelfs Filip Dewinter (18.087 voorkeurstemmen) laten voorgaan, de man van wie zelfs zijn eigen kiezers al twaalf jaar weten dat hij geen illusie meer heeft ooit nog burgemeester van Antwerpen te worden.

De Wever ademt politiek. Hij is een geboren en getogen Vlaams-nationalist die zich toch onderscheidt van zijn leermeesters en voorbeelden, zoals Hugo Schiltz (De Wever is veel anti-Belgischer), Geert Bourgeois (De Wever is verbaal veel feller) of zijn broer, historicus Bruno De Wever (Bart is veel rechtser en autoritairder ingesteld). Intussen is hij als politicus succesvoller én invloedrijker dan dat illustere trio samengeteld. Op zijn slechtste momenten heeft De Wever trekjes van Donald Trump (het misprijzen voor andere politici, het op de man of de vrouw spelen) of Viktor Orban (het dedain voor de pers of middenveldorganisaties en ngo’s die hem niet zinnen). Op zijn best is hij een Antwerpse versie van Rudy Giuliani (de New Yorkse oud-burgemeester die met een strikt veiligheidsbeleid zijn stad opnieuw leefbaar maakte), of een Vlaamse Franz Joseph Strauss (de rechts-conservatieve minister-president van Beieren die de deelstaat politiek gewicht gaf, en de eigen identiteit aanscherpte).

Dat bezorgt De Wever een unieke plaats in de galerij van Antwerpse en ook Vlaamse leidende politici. En voor zijn eigen partij blijft hij nog altijd onvervangbaar. Theo Francken is politiek stilaan even belangrijk als Bart De Wever, maar ondanks zijn hoge score in populariteitspolls komt de staatssecretaris electoraal nog altijd niet in de buurt van de partijvoorzitter. In een hectische grootstad als Antwerpen met meer dan een half miljoen inwoners, volgt De Wever zichzelf op met 35,3% van de stemmen. Dat is dus beter dan de ‘monsterscore’ van 34,5% van Theo Francken in een vredig dorp als Lubbeek, met goed 14.000 inwoners.

Winning mood

Hoe belangrijk Bart De Wever is voor zijn partij, werd ook zondagmiddag duidelijk in ‘Dock 3’. De hele namiddag keken de verzamelde N-VA’ers, tussen het ledigen van bier en hier en daar al een fles champagne door, naar de eindeloze stroom uitslagen op VRT en VTM. Ze deden hun best om vrolijk te zijn, maar dat was redelijk geforceerd. Want haast overal ging de N-VA achteruit, zelfs op de meeste plaatsen waar de partij de burgemeester bleef leveren, gebeurde dat met een paar procentpunten minder dan in 2006. Bij het defilé van de Antwerpse districten klonk geregeld fel gejuich. Al viel ook daar een neergang op, soms tot vier, vijf procentpunten: in Deurne ging het van 40,7% in 2006 naar 35,7%, in Merksem van 42 naar 37,8%, in Hoboken van 35,6 naar 32,5%, in Borgerhout van 25,5 naar 21,4%. Zou het niet kunnen dat die daling nog scherper was geweest zonder de figuur van De Wever, die in Antwerpen de daling beperkte tot goed twee procentpunten. En omdat De Wever door stand te houden de kloof met de verzamelde concurrentie flink uitdiepte, is de N-VA opnieuw in een winning mood.

Zonder die Antwerpse stunt zou de conclusie geweest zijn dat de N-VA haast overal in Vlaanderen aan haar sociologische maximum zit, ondanks het succes van Steven Vandeput in Hasselt of de belangrijke vooruitgang van bijvoorbeeld Zuhal Demir in Genk (van 18,2 naar 27,6%) of van Lorin Parys in Leuven (van 19 naar 22,2%). Maar ook die scores benaderen niet eens de ruim 35% van De Wever in Antwerpen, de stad waar veruit de meeste stemmen te verdienen zijn, de meeste zetels te behalen – ook straks in het Vlaams Parlement of de federale Kamer. De uitslag van De Wever camoufleert het gegeven dat de N-VA het op tal van plaatsen in Vlaanderen echt niet goed heeft gedaan, zowel in steden als in uithoeken van de provincies. In Gent zakte de partij van 17,1% naar 12,1% (min 5 procentpunten), in Mechelen was er een neergang van 23,2% naar 16,5% (min 6,7 procentpunten, ondanks de komst van minister van Financiën Johan van Overtveldt). In het vredige Riemst van Jan Peumans ging het van 28,1% naar 21,1% (min 7 procentpunten). In het Brugge van Pol Van Den Driessche halveerde de partij welhaast, van 19,8% naar 11,7% (min 8,7 procentpunten). In Oostende was de N-VA zelfs een van de enige partijen die niet kon profiteren van het verlies van Johan Vande Lanotte: ze boerde zelfs achteruit, van 22,7% naar 16,5%.

Bart De Wever: de grote leider, de eeuwige winnaar
© BelgaImage

Zeker, in het patchwork van kleine gemeenten in de Antwerpse rand en in tal van Kempense dorpen hield de N-VA wel stand, net als in Vlaams-Brabant. Maar dat neemt niet weg dat in andere omstandigheden de score van de belangrijkste partij van het land veel kritischer zou zijn ontleed. Dat dit niet is gebeurd is te danken aan één man: de voorzitter, die niet zomaar door zijn tegenstanders met de bijnaam Grote Leider werd bedacht. Dat epitheton is ironisch bedoeld, maar intussen benadert het de werkelijkheid.

Bart De Wever doet er alles aan om zijn persoonlijke rol te minimaliseren. Dat moet hij wel, want in het andere geval lijkt het er te veel op dat de sterkste partij van Vlaanderen in wezen een eenpersoonspartij is gebleven, toch als het op scoren bij de kiezer aankomt. Vandaar de commentaar van Bart De Wever bij zijn korte overwinningstoespraak in Antwerpen. De overwinning, riep hij de zaal toe, ‘is alleen aan u te danken, de militanten’. De handen gingen op elkaar, terwijl iedereen goed wist dat het een leugen om bestwil was. De militanten: zonder Bart De Wever hadden ze troost kunnen zoeken bij elkaar, en waren ze met net zovelen – of zo weinigen – geweest als het voetvolk van CD&V of van SP.A dat zijn zondagavond doorbracht in een gerestaureerd havengebouw aan zuidelijke of noordelijke kaaien.

De Wever reeg de electorale overwinningen aan elkaar. Na de eerste belangrijke doorbraak bij de Vlaamse verkiezingen van 2009 volgde de plotse machtsgreep als belangrijkste Vlaamse partij bij de federale verkiezingen van 2010, de lokale Vlaamse verankering bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2012, de fenomenale zegetocht bij de parlementsverkiezingen van 2014, waarna hij zondag bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 de eerste neergang wist te stuiten. Is de succesreeks van de N-VA-voorzitter daarmee ten einde? Niet als het van Bart De Wever afhangt. Toen hij in Dock 3 er het zwijgen toe deed en zijn achterban hem toejuichte als ‘de eerste keizer van Antwerpen’, weerklonk níét de Vlaamse Leeuw. Wel die jaren- tachtighymne van Depeche Mode: ‘Just can’t get enough’.

Partner Content