Aalsters burgemeester Christoph D’Haese (N-VA): ‘Wij zijn van marginaalst naar geniaalst gegaan’

Christoph D'Haese: 'Veiligheid is niet alleen voor grootsteden. De IS kan hier ook toeslaan.' © Thomas Sweertvaegher

De burgemeester heeft het gehad met ‘De helaasheid der dingen’. Christoph D’Haese (N-VA) gaat door: ‘Het is burgemeester of niets.’

Met welke beslissing hebt u de voorbije zes jaar het meest het verschil gemaakt?

Christoph D’Haese: De verhuizing van alle 27 stadsdiensten naar het Nieuw Administratief Centrum. Ze zaten verspreid over evenveel stokoude, versleten gebouwen. Je zou ervan onder de balatum gekropen hebben van schaamte. Nu zitten we samen in een prachtig gebouw, en krijgen we voor het eerst sinds lang goede cijfers voor onze dienstverlening. Achttien jaar lang werd er vanuit de politieke loopgraven gebakkeleid over een nieuw stadhuis. Bij mijn aantreden heb ik gezegd: het moet en het zal er komen.

Waar bent u niet in geslaagd?

D’Haese: Ons bord was aardig gevuld, het zou gulzig zijn om meer te verwachten. Je kunt van alles in gang steken, maar je moet het ook afwerken. Dat deden we, met niet minder dan zeven grote stadsvernieuwingsprojecten, die navenant grote investeringen vroegen. Toch straf voor een stad van onze omvang. Ik noem als voorbeeld Utopia, de nieuwe bibliotheek annex muziekacademie. Of ons nieuwe multifunctionele sportcomplex, Schotte, waar olympische turners kunnen komen trainen. En we bouwen nog drie nieuwe woonzorgcentra.

Een plein vol Aalstenaren zong de premier toe: “‘Charl’, w’en u bij u ball’n!’

Wat wilt u de volgende zes jaar veranderen?

D’Haese: We hebben al een performant alarmeringssysteem, dat in werking treedt wanneer meer dan vijf personen in levensgevaar zijn, en een professioneel uitgeruste veiligheidskamer. Ik wil nog een geïntegreerde veiligheidskazerne. Door daar politie, brandweer, ziekenwagens, psychologische hulpverlening enzoverder samen te brengen, moet het dé plek worden voor mensen in acute nood. Ik draag mijn titel van ‘veiligheidsburgemeester’ met trots. Veiligheid is niet alleen voor grootsteden. Ik spreek soms over het Oradour-syndroom, naar het Franse dorpje dat tijdens de Tweede Wereldoorlog volledig werd uitgemoord door SS’ers. Het is niet ondenkbaar dat de IS haar actieterrein verplaatst naar centrumsteden of zelfs dorpen. In Frankrijk is het al gebeurd. Je moet je daarop voorbereiden – uiteraard in alle proportionaliteit.

Hoe zou u de inwoners van uw stad typeren?

D’Haese: Aalst is de veilige haven voor humor en satire. Wij zijn milde anarchisten, bijzonder creatief ook. Ik zal u een anekdote vertellen om de Aalstenaars te typeren. In 2015 was premier Charles Michel (MR) hier voor de ajuinenworp: dan worden er vanaf een balkon snoepjes naar de overvolle Grote Markt gegooid. Hij genoot daar bijzonder van, je zag hem groeien in zijn rol. En dus nam ik de microfoon en begon voorzichtig: ‘Merci Michel! Merci Michel! Merciiiiii!’ De hele markt deed mee, waardoor hij nog meer groeide. Toen we ons omdraaiden om weer naar binnen te gaan, hoorde ik de hele markt inzetten (met vette Aalsterse tongval): ‘ Charl’, w’en u bij u ball’n!(schaterlacht)

Is er een andere Vlaamse stad waar u jaloers op bent?

D’Haese: Niet echt. Ik zal het omdraaien: ik hoop dat de andere steden anders naar Aalst kijken dan vroeger. Want wij zijn van margin aalst via speci aalst naar geni aalst gegaan. De helaasheid der dingen van Dimitri Verhulst (dat zich in het achtergestelde milieu van een stad als Aalst afspeelt, nvdr.) is een fenomenaal boek, maar ik wil weg van het marginaalst-imago. Cafés zijn hier niet langer ‘plekken van collectief vergeten’.

Welke internationale stad is uw voorbeeldstad?

D’Haese: Ik hou van Londen en van Kopenhagen. Een mix van beide zou ideaal zijn.

Aalsters burgemeester Christoph D'Haese (N-VA): 'Wij zijn van marginaalst naar geniaalst gegaan'
© Thomas Sweertvaegher

Hebt u de afgelopen jaren boetes gekregen?

D’Haese: Een parkeerretributie, omdat mijn parkeertijd verstreken was.

Wie zou, uzelf en uw partijgenoten even niet meegerekend, de beste burgemeester zijn voor uw stad?

D’Haese: (blaast) Moet ik nu echt ál mijn ijdelheid aan de kant schuiven? Ik zal me ervanaf maken met: dat komt de kiezer toe!

Zou u, als het nodig is om uw sjerp te behouden, in zee gaan met het VB of de PVDA?

D’Haese: Ik sluit als echte democraat niemand bij voorbaat uit. Met de PVDA ligt het vanzelfsprekend moeilijk. En het Vlaams Belang, tja. Het moet wel politiek werkbaar blijven. Met iemand die altijd de bal buiten trapt, kun je moeilijk goed voetbal spelen. Al zie ik in de gemeenteraad dat er een verschil is tussen wat ze roepen voor het snelle kiezersgewin en wat ze doen.

Hoeveel mandaten hebt u naast uw burgemeesterschap?

D’Haese: Twee: Kamerlid en bestuurder van het stedelijk ziekenhuis. Ze schreven vroeger weleens dat ik een mandatenkoning ben, maar dat ben ik niet – of zeker niet meer. Zodra ik verkozen was in de Kamer heb ik in alle correctheid al mijn mandaten afgebouwd, ruim voor de heisa.

Valt uw job te combineren met een parlementair mandaat?

D’Haese: Jazeker, het is zelfs een meerwaarde. Die decumuldiscussie is hypocriet. Neem dat wetsvoorstel van de CD&V dat burgemeesters van steden met meer dan 50.000 inwoners uit het parlement moest houden. Wie zou de sjerp over de haag moeten gooien? Vincent Van Quickenborne (Open VLD, Kortrijk), Bart De Wever (N-VA, Antwerpen) en Christoph D’Haese (N-VA, Aalst). Een wet voor drie mensen dus, terwijl al die CD&V-burgemeesters uit de kleine gemeenten wél zouden mogen blijven zitten. Een beetje doorzichtig, niet?

Hoeveel verdient u als burgemeester?

D’Haese: Het wettelijk toegestane maximum van anderhalve keer een parlementaire wedde. Mijn advocatenpraktijk heb ik stopgezet. Tenzij we night courts invoeren, naar Brits model, zie ik niet in waar ik nog de tijd zou vinden voor de advocatuur. Maar het is vooral een kwestie van respect voor mijn cliënten en voor de Aalstenaar. Als je iets doet, moet je het goed doen.

Het wetsvoorstel van CD&V over decumul is hypocriet.

Gesteld dat u opnieuw wordt verkozen, doet u dan de hele termijn van zes jaar uit?

D’Haese: Zeer zeker. Ik kom niet terug als schepen. Het is burgemeester of niets. Ik vind het een groot geluk dit te mogen doen. Ook al wordt het werk van burgemeesters vaak onderschat. Je moet heel veel opofferen.

Wat vindt u de mooiste plek van uw stad?

D’Haese: Dat zal Utopia worden: uniek in Vlaanderen, een architecturale parel die je vanaf de straat het uitzicht biedt op musicerende kinderen.

Wat vindt u de lelijkste plek van uw stad?

D’Haese: Overal waar mensen geen respect tonen voor de publieke ruimte. Dat uit zich op een paar plekken in sluikstorten. Daar moeten we dringend iets aan doen.

Zult u de rest van uw leven in uw stad blijven wonen?

D’Haese: Ja. Ik heb van mijn droom mijn adres gemaakt.

Stel: u móét verhuizen. Naar welke (Vlaamse) stad of welk dorp trekt u dan?

D’Haese: Dan zou ik ofwel naar een echte metropool trekken, ofwel naar de boerenbuiten.

Hoe komt u tot rust?

D’Haese: Ik schuif graag mijn benen onder tafel. Goed eten is de olijfolie van de vriendschap.

Welke persoonlijk verhaal van een van uw inwoners heeft u de voorbije zes jaar het meest geraakt?

D’Haese: Het meest tragische was een ongeval waarbij een moeder en haar dochter omkwamen. Ze werden aangereden net voor het verjaardagsfeest van de grootmoeder van dat kind, voor wie er familie uit het hele land naar Aalst was afgezakt. Een dag van feest werd aan stukken gereten. De menselijke destructie was du jamais vu. Het beeld van het schoentje van dat meisje, amper zeven jaar oud, staat op mijn netvlies gebrand. Als burgemeester sta je dan heel dicht bij de mensen. Zoiets komt binnen.

Gelukkig zijn er ook mooie verhalen. Zoals wat ik mijn ‘Aalsterse gezinshereniging’ noem. Bij een gezin met zeven kinderen was een zware brand uitgebroken. Toen ik aankwam, zag ik de kinderen achter de ramen vechten voor hun leven. Drie kinderen werden met de ouders naar het ene ziekenhuis gebracht, de vier andere naar een ander. Dat is wettelijk zo bepaald: je mag maximaal vijf slachtoffers tegelijk naar een spoedafdeling sturen. Toen ik bij de ouders langsging, viel de moeder mij huilend om de hals. Ze wilde haar kinderen allemaal bij zich hebben. Dat ik dat toen heb kunnen regelen, was een moment van grote voldoening.

Partner Content