Architect Rem Koolhaas: ‘Elke politicus zou een visie moeten hebben op het platteland’ (video)

Rem Koolhaas: 'België volgebouwd? Als je van Amsterdam naar Brussel rijdt, en twee afritten neemt, kun je plots in een omgeving staan waar de tijd voor eeuwen bevroren lijkt.' © Belga Image

De tegenstelling tussen stad en platteland werd tijdens de coronacrisis weer scherp zichtbaar. Architect Rem Koolhaas maakte samen met denktank AMO de tentoonstelling Countryside, The Future in het Guggenheim in New York.

De Nederlandse architect Rem Koolhaas staat minstens even bekend om zijn ideeën als om zijn architectuur. Hij heeft samen met OMA (Office for Metropolitan Architecture) gebouwen gerealiseerd over bijna de hele wereld, maar zijn oeuvre bestaat evenzeer uit boeken en tentoonstellingen. Rond de eeuwwisseling werd AMO opgericht, een denktank die niet zozeer begaan is met bouwen, als wel met verzamelen, communiceren en kennis uitwisselen.

Als de architect een publieke intellectueel is die over allerhande onderwerpen kan meepraten, dan is die positie deels door Koolhaas gedefinieerd. In 2014 was hij curator van de architectuurbiënnale in Venetië. In plaats van realisaties of plannen te tonen, besloot hij aandacht te vestigen op de banale elementen die elk gebouw bepalen, zoals gangen, trappen, balkons en deuren. In 2001 werd The Harvard Guide to Shopping gepubliceerd, een boek gemaakt met studenten van Harvard University, waarin het winkelen wordt geanalyseerd, met fascinatie maar ook met distantie, als de enige activiteit die mensen nog delen. Dat OMA tegelijkertijd winkels bouwde voor ketens als Prada, zaaide verwarring, en kwam Koolhaas op kritiek te staan: als hij de dominantie van shopping en commercie zorgelijk vindt, waarom draagt hij er dan door middel van zijn architectuur toe bij?

Collectief vinden we het platteland al te vanzelfsprekend, terwijl het in hogemate geconsumeerd wordt in functie van de stad.

Uit 1995 dateert S, M, L, XL, een boek van meer dan duizend bladzijden waarin de activiteiten werden samengebracht van OMA sinds de oprichting van het bureau in 1975. S, M, L, XL wordt beschouwd als het laatste grote architectuurboek, waarin elke architect minstens gebladerd heeft, en waarvan de rug in vele boekenkasten in het oog springt. Het was de opvolger van Koolhaas’ debuut, het niet minder bekende Delirious New York uit 1978, waarin hij, als jonge, brutale Europeaan, zonder taboes en met enthousiasme een idiosyncratische geschiedenis van Manhattan schreef, en een blauwdruk opstelde voor een architectuur van de grootstad – wild, opwindend, onverschrokken en modern.

Het was verrassend dat Koolhaas een aantal jaren geleden een nieuw project lanceerde, en een andere interesse: het platteland. Toch is die ommekeer niet inconsequent. Als iets zijn bezigheden typeert, is het een afkeer van alles wat alomtegenwoordig en saai is geworden. De stad is hip, politiek correct en voorspelbaar, en biedt nauwelijks impulsen voor een polemisch ingestelde geest. Vandaar: Countryside, The Future in het New Yorkse Guggenheim Museum – precies dezelfde plek als waar OMA in 1978 tekeningen en projecten toonde onder de noemer The Sparkling Metropolis. Voor Koolhaas lijkt de cirkel rond. Maar de suggestie dat de toekomst zich op het platteland zal afspelen, roept vragen op.

Waarom besluit een architect die beschouwd wordt als een visionair van het grootstedelijke leven zich plots op het platteland te concentreren?

Rem Koolhaas: Ik heb het woord ‘visionair’ altijd misplaatst gevonden, en ook ‘plots’ lijkt me niet correct. Mijn interesse voor alles buiten de stad dateert uit mijn jeugd. Het klopt dat ik pas de laatste tien jaar meer belangstelling ben gaan tonen voor het onbepaalde statuut van het platteland. Volgens een rapport van de Verenigde Naties leefde in 2007 voor het eerst meer dan de helft van de wereldbevolking in steden, en tegen 2050 zal dat ongeveer twee derde zijn. We hebben geen pasklare definitie voor het platteland, en we weten evenmin hoe het zich zal ontwikkelen wanneer er nog minder mensen wonen dan nu al het geval is.

Hoe ziet u de relatie tussen stad en platteland?

Koolhaas: Een van de conclusies van Countryside, The Future is dat in het midden van de twintigste eeuw elke politicus – zowel autoritair als democratisch – een definitie had van het platteland, en een visie uitdroeg over de relatie met de stad. In ons neoliberale tijdperk ontbreekt die visie, en overheersen vragen. Contrasteert de stad met het platteland? Liggen ze in elkaars verlengde? Koloniseren stedelingen het platteland? Een eenduidig concept ontbreekt. Vandaar mijn nervositeit omtrent het woord ‘visionair’: ik pretendeer niet in definities te voorzien. Het is belangrijk sceptisch te staan ten opzichte van elke aanspraak op een coherente filosofie of een al te simplistische definitie. De tentoonstelling is één grote vraagstelling.

Hoe krijgt u toch vat op een omvangrijk onderwerp als het platteland?

Koolhaas: We hebben ons de vraag gesteld of het verantwoord zou zijn te beweren dat er zoiets bestaat als een globale conditie. We zijn vertrokken vanuit lokale situaties, verspreid over alle continenten, als gevolg van uiteenlopende politieke en economische systemen. De tentoonstelling is een panorama van condities waarin er vandaag nog platteland bestaat. Het zijn ‘representatieve stalen’ die inzicht verschaffen in de complexiteit van de landelijke situatie.

Vindt u het gros van de ontwikkelingen hoopvol of alarmerend? Of probeert u een neutrale positie in te nemen?

Koolhaas: Van een neutrale positie is er hoegenaamd geen sprake. In een controversieel onderdeel van de expositie tonen we voorbeelden van politieke inzet voor het platteland, vanuit drie autoritaire systemen – Mao, Hitler en Stalin – en drie democratische – Fourier in Frankrijk, Roosevelt in de VS en Mansholt in Europa. Het is opvallend dat de transformatie van het landbouwbeleid in de Europese Unie samenviel met Mao’s Grote Sprong Voorwaarts, en dat er sprake was van een vergelijkbare esthetiek. De Europese situatie is allesbehalve uniek, en we kunnen nog altijd heel wat leren van China.

COUNTRYSIDE, THE FUTURE: De stad is politiek correct en voorspelbaar geworden, dus richt Koolhaas zich op het platteland.
COUNTRYSIDE, THE FUTURE: De stad is politiek correct en voorspelbaar geworden, dus richt Koolhaas zich op het platteland.© GF

Bestaat het gevaar dat we, als het platteland verder ontwikkeld wordt, dezelfde fouten maken als in de stad?

Koolhaas: Dat gevaar bestaat zeker. In de praktijk wordt het platteland gewoon gezien als een mogelijk verlengstuk van het stadsleven. Overal maken steden aanspraak op het platteland en op plattelandsgemeenschappen. Elk dorp heeft een periferie, en het omringende verstedelijkte territorium wordt volledig geconsumeerd. Ik ben bekritiseerd omdat ik beweerd heb dat het platteland genegeerd wordt. Uiteraard zijn er veel wetenschappers en intellectuelen die nadenken over het platteland, maar wat ik bedoel is dat we collectief het platteland al te vanzelfsprekend vinden, terwijl het in hoge mate geconsumeerd wordt in functie van de stad. Tegelijkertijd zie je dat natuur nog op grote schaal wordt getransformeerd in industriegebied of nog steeds verder wordt verkaveld, maar dan zonder de vereiste sociale voorzieningen.

Op termijn kan het platteland exclusief en onbetaalbaar worden, zoals dat stilaan voor de meeste steden geldt.

Koolhaas: Er blijft nog veel verlaten grondgebied over met een onzeker statuut. Het is een cliché dat in een neoliberaal tijdperk elke vorm van ontwikkeling per definitie ongelijkheid tot stand brengt. We hebben daar ondertussen genoeg voorbeelden van, maar het kan ook anders. In de tentoonstelling tonen we bijvoorbeeld hoe Duitse spookdorpen worden gereanimeerd door de komst van miljoenen vluchtelingen uit Afghanistan en Syrië. Dat heeft niets te maken met het creëren van luxewijken voor miljonairs. Integendeel, het laat mensen toe een nieuwe start te maken.

U kent België goed. Er wordt vaak gezegd dat het onderscheid tussen platteland en stad hier niet meer bestaat: België is volledig volgebouwd en geasfalteerd.

Koolhaas: Een analyse die kun je ook voor Nederland kunt maken, maar die me toch typisch lijkt voor onze stedelijke bubbel. Als je van Amsterdam naar Brussel rijdt met de auto, en twee afritten neemt, dan kan het heel goed zijn dat je plots in een omgeving staat waar de tijd voor eeuwen bevroren lijkt te zijn geweest.

Hebt u het debat gevolgd in België over de ‘mobiscore’ – een manier om aan te geven hoe bereikbaar woningen zijn? Er is beweerd dat het ecologisch totaal onverantwoord is om op het platteland te wonen.

Koolhaas: Je bent als architect verplicht om elk debat te volgen, gewoon omdat het zo’n ontzettend onstabiel beroep is. Theoretisch kan ik die redenering volgen: in dichtbevolkte steden wordt duurzaamheid steeds ernstiger genomen, in die mate dat de identiteit van stadsbewoners er mee door bepaald wordt. Maar als je ziet dat er totaal geen politieke wil is om ook het platteland duurzamer te maken, en om daarvoor te betalen, dan wordt het twijfelachtig om wonen op het platteland misdadig te noemen. Het valt te vergelijken met een ander debat, over de zogenaamde smart cities: steden en dorpen kunnen duurzamer worden dankzij meer technologie, meer internet, meer sensoren. Ook dat is een theorie die je moeilijk volledig kunt ondersteunen, want uiteindelijk gaat het om concepten bedacht door multinationals die winst willen maken.

Het creëert een situatie waarin architecten, maar ook kunstenaars, intellectuelen en burgers in het algemeen, zich machteloos voelen. Enerzijds omdat politici terugschrikken voor noodzakelijke ingrepen, en anderzijds omdat big tech-bedrijven steeds machtiger en rijker worden. Of is ook dat een wanhoop die vooral in stedelijke bubbels heerst?

Koolhaas: Ik blijf op een bijna mystieke manier geloven in Europa, als een continent dat in staat is om op een intelligente manier te reageren op uitdagingen. Dat politiek één grote rampzalige warboel is, dat vind ik een heel gevaarlijke gedachte. Er is nog altijd een Europese Commissie die werkt aan een Green Deal, en architecten en intellectuelen moeten dat steunen, eerder dan politiek af te schrijven als hopeloos en onzinnig.

We zijn allemaal schuldig aan het minimaliseren van de rol van politici.

Architecten kunnen ook strategieën aanreiken door te tonen dat het leven van mensen niet noodzakelijk gedomineerd hoeft te worden door pakweg Amazon of Google, en dat ze zich ook op een kleinere schaal autonoom kunnen organiseren.

Koolhaas: Dat vind ik echt een heel mooie suggestie, maar stel je eens voor dat iemand als ik mensen zou aanmoedigen om zich op een andere manier zelfstandig te organiseren. (grijnst) Het zou op buldergelach, irritatie en minachting onthaald worden. In mijn dagelijks leven doe ik niet anders dan kritische afstand bewaren tegenover multinationals en technologie, maar als je me kunt vertellen hoe ik dat aan anderen kan overbrengen, laat het dan weten. Ook in de tentoonstelling heb ik het niet als mijn rol gezien om bijvoorbeeld te waarschuwen voor de batterijen van Tesla. In de eerste plaats heeft de mensheid die misschien gewoon nodig, en in de tweede plaats is het even belangrijk om de implicaties van Tesla te exploreren. In welke gigantische gebouwen op het platteland worden die batterijen gemaakt? Wonen daar mensen? Is er publieke ruimte? Zijn er straten of verkeersborden?

Countryside, The Future toont inderdaad niet zozeer een mogelijke toekomst, als wel voortekenen van de toekomst in het heden. Pixelfarming is bijvoorbeeld een techniek waarbij aan biologische landbouw wordt gedaan met behulp van intelligente robots. Dat is organisch en synthetisch, traditioneel en futuristisch tegelijkertijd.

Koolhaas: De tentoonstelling is een van de meest collectieve ondernemingen waarbij ik ooit betrokken ben geweest, en er wordt werk getoond van veel verschillende mensen. Pixelfarming is ontwikkeld door Lenora Ditzler, die aan de Universiteit van Wageningen werkt, en experimenten uitvoert met een feministische inslag, in die zin dat ze op zoek gaat naar een betere omgang met de aarde. Ze toont aan dat je grote hoeveelheden voedsel kunt produceren zonder pesticiden of meststoffen, en dat vind ik heel hoopvol.

Hebt u zelf, als architect, projecten bedacht of plannen getekend om aan te geven hoe het platteland er in de toekomst kan uitzien?

Koolhaas: Dat proberen we. Iedereen in de kerngroep van twintig mensen die aan de tentoonstelling heeft gewerkt, zoekt mogelijkheden om de toekomst van het platteland mee vorm te geven. Het probleem is dat je vandaag bijna geen publieke opdrachtgevers meer vindt: politici willen of kunnen niet meer investeren. Je bent min of meer verplicht om commerciële partijen te zoeken, voor wie ook andere dingen belangrijk zijn dan enkel het algemeen welzijn. Op dat vlak zou het goed zijn om toch een ‘visie’ te ontwikkelen, waarvoor de tentoonstelling dan als voorbereidende fase geldt.

Voor u architect werd, hebt u als journalist gewerkt. Zou u vandaag nog altijd de overstap naar de architectuur maken?

Koolhaas: Dat is een interessante vraag. Als ik vandaag journalist zou willen worden, dan moet ik eerst een opleiding van vier jaar volgen. Het lijkt me onwaarschijnlijk dat ik na een dergelijke investering nog voor een andere carrière zou kiezen. Mijn generatie heeft allerlei onterechte en foute pretenties. (grijnst) Maar het is zeker zo dat er in de jaren zestig minder barrières bestonden, en dat alles minder volgens voorgeschreven paden verliep. Ik was niet geslaagd op de middelbare school, en heb naar de hoofdredacteur van de Haagse Post een brief geschreven. Een week later werkte ik op de redactie.

Stel dat u twintig jaar geleden geboren zou zijn, waar zou u dan nu mee bezig zijn?

Koolhaas: Wat ik nu aantrekkelijk zou vinden, is werken en studeren aan de Universiteit van Wageningen. De manier waarop daar rond landbouw, milieu, ecologie en bosbouw wordt gewerkt, is uitermate fascinerend – dat heb ik grondig ervaren tijdens het maken van de tentoonstelling.

Jonge mensen voelen zich tegenwoordig veeleer aangetrokken tot actie dan tot kennis. Om het klimaatproblemen op de politieke agenda te plaatsen moet je als activist de straat op.

Koolhaas: Ik ben erg onder de indruk van wat Greta Thunberg heeft gerealiseerd, en ik hoop echt, zoals ik al zei, dat jongere generaties geen afkeer ontwikkelen van politiek. We zijn allemaal schuldig aan het minimaliseren van de rol van politici. We hebben hen systematisch beklad en beschimpt, en dat heeft een impasse gecreëerd. De politiek moet opnieuw uitgevonden worden, en daar kunnen jongeren zeker toe bijdragen. Het is geen strijd tussen jong en oud – de herdefiniëring van de politiek is het cement tussen generaties.

Door Laura Herman En Christophe Van Gerrewey

Het video-interview met Rem Koolhaas kunt u hieronder, op Bozar.be en op het YouTubekanaal van Bozar bekijken vanaf woensdagavond 26 augustus om 20.00 uur.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Eerdere interviews uit de reeks Repairing The Future (met onder meer Paolo Giordano en Thomas Piketty) vindt u terug viaKnack.be/Bozar. Volgende week is Edgar Morin aan de beurt.

Rem Koolhaas

– 1944: geboren in Rotterdam

– 1962-1968: studeert aan de Nederlandse Filmacademie en werkt als journalist bij de Haagse Post

– 1968-1972: opleiding tot architect aan de Architectural Association in Londen – 1975 oprichting van het bureau Office for Metropolitan Architecture – 1992 opening van de Kunsthal in Rotterdam, een van de meest geprezen gebouwen van OMA

– 2000: Pritzker Prize voor architectuur – 2012 opening van de CCTV-toren, een gebouw van OMA en hoofdkantoor van de Chinese staatstelevisie

– 2020: expo Countryside, The Future in Guggenheim New York

Partner Content