Jan Nolf

Acuut ontploffingsgevaar voor Hoge Raad voor Justitie

Jan Nolf Erevrederechter en justitiewatcher

Er is nieuws op het front van de fel belaagde Hoge Raad voor de Justitie (HRJ)., maar – voor een goed begrip – even de afgelopen week hernemen.

Op het colloquium dat de Franstalige magistratenvereniging ‘Association Syndicale des Magistrats’ (ASM) verleden week in het Brusselse justitiepaleis hield over de onwettige samenstelling van minstens het Franstalig college van de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) werd het probleem volmondig erkend.

Zelfs advocate Blandmailland, die de geschorste Michèle Loquifer (echtgenote Philippe Busquin) vervangt als voorzitter van de benoemingscommissie verklaarde letterlijk: “j’accepte l’illégalité, mais c’est fait”. Vrij vertaald in de context van dit debat dat symbolisch mooi plaatsgreep in de magnifieke zaal van de kort gedingen: “jawel, ik weet dat het illegaal is, maar het is nu eenmaal gebeurd”.

De foute verdeelsleutel die de Senaat bij de benoeming van de leden-niet-magistraten van de HRJ hanteerde staat inderdaad als een paal boven water: een tekort van twee juristen die de advocatuur of de universitaire wereld moest voordragen. Dat maakt slechts verplichte drie voordrachten op elf in plaats van vijf op elf. Omgekeerd koos de Senaat acht op elf leden “vrij”, zeg maar puur politiek, in plaats van slechts zes op elf.

Verstrooidheidsfoutje ? Die minimumregel staat niet alleen in de wet (art. 259bis-2,§2 Gerechtelijk Wetboek), maar werd nog eens woordelijk herhaald in het verslag van de stemming van 28 juni 2012: er kon dus niet naast gekeken zijn, maar toch geschiedde, en o.a. de juristen Torfs en Pieters stemden mee.

De Luikse advocaat Eric Lemmens, topspecialist in administratief, recht wees er tijdens het colloquium terecht op dat de Senaat bij die benoemingen in de HRJ geen wetgevend werk verricht: het is zo goed als een administratieve handeling, net als een benoeming door een minister. Ook de Senaat moet daarbij dus het bestaand wettelijk kader respecteren. Vindt de Senaat die wettelijke voorwaarden (die de Senaat in 1999 zelf stemde) toch maar niets, dan moet zij eerst de wet wijzigen vooraleer HRJ-benoemingen onder andere voorwaarden te kunnen uitvoeren.

Volgens Lemmens was héél de HRJ besmet met onwettelijkheid: het Franstalig college maakt immers deel uit van de Algemene Vergadering van de HRJ die de vier voorzitters aanduidt, waaronder de geschorste voorzitter Loquifer.

De onwettige beslissing van de Senaat maakt dus deel uit van een administratieve ketting die tot in benoemingen doorwerkt, waardoor die aanvechtbaar worden bij de Raad van State.

De enige oplossing voor de toekomst die HRJ-lid Blanmailland zelf als denkpiste overliep was een collectief ontslag van alle Franstalige leden-niet magistraten die de Senaat aangewezen had. Vermits echter ieder individueel ontslag gevolgd wordt door een vervanging van een opvolger, moesten dan ook alle opvolgers van die niet-magistraten in de Franstalige ontslag nemen. Nadeel: alle Franstalige benoemingen staan dan tijdelijk on hold, en dat kan een paar maanden duren. Tot dicht bij de verkiezingen dus. Paniek.

Op dezelfde middag boog het Bureau van de Senaat zich een tweede keer over het o zo heikel dossier waarmee niet alleen meer dan honderd benoemingen op de tocht staan: ook de dringend uit te voeren HRJ-voordrachten van de 20 korpschefs voor het Nieuw Gerechtelijk Landschap komen in gevaar.

Op vraag van uw #justitiewatcher heeft de HRJ nu ook de brief van Senaatsvoorzitter de Bethune van 18 oktober online gezet bij haar perscommuniqué van vandaag.

Daaruit blijkt meteen dat de HRJ eerder vandaag wel héél kort door de bocht ging door met een citaat van één zinnetje te beweren dat het Franstalig College wettelijk samengesteld zou zijn.

De senaatvoorzitter erkent in haar brief wel dat zij de HRJ niet kan ontslaan omdat zij “haar bevoegdheid heeft uitgeput en het dossier niet meer bij de Senaat aanhangig is”.

Daarmee wast het Bureau van de Senaat (of toch een meerderheid daarin) de handen in onschuld. Fijntjes luidt het dat het “de Senaat niet toekomt zich uit te spreken over de risico’s van de mogelijkheid dat een rechterlijke beslissing alsnog de wettigheid zou vaststellen, noch commentaar te geven op de juridische nota van de advocaat die door de HRJ werd geconsulteerd”.

Nu is het net dàt juridisch advies dat de HRJ opvroeg, dat de HRJ-voorzitter begin juli een brief naar de Senaat deed schrijven omwille van het risico op verbreking van een hele reeks benoemingen.

Samengevat: de brief van senaatvoorzitter de Béthune kan rustig beschouwd worden als een vingerwijzing aan de HRJ om zich veilig te gedragen naar het juridisch advies dat de HRJ op eigen verzoek ontving. De gevolgen naar het verleden toe zijn ernstig, maar kunnen door termijn-en procedureperikelen nog getemperd worden. Iedere nieuwe voordracht van de HRJ die door een benoeming gevolgd wordt, kan echter onmiddellijk aangevochten worden.

In het geval van de 20 cruciale benoemingen van de korpschefs, waarschuwde stafhouder Lemmens voor snel ontploffingsgevaar: die benoemingen zou de Raad van State niet alleen kunnen vernietigen, maar ook meteen schorsen. Om te beginnen ook de strategische voordracht van verleden week: die van de huidige voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel, Luc Hennart, tot voorzitter van de (nieuwe) Franstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel.

Overigens merkwaardig: die voordracht voor die nieuwe eentalige rechtbank gebeurde niet door Franstalige benoemingscommissie van de HRJ, maar door de Franstalige en Nederlandstalige samen.

Minister Turtelboom antwoordde op een paniekerige parlementaire vraag dat ze op het antwoord van de Senaat wachtte. Wedden dat de minister nu zal verklaren dat ze op het antwoord van de HRJ wacht. Opnieuw is ze niet alleen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content