Academicus Jan Blommaert over Facebook en superdiversiteit: ‘We leven stilaan in een algoritmocratie’

Jan Blommaert: 'Ik heb mijn hele leven gerookt als een stoomboot, en dan krijg ik een kanker die niets met roken te maken heeft.' © Franky Verdickt
Simon Demeulemeester

De linkse academicus Jan Blommaert introduceerde het begrip ‘superdiversiteit’ in Vlaanderen, achtervolgt de N-VA met de hashtag #extreemrechts en stelde dertig jaar geleden al voor om het AfricaMuseum onder een stolp te plaatsen. Ondanks zijn terminale kanker mag dit gesprek geen terugblik heten. ‘Mijn optimisme is niets anders dan strijdvaardigheid.’

Met zijn breedgerande hoed en rijzige gestalte is Jan Blommaert (58) een bekende verschijning in de Statiestraat in Oud-Berchem. Het is de gezelligste buurt van Antwerpen, beweert de uit Gent ingeweken halve Brusselaar. Hij heeft er een boekje over geschreven, dat tot zijn verbazing vertaald werd in het Tsjechisch. ‘Minder dan honderd pagina’s, maar ze hebben me wel tien jaar gekost’, zegt hij met gevoel voor zelfspot. ‘Ik liep rond, noteerde alles. Kwam ik twee weken later op dezelfde plek terug, dan bleek er van alles veranderd. Weer een nieuwe Marokkaanse bakker of een Turkse pitabar, en dat Nigeriaanse gebedshuis bleek ineens ook Braziliaanse gelovigen aan te trekken. Na een tijd zag ik mijn vergissing in. Ik ging te werk als een schilder die verwacht dat zijn model stil blijft zitten. Maar hier staat het nooit stil, alles is voortdurend in beweging’.

Eerst het werk, de taal volgt vanzelf. Dat weten slimme N-VA’ers zelf ook wel, en toch werpen ze taalvereisten op als barrière.

Oud-Berchem werd onder zijn pen opgevoerd als schoolvoorbeeld van superdiversiteit, een begrip dat hij als sociolinguïst in Vlaanderen heeft gemunt. Wie superdiversiteit zegt, denkt er van de weeromstuit migratie en politieke controverse bij. Blommaert weet er alles van, hij mengt zich al dertig jaar als polemist met scherpe meningen in het maatschappelijk debat. Links en kritisch luidt de hoofding van zijn persoonlijke blog, waarop onder meer te lezen valt waarom hij voor de PVDA van Peter Mertens stemt. Veel van zijn publicaties, academische en polemische, gaan over taal en andere communicatievormen die ons handelen en denken vormgeven, vaak zonder dat we er zelf erg in hebben. Geregeld steekt ook zijn eerste liefde de kop op, de afrikanistiek. Onlangs leverde hij op jmeblommaert.wordpress.com een hoogst lezenswaardige bijdrage aan het debat over de koloniale monumentenstrijd.

Maar ook dit: Jan Blommaert is dodelijk ziek, een tegenslag waar hij geen geheim van maakt. ‘Het is ironisch’, zegt hij. ‘Ik heb mijn hele leven gerookt als een stoomboot, en dan krijg ik een kanker die volgens de oncologen niets met roken te maken heeft. De plek waar mijn tumor zit, vlak onder de stembanden, is medisch niemandsland. Daar hebben specialisten dus ruzie over gemaakt: viel dit onder de longen of was het meer iets voor neus-keel-oorartsen?’ Zijn gevoel voor humor is niet aangetast, net zomin als zijn academische reflex. Vanaf zijn ziekbed observeerde Blommaert de nieuwe communicatievormen die tijdens de corona-epidemie gemeengoed zijn geworden. ‘Op het hoogtepunt van de epidemie was ik voor behandeling in het ziekenhuis. Uiteraard in strikt isolement. Ik sprong een gat in de lucht omdat ik mijn gsm mocht bijhouden. Voor ons patiënten was dat een echte levenslijn om belangrijke boodschappen aan het thuisfront over te brengen. “Breng eens een schone pyjama”, maar ook: ‘Ik heb vernomen dat ik terminaal ben, de sociale dienst gaat je bellen.”‘

‘Als sociolinguïst was het een interessante ervaring. We voeren aan de universiteit van Tilburg onderzoek naar communicatie die zich almaar meer op het snijpunt tussen off- en online afspeelt. De voorbije maanden is gebleken dat online offline niet zomaar kan vervangen: de twee zijn wezenlijk verschillend. Maar wat waren we blij met al die digitale opties!’

Wat doet een sociolinguïst precies?

Jan Blommaert: De sociolinguïst gaat uit van een robuust beginsel uit de sociologie, met name dat de mens pas sociaal wordt wanneer hij communiceert, en bekijkt alle gedragingen die daarmee samenhangen. Wie praat met wie, waarom, waarover en op welke manier? Geloof me, er bestaat geen betere plek om dat te onderzoeken dan Oud-Berchem: hier worden meer dan honderd talen gesproken, met als grote gemene deler het Nederlands – of toch erg benaderende varianten ervan. We leven in boeiende tijden: ons communicatiemodel wordt compleet hertekend.

Wat bedoelt u?

Blommaert: (tekent een schema op een blad papier) Neem de communicatie van Donald Trump. Het is niet hij die bepaalt wie zijn tweets leest, dat doet een algoritme. En het zijn ook niet zijn 83 miljoen volgers alleen die beslissen wie van hún volgers de presidentiële tweets in hun feed te zien krijgen. Algoritmen zorgen ervoor dat een boodschap laag per laag doorsijpelt, tot bij bestemmelingen die initieel niet eens geïnteresseerd waren. Wie dat systeem beheerst, heeft enorme macht. De macht van de algoritmen van bedrijven als Twitter, Facebook en Google is zo groot dat we stilaan van een algoritmocratie mogen spreken.

Jongeren leren vandaag meer skills via videogames als Dungeons & Dragons dan op school, maar dat wordt niet gemeten.

Dat rijmt wel met democratie, maar valt het ermee te verzoenen?

Blommaert: Ik kan alleen vaststellen dat geen enkele politiestaat ooit zo veel macht heeft kunnen concentreren als die internetgiganten. Daar kon de Stasi, de geheime dienst in de voormalige DDR, alleen maar van dromen. Het is toch kras dat zelfs de grootste inlichtingendiensten bij Facebook moeten sméken om gegevens van bepaalde gebruikers in te kijken? Ik ben niet tegen technologie op zich, die beschouw ik als neutraal. Het zijn de achterliggende ideeën die we kritisch moeten onderzoeken.

Het is fascinerend hoe onbevangen consumenten persoonlijke gegevens prijsgeven. Gretig koppelen ze al hun klantenkaarten in één app, zonder te beseffen dat hun data daarmee nog gemakkelijker kunnen worden geoogst en geëxploiteerd. De zwakte van die algoritmen is dat de sociologische verbeelding erachter nog altijd gebaseerd is op de offline wereld.

Wat bedoelt u met ‘sociologische verbeelding’?

Blommaert: Dat zijn onze aannames over hoe de maatschappij ineen zit. ‘Blijf in uw kot’, de oneliner van minister van Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD), illustreert perfect dat de lockdownmaatregelen gebaseerd zijn op de veronderstelling dat we allemaal ‘een kot’ hebben, bij voorkeur met veel ruimte en een grote tuin voor de kinderen. Dat is het ingebeelde Vlaanderen van de witte middenklasse, het Vlaanderen van Matexi-woningen en Willems Veranda’s.

In de eerste weken werd die verbeelding constant bevestigd door feelgoodbijdragen in het avondjournaal. Allemaal samen in ons kot tegen het virus, op de achtergrond springen de kinderen op de nieuwe, online bestelde trampoline – misschien wel hét symbool van de hele lockdown. Dat werkt vervreemdend als je zelf niet in Matexi-Vlaanderen maar in een superdiverse buurt zoals Oud-Berchem woont.

Hoe definieert u superdiversiteit?

Blommaert: Het is de compleet nieuwe samenleving die midden jaren negentig is ontstaan door twee aardverschuivingen die onze mobiliteit hebben getransformeerd. Ten eerste de val van het IJzeren Gordijn en de daaropvolgende Europese afspraken zoals het Verdrag van Maastricht en het Schengen-akkoord. Daarmee ontstond een gigantisch nieuw reguleringsmechanisme voor menselijke mobiliteit. Met de doorbraak van het internet – de tweede aardverschuiving – werden zo voorheen ondenkbare vormen van migratie mogelijk. Een Nigeriaans meisje van zes kan perfect in de Berchemse Statiestraat wonen en urenlang met haar nichtje uit Lagos in een taal spreken die door niemand anders in heel België of Europa wordt gesproken. Oost-Europese bouwvakkers werken hier terwijl ze verblijven in de huizen van Turkse huisbazen, die met hun huurgeld zelf naar de groene rand van onze steden verhuizen. Mateloos interessant allemaal.

Niet iedereen deelt uw enthousiasme, laat staan uw optimisme. Waarom kleeft het stempel ‘probleemwijk’ aan superdiverse buurten?

Blommaert: Omdat dezelfde verhalen over migratie eeuwig blijven terugkeren. Ons publieke debat is cyclisch: om de zoveel tijd komen dezelfde debatten terug, met dezelfde argumenten, in dezelfde bewoordingen. Daarom blijft Het Belgische migrantendebat, het boekje dat ik in 1992 met taalkundige Jef Verschueren schreef, nog altijd actueel. Dat de kwaliteit van ons onderwijs heeft te lijden onder migratie, is zo’n evergreen. Meestal komt die uitspraak uit de mond van mensen wier kinderen op scholen zitten waar nauwelijks diversiteit te bespeuren valt. Om hun gelijk te bewijzen, sleuren ze er de PISA-resultaten bij. Daar moet ik om lachen: de OESO (de opdrachtgever van dat internationale vergelijkende onderzoek, nvdr) meet al decennialang dezelfde parameters, terwijl leertechnologie pijlsnel evolueert en leerprocessen snel veranderen. Jongeren leren vandaag meer skills via videogames als Dungeons & Dragons dan op school, maar dat wordt niet gemeten.

Jan Blommaert: 'Koning Filip is bijzonder ver gegaan in zijn spijtbrief aan Congo.'
Jan Blommaert: ‘Koning Filip is bijzonder ver gegaan in zijn spijtbrief aan Congo.’© Franky Verdickt

U bent het niet eens met Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) dat nieuwkomers vlot Nederlands moeten beheersen om hun plaats in de Vlaamse samenleving te vinden?

Blommaert: Als de kennis van het Nederlands het verschil maakt, waarom staan dan zo veel geboren Nederlandstaligen op den dop? Ja, nieuwkomers moeten Nederlands leren, maar dat lukt het best als ze werken. De chronologie moet omgekeerd: eerst het werk, de taal volgt vanzelf. Dat weten slimme N-VA’ers zelf ook wel, en toch werpen ze taalvereisten op als barrière. Tenslotte is die partij nooit in een regering gestapt om nieuwkomers sneller in onze maatschappij te integreren.

U bent vaak messcherp voor de N-VA. In tweets brandmerkt u ze met de hashtag #extreemrechts. Heet dat niet polariseren?

Blommaert: Als een arts zegt dat u een bronchitis hebt, heeft hij u die bronchitis dan bezorgd? Ik beschrijf wat ik zie. Wanneer u hun programma vergelijkt met het beruchte 70 puntenplan van het Vlaams Blok, zal enige overlap u opvallen. In de jaren 1990 werd dat programma, ook internationaal, als extreemrechts beschouwd. Waarom zou dat vandaag niet meer gelden?

Experts definiëren extreemrechtse partijen als antiparlementair en gewelddadig. Met de beste wil van de wereld kun je dat de N-VA toch niet verwijten? Is het niet preciezer te spreken van een rechtse partij met radicaal-rechtse tendensen en retoriek?

Blommaert:(schudt het hoofd) De N-VA speelt het spel van de relatieve afstand met Vlaams Belang. Daarvoor hebben ze een grijze zone gecreëerd waarin bijvoorbeeld Schild & Vrienden gedijt, een clubje dat niet afkerig staat van geweld. Dat spel gaat al ver terug, hoor. Toen in 2004 drie vzw’s van het Vlaams Blok werden veroordeeld wegens racisme, wilde geen enkele partijvoorzitter naar de VRT-studio’s komen voor een debat met Filip Dewinter. Behalve Bart De Wever, die kwam zeggen de uitspraak te betreuren omdat je je politieke tegenstrever niet in de rechtbank moet bestrijden. Tja.

U hebt zich op uw blog in het dekoloniseringsdebat geworpen met een oude anekdote. Dertig jaar geleden solliciteerde u, als jonge hoogleraar afrikanistiek, voor de baan van directeur van het AfricaMuseum in Tervuren met een opmerkelijk voorstel: u wilde een stolp over dat museum zetten.

Blommaert:(grinnikend) Voor de duidelijkheid: ik wilde die baan niet. Dat heb ik ook meteen gezegd tegen de commissie waarvoor ik – tot mijn grote verrassing – mijn visienota mocht gaan verdedigen. Zo kreeg ik de kans om vijfenveertig minuten lang mijn ideeën uiteen te zetten. Mijn redenering was en is dat je van een gebouw waarvan de façade om de vijf meter met het embleem van Leopold II is opgesmukt, geen hedendaags Afrika-museum kunt maken. Het museum van Tervuren was wereldwijd bekend als het laatste koloniale museum: dáár moest je zijn om in het hoofd te kijken van een koloniale ambtenaar. In plaats van dat museum te renoveren, hadden ze het moeten bewaren zoals het was, als metamuseum.

U bent optimistisch over het dekoloniseringdebat. Waarom?

Blommaert: Omdat we een omwenteling zien. De relatie tussen wit en zwart is in de antiracisme- en dekolonisatiebeweging fundamenteel gewijzigd. Lange tijd hebben ze vanuit zulke bewegingen naar mensen zoals ik gekeken om de leiding te nemen. Nu zijn het jongeren uit de diaspora die de zaak trekken; mij wordt alleen nog gevraagd hun teksten te ondertekenen.

Ik stel ook met plezier vast dat verschillende debatten worden geconnecteerd. Black Lives Matter begon lokaal maar werd in een mum van tijd een globale beweging die de brug slaat tussen racisme en kolonialisme. Dat is cruciaal, je kunt niet over kolonisatie spreken zonder het over racisme te hebben. Zelfs koning Filip linkte in zijn spijtbrief aan de Congolese president Félix Tshisekedi, ter gelegenheid van zestig jaar Congolese afhankelijkheid, dekolonisatie aan Black Lives Matter. Dat is een paradigmashift, hoor, na decennia van stilzwijgen vanuit het koningshuis.

Als Annelies Beck in Terzake dure zendtijd spendeert aan de gevoelens van Wouter Beke, voel ik mij beledigd en geïnfantiliseerd.

Sommigen vinden dat koning Filip niet ver genoeg is gegaan. Spijt betuigen is nog geen excuses aanbieden, klinkt het.

Blommaert: Het is niet omdat je niet alles hebt gedaan, dat je niets hebt gedaan. Koning Filip is bijzonder ver gegaan. Excuses zullen deel uitmaken van de normale betrekkingen tussen voormalige koloniale mogendheden en hun oud-kolonies. Mensen die vinden dat we nu wel genoeg over het verleden hebben gepraat, mogen hun borst natmaken: dit is nog maar het begin.

Wat is uw standpunt over koloniale standbeelden en monumenten?

Blommaert: Je moet ze niet weghalen, dat zou witwassing zijn. Gebruik ze als leeromgevingen. Stap bijvoorbeeld van het federale parlement naar het koninklijk paleis in Brussel, door het Warandepark: een wandeling vol aanknopingspunten voor een prachtig gesprek over macht en democratische verbeelding. Om dat gesprek te voeren, heb je meer aan standbeelden van klootzakken zoals Leopold II en Godfried van Bouillon dan van pakweg Toots Thielemans.

Samen met enkele onderzoekers van de universiteit van Tilburg volgt u de Amerikaanse socialistische Democrate Alexandria-Ocasio Cortez alias AOC van nabij. Waarom?

Blommaert: De campagne van AOC, gemodelleerd volgens de presidentscampagne van Bernie Sanders, waaraan ze in 2016 meewerkte, stemt hoopvol. Terwijl Sanders toen de Democratische nominatie niet kon binnenhalen, slaagde zij er in 2018 wel in om een zetel te veroveren in het Huis van Afgevaardigden. Dat was compleet onverwacht – die zetel was al veertien jaar bezet door haar partijgenoot Joseph Crowley. Na haar sensationele overwinning in de primary’s versloeg ze ook nog eens haar Republikeinse opponent met 78 procent van de stemmen.

De campagnes van Sanders en AOC rusten op twee pijlers. Enerzijds het ouderwetse werk: van deur tot deur gaan en alle markten en schooldebatten afschuimen. Anderzijds is er electorale spitstechnologie in het spel, zoals microtargeting op sociale media, waarbij je grote groepen kiezers individueel benadert. Dat is heel duur, behalve wanneer je beschikt over een grassroots-massabeweging. Net dat hebben Sanders, AOC en co. voor elkaar gekregen: een leger vrijwilligers heeft die zeer geavanceerde marketingtechniek toegepast. En dat is een verschil met Donald Trump. Ik ken geen precieze cijfers, maar wel grootteordes: Trump heeft enkele honderden dollars meer uitgegeven voor een stem dan Sanders.

(veert op) Weet u welke speler ook heel boeiend is in de Amerikaanse verkiezingsstrijd? The Lincoln Project.

Wat is dat?

Blommaert: Een van de gekste dingen die ik al heb gezien én de nachtmerrie van Trump. Het is een organisatie van zogenoemde Never Trumpers: conservatieven, zowel Republikeinen als ex-Republikeinen, die zich verzetten tegen Trump. Een van de aanvoerders is George T. Conway III, nota bene de man van Trumps voornaamste communicatieadviseur, Kellyanne Conway. Ze roepen op om in november voor Democraat Joe Biden te stemmen en vragen aan Republikeinen: distantieer je van die aap in het Witte Huis. Ze vrezen, terecht, dat Trump de partij zal meesleuren in zijn val. Dan bedoel ik niet alleen dat hij de verkiezingen wellicht zal verliezen, maar ook dat de kans groot is dat hij in de cel eindigt, omdat het Amerikaanse parket dan eindelijk zijn boekhouding zal mogen inkijken.

Waarom denkt u dat Trump zal verliezen? Zijn ondergang is al vaak voorspeld.

Blommaert: Hij kampt met een aantal problemen die hij in 2016 niet had. Het format van die verkiezingen leek wel een kopie van zijn televisieshow The Apprentice: bullebak Trump tegen de rest. In de Republikeinse primary’s kon hij de ene vulgaire aanval na de andere afvuren op andere kandidaten, van ‘ Crazy Ted Cruz’ tot ‘ Low Energy Jeb Bush’. Vandaag werkt dat niet meer, hij zit niet meer in het offensief. Het enige wat hij nu kan, is angst zaaien.

Je hebt meer aan standbeelden van klootzakken als Leopold II en Godfried van Bouillon dan van pakweg Toots Thielemans.

Eind jaren 1960 werkte dat anders prima voor Richard Nixon. Waarom zou hetzelfde niet voor Trump gelden?

Blommaert: Enter The Lincoln Project. Wanneer Trump de stoere uithangt, lanceren zij binnen het uur een tegenaanval. ‘ Don, are you ready?‘ tweeten ze, en dan volgt een filmpje waarin ze uitleggen dat Amerika helemaal niet bedreigd wordt en dat Donald Trump gewoon in zijn broek schijt. Ze maken hem belachelijk en dat maakt hem razend. Begrijpelijk, want The Lincoln Project heeft impact. Formeel is het geen partij, maar toch kun je het zien als de emanatie van de echte Republikeinse Partij. Dat illustreert dat de politiek van de grote massaorganisaties dood en begraven is. Partijen en vakbonden zullen blijven bestaan maar domineren niet langer het publieke domein, dat in duizenden fracties is uiteengevallen.

De uitdaging vandaag is het bedenken van doordachte allianties. Dat heeft extreemrechts sneller doorgehad dan progressief links. Zo was de brexitcampagne een alliantie van verschillende bubbels. Extreemrechts weet dat de klassieke sociaal-economische dialectiek niet weg is, maar dat ze wordt omgeven door allerlei andere krachtvelden, zoals ras, sociale klasse en gender.

Extreemrechts, denk bij ons aan Schild & Vrienden, wint wel de meeste van de digitale veldslagen. Wat maakt u als progressief dan toch optimistisch?

Blommaert: Mijn optimisme is niets anders dan strijdvaardigheid. Nu de kaarten zo slecht liggen, kunnen we ons niet veroorloven om niets te doen. En het ís mogelijk om te winnen. Kijk naar AOC en The Lincoln Project, maar ook naar die K-popfans. (geamuseerd) Piepjonge liefhebbers van Korean pop, een mix van hiphop en pop, die Donald Trumps eerste verkiezingsrally in volle coronacrisis hebben verpest. Ze vormen geen activistische organisatie, maar kunnen zich wel zo gedragen: enkelen onder hen snappen hoe algoritmen werken om vluchtige maar slagkrachtige allianties te smeden. Al bij al was het poepsimpel: ze riepen via de socialenetwerksite TikTok, razend populair onder tieners, op om massaal tickets te boeken voor die rally en dan niet op te dagen. De machtigste man van de wereld stond in zijn hemd dankzij een paar tieners.

Hoe kijkt een socialistische sociolinguïst naar de nieuwe SP.A-voorzitter Conner Rousseau, die zich in de aandacht knokte met opvallend taalgebruik en blitse sneakers?

Blommaert: Zonder veel belangstelling. Dat niveau van politiek interesseert me niet. In plaats van het over beleid te hebben, gaat het tegenwoordig over de vraag of minister van Welzijn Wouter Beke (CD&V) zich gekwetst voelt door de harde kritiek die hij heeft gekregen op zijn aanpak van de coronacrisis. (gedecideerd) Dat interesseert mij geen kloten. Als Annelies Beck in Terzake dure zendtijd op de openbare omroep spendeert aan Bekes gevoelens, voel ik mij beledigd en geïnfantiliseerd. Vroeger was niet alles beter, toch heb ik heimwee naar de zondagmiddagen waarop ministers anderhalf uur lang werden gegrild door drie lustig paffende journalisten, Gui Polspoel, Walter Zinzen en Kris Borms. Die politici zaten peentjes te zweten, maar ze werden tenminste niet constant onderbroken, zoals later de vaste gewoonte werd op de openbare omroep. Die onderbrekingscultuur heeft Siegfried Bracke ingevoerd door de regel te introduceren dat een praatgast nooit langer dan 32 seconden aan het woord mocht blijven. Later is dat zelfs tot 16 seconden ingekort.

Ik werd laatst gebeld door De afspraak – nu ik ziek ben, word ik weer overal gevraagd. Ik zei dat ik wilde komen op één voorwaarde: word ik één keer onderbroken, dan geef ik een waarschuwing. Een tweede keer: ik verwijder mijn oortjes en verlaat de studio. (grijnst) Ik hoefde niet meer te gaan.

Jan Blommaert

– 1961: geboren in Dendermonde, groeit op in Brussel

– Studie: Afrikanistiek (UGent), doctoreert op politieke retoriek in Oost-Afrika

– 1991-1997: directeur van de International Pragmatics Association (UA)

– 1993: krijgt de Arkprijs van het Vrije Woord

– 1997-2005: docent aan de vakgroep African Studies (UGent), die hij ook voorzit

– 2005-2007: hoogleraar aan het London Institute of Education

– 2007-2010: Finland Distinguished Professor in Linguistic Anthropology aan de Universiteit van Jyväskylä

– Sinds 2007: directeur van het Babylon (centrum voor de studie van superdiversiteit) en hoogleraar taal, cultuur en globalisering aan Tilburg University

– Publiceerde o.m. Het Belgische migrantendebat (1992), De heruitvinding van de samenleving (2011), De 360°-werknemer (2012), Let op je woorden: politiek, taal en strijd (2016), U zegt wat wij denken: een praktische handleiding voor framing (2019)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content