36 jaar geleden werd Sas’ moeder doodgeschoten door haar vader: ‘Verdriet is ook een eerbetoon’

© Randall Caesar

Op vrijdagochtend 26 oktober 1984 zette een gekrenkte man een duistere fantasie om in een daad: hij schoot zijn vrouw dood, de moeder van hun twee kinderen. Een van die kinderen was Sas. In de podcast Wie was mama? gaat zij, zesendertig jaar later, voor het eerst op zoek naar de feiten.

Moeten leven met de wetenschap dat je vader je moeder vermoord heeft, wat doet dat met een kind? In het geval van Sas, die negen jaar was toen het haar overkwam, bleef de mentale schade op het eerste gezicht eerder beperkt. Nadat ze eerst was gaan wonen bij een oom en een tante, haar moeders zus, kwam ze nauwelijks vierenhalf maanden na de feiten terecht in een pleeggezin, een warm nest. Sas, begiftigd met een goed stel hersens, behaalde ook mooie punten op school. Ze ging studeren en ontpopte zich tot een sterke, zelfstandige vrouw. Niks aan de hand, zo leek het. Tot de veer, ruim drie decennia later, alsnog brak. ‘Mijn lichaam was plots compleet geblokkeerd’, vertelt ze ons tijdens een Zoom-gesprek. ‘Ik was doodmoe en kon bijna niks meer. Terwijl ik bleef werken, zei mijn lichaam: ik doe niet meer mee.’

Tijdens de eerste sessie vraagt de therapeute: ‘Is het je al opgevallen dat jij altijd in de buurt bent als er mensen sterven?

Vechten, vluchten of bevriezen

Voor Sas betekent de crash het begin van een lange zoektocht naar de juiste diagnose en remedie. De ene arts vertelt haar dat ze aan het chronischevermoeidheidssyndroom lijdt, de andere schrijft zware medicatie voor. Haar huisarts verwijst haar door naar een endocrinoloog. Die zorgt ervoor dat ze langzaam van de medicatie afkickt en stuurt haar door naar het SOLK (Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten), een multidisciplinair team van het UZ Gent. Na talloze onderzoeken krijgt ze daar de diagnose fibromyalgie, een chronische pijnaandoening. Ze praat er ook, voor het eerst sinds het drama, met een psychologe. Omdat zij niet gespecialiseerd is in trauma’s, verwijst ze haar door.

Sas komt terecht bij een psychotherapeute. Ze vertelt haar over de moord op haar moeder, de onverwachte dood van haar grootmoeder en de zelfmoord van een pleegbroer. Tijdens de eerste sessie vraagt de therapeute: ‘Is het je al opgevallen dat jij altijd in de buurt bent als er mensen sterven?’

Sas geeft niet op en komt terecht bij een psychologe gespecialiseerd in trauma. Met haar begint ze, bijna vijfendertig jaar na de dood van haar moeder, eindelijk aan een therapie. Langzaam maar zeker krijgt ze inzicht in haar trauma.

‘Het kan vreemd klinken,’ vertelt Sas, ‘maar tot twee jaar geleden had de vraag wie mama was me nooit echt bezig- gehouden. Ik kan me ook niet herinneren dat ik door een rouwproces ben gegaan. Inmiddels begrijp ik dat er na de moord in mijn hersenen een soort verdedigingsmechanisme is gestart. Als mensen geconfronteerd worden met een trauma, krijgen ze in de meeste gevallen een vecht-of-vluchtreactie. Maar het komt ook voor dat er een soort freeze optreedt, een bevriezing. Dat gebeurt naar verluidt vooral wanneer je je machteloos voelt en je niet kunt vluchten naar een veilige omgeving. Ik vermoed dat zoiets bij mij is gebeurd. Om mezelf te beschermen, heb ik alle emoties afgeblokt en alle herinneringen weggeduwd.’

Het brengt ons bij de titel van de podcast die Eva Moeraert over haar maakte: Wie was mama? Omdat haar herinneringen en emoties uitgeschakeld waren, raakte ook het beeld dat Sas van haar moeder had in nevelen gehuld. Wie was zij precies? Was ze gelukkig? Wat heeft Sas van haar?

‘Ik merk het telkens opnieuw’, vertelt ze. ‘Zowel bij nabestaanden als in de media of in documentaires gaat de aandacht naar wie het criminele feit heeft gepleegd. Het slachtoffer raakt altijd ondergesneeuwd. Om mama eindelijk op de voorgrond te plaatsen en echt te weten wie ze was, wilde ik gaan praten met mensen die haar goed hebben gekend. Maar ik wist ook dat je van zulke gesprekken veel vergeet. Om ze nadien nog eens te kunnen beluisteren, wilde ik ze opnemen. Daarom ben ik met Eva gaan praten. Ik ken haar al twintig jaar en had haar podcast Waarom? beluisterd, over de zelfmoord van een vriend. Ik vond die bijzonder integer gemaakt.’

‘Uiteraard had ik mijn verhaal voor mezelf kunnen houden. Tegelijk bedacht ik dat het ook voor anderen iets kan betekenen. Ik wil dat slachtoffers en daders vlugger de weg vinden naar Moderator (een vzw die bemiddelt tussen slachtoffers en daders, nvdr). Ik wil dat mensen vlugger doorverwezen worden naar een multidiciplinair team en een psycholoog. Maar de podcast is vooral gemaakt voor kinderen in soortgelijke situaties voor wie nog geen zorgouders gevonden zijn. Het is een pleidooi voor pleegzorg – al spreek ik liever over zorggezin -, en wat dat voor hen kan betekenen.’

De eerste zwaluw

Sas’ pleegouders zijn in de podcast alleen op de achtergrond aanwezig. Aan het woord komen in eerste instantie vooral mensen die haar iets over het verleden van haar moeder vertellen. ‘Die gesprekken maakten me verdrietig en gelukkig tegelijk’, vertelt Sas. ‘Ik ben gaan praten met de dochter van de buurman die twee huizen verder woonde. Die man heeft ons leven gered. Ik wilde hem postuum bedanken door een brief aan haar voor te lezen. Zij woonde tussen hem en ons in, en was dus onze buurvrouw tijdens mama’s laatste levensjaar.’

‘Ik kwam te weten dat ze nog altijd een foto van mama in haar portefeuille heeft zitten. Toen we net verhuisd waren, heeft ze ook helpen zoeken naar een schommel. Dat lijkt onbelangrijk, maar het was de eerste keer dat we een schommel kregen.’ In het huis waar ze woonden toen haar moeder en vader nog samen waren mocht dat niet, zegt ze, omdat het gras onder een schommel kapot kon gaan. ‘Wij waren ondergeschikt aan een perfect gazon, denk ik dan.’

Iedereen kan er baat bij hebben regelmatig een psycholoog te bezoeken. We laten onze tanden toch ook regelmatig controleren?

‘Via Zoom heb ik ook gepraat met mama’s toenmalige vriend. Hij installeerde de schommel en we kregen ook een slee met onze naam erin gebrand. Hij vertelde dat hij en mama eens op weekend waren en aan het water zaten. Mama zei: “Kijk, daar ligt nu Amerika.” Dat trekje herken ik wel bij mezelf. Ze keken in de lente ook samen uit naar de eerste zwaluw: dat deed mama al met opa toen ze nog klein was, en de tantes doen dat nu nog.’

‘Dat gesprek heeft er hard ingehakt. Het deed me beseffen hoe gelukkig mama het laatste jaar van haar leven was. De moord heeft niet alleen haar leven maar ook haar geluk beëindigd. En het potentiële geluk van haar hele sociale netwerk is erdoor ondermijnd. Mama wordt nog altijd door veel mensen gemist. Er zijn er die dagelijks aan haar denken. Dat is triest, maar het maakt me op een manier ook gelukkig. Verdriet is ook een eerbetoon. Het is nog treuriger als iemands dood níét tot verdriet leidt. Dat zou betekenen dat die persoon alleen maar omringd was door gevoelloze wezens. (denkt na) U hebt, aan het eind van de podcast, gehoord hoe triest dat is.’

Sas doelt op de situatie van haar vader. De man die ze sinds de moord nooit meer ‘papa’ heeft willen noemen. ‘Papa, dat is voor mij papa-nu (haar pleegvader, nvdr) . Al snel na de moord was de biologische vader voor mij geen papa meer. Ik probeer sindsdien ook het bezittelijk voornaamwoord “mijn” te vermijden als ik over mensen spreek. Mensen zijn nooit mijn bezit, in tegenstelling tot hoe hij dat zag.’

U werd na een paar maanden al in een pleeggezin opgenomen. Die integratie verliep verbazend vlot.

Sas: Het ging bij wijze van spreken vanzelf. Na een paar maanden in een instelling mocht ik eerst een middag, dan een weekend komen, om te zien of het kind en het gezin bij elkaar pasten. Papa-nu heeft me onlangs verteld over het moment waarop hij wist dat het tussen ons in orde zou komen. Er lag een tekening op mijn bed, en hij vroeg of ik die wilde meenemen naar de instelling. Blijkbaar heb ik hem gevraagd of hij mocht blijven liggen. Het was mijn manier om te zeggen dat ik terug wilde komen. (lacht)

Ik denk dat mijn nieuwe familie al heel snel als een veilige thuishaven aanvoelde. Mama-nu en papa-nu waren en zijn een goed, liefdevol koppel. Ze praten met elkaar, tonen elkaar affectie. Dat had ik in het ouderlijk huis nooit gezien. Niet lang na de moord heeft hij (Sas’ biologische vader, nvdr) me nog een brief gestuurd. Op de enveloppe had hij onder mijn naam “per adres” geschreven. Ik herinner me nog dat me dat erg kwaad maakte. Dat adres was géén tijdelijke verblijfplaats, zoals hij wilde suggereren. Het was mijn woonplaats, mijn thuis.

Het geweer in de hal

Sas’ biologische vader komt, aan het eind van de podcast, alsnog aan het woord. Ook voor de luisteraar komt dat aan als een mokerslag. Meer dan dertig jaar hadden ze elkaar niet gesproken of gezien. Die verwijdering had, zo blijkt, niet alleen principiële redenen. ‘Tijdens mijn therapeutische sessies ben ik gaan beseffen dat ik bang voor hem was’, vertelt Sas. ‘De gedachte aan een ontmoeting is tijdens zo’n sessie voor het eerst ter sprake gekomen. De psychologe vroeg me: “Stel je voor dat hij in de kamer aanwezig is en je een gesprek met hem begint.” Het is de enige oefening die ze onmiddellijk gestopt heeft. Ik klapte volledig dicht.’

Ondanks die angst bent u de confrontatie aangegaan.

Sas: Op een gegeven ogenblik belde zus. Ze had telefoon gekregen van een maatschappelijk assistente uit een zorghotel, die meldde dat hij naar een ontmoeting met ons gevraagd had. Ik twijfelde. Er was die angst, maar die wedijverde met het verlangen om meer te weten te komen over mijn kindertijd en over mama. Ik wist ook dat hij mentaal aan het aftakelen was. Als ik dat gesprek ooit nog wilde voeren, kon ik niet lang meer wachten.

36 jaar geleden werd Sas' moeder doodgeschoten door haar vader: 'Verdriet is ook een eerbetoon'
© Randall Caesar

Heel veel bent u tijdens dat gesprek niet te weten gekomen.

Sas: Ik ben het gesprek begonnen met te vragen naar anekdotes. Zijn wij ooit samen op reis geweest? Hebben we samen gezelschapsspelletjes gespeeld? Wat deden we in het weekend? Er kwam helemaal niks. Vervolgens ben ik dieper gaan graven, bijvoorbeeld naar een eventueel trauma bij hem. Zo heb ik hem gevraagd naar opa, die gestorven is toen hij zeven was. Tevergeefs. Ik botste op een muur.

Uw vader mompelt in dat gesprek dat hij niet weet waaraan zijn vader gestorven is.

Sas: Dat is niet gelogen. Tijdens mijn zoektocht heb ik, na heel veel moeite, het gerechtsdossier te pakken gekregen. Daarin staat een verklaring van oma, die zegt dat niemand haar ooit heeft verteld waaraan haar man is gestorven.

Zou het kunnen dat ook uw vader daarom met een trauma worstelde?

Sas: Ik heb hem gevraagd wat dat met hem heeft gedaan. Hij antwoordde: ‘Niet zo veel.’

Uit uw gesprek met hem blijkt een compleet onvermogen om te praten.

Sas: Praten over gevoelens kan hij niet, dat is juist. Toch denk ik niet dat hij tijdens zijn jeugd emotioneel veel tekort is gekomen. Oma is gestorven toen ik dertien was. Ik stond aan haar voordeur om haar een gelukkige verjaardag te wensen, die dag, toen ze in haar woonkamer stierf. Oma zag hem graag. Ze deed alles voor haar kinderen.

Partnermoord is dikwijls het gevolg van een uit de hand gelopen ruzie. Dat was zesendertig jaar geleden duidelijk niet het geval. Ook uit het gesprek blijkt dat uw vader de moord bij volle bewustzijn heeft gepleegd.

Sas: Onmiddellijk nadat mama bij hem was vertrokken, had hij een geweer gekocht. Dat geweer stond in de hal, zodat mama het zou zien telkens als ze ons bij hem kwam ophalen. Toen ik hem vroeg wat voor relatie je hebt als je partner uit angst bij je blijft of terugkeert, kwam er opnieuw geen antwoord. Nog altijd is alles de schuld van de ander.

Hebt u spijt dat u dat gesprek met hem hebt gevoerd?

Sas: Toch niet, nee. De confrontatie heeft me van mijn angst voor hem verlost. Hij heeft eindelijk geen invloed meer op me. Er is nu ook weer plaats voor leuke herinneringen, want die was ik ook kwijt. Het is ook door ons gesprek dat de podcast inslaat. Het heeft ervoor gezorgd dat mensen die mama nog gekend hebben contact opnamen via Radio 1 en Eva. Daardoor leer ik nog meer anekdotes kennen over mama. De dochter van de onthaalouders, bijvoorbeeld, schreef dat mama hen “mama x en papa y” noemde. Alle kindjes zijn hen daardoor “mama x en papa y” beginnen te noemen. Heel fijn om dat na al die jaren te weten te komen.

Ik ben door de anekdotes ook meer over mezelf te weten gekomen. Ik weet nu dat ik nogal wat karaktereigenschappen heb van mama. Ik lees even graag, hou van cultuur, leer graag nieuwe dingen, en we hebben dezelfde soort humor. De zorgzus die met me is meegegaan toen ik het gerechtsdossier voor het eerst ging inkijken, wees me erop dat mama-nu en mama op elkaar lijken. Wellicht daarom dat ik mezelf geprivilegieerd vind. Door hen en tante vier ik op Moederdag drie mama’s. Maar ik heb, gelukkig, ook een paar eigenschappen van hem.

Hoezo gelukkig?

Sas: Hij kon zich enorm vastbijten in iets en niet afwijken van zijn doel. Dat is in mama’s laatste jaar helaas ook gebleken. Als ik die eigenschap niet zou bezitten, had ik bijvoorbeeld nooit het gerechtsdossier te pakken gekregen. In dat dossier zat een dagboekje dat mama bijhield toen ze vijftien was. Meer dan een jaar na mijn eerste telefoontjes en de eerste brieven naar het gerecht kon ik het eindelijk rustig thuis lezen. In dat boekje schreef ze bijna dagelijks een mooie spreuk. Het geeft toch minstens een idee van wie ze was. Het is een van de weinige dingen die ik van haar heb.

Ik probeer het woord “mijn” te vermijden als ik over mensen spreek. Mensen zijn nooit mijn bezit, in tegenstelling tot hoe hij dat zag.

Als u aan het eind van het gesprek besluit dat jullie elkaar nooit meer zullen zien, reageert hij verbijsterend gevoelloos. ‘Geen probleem, mens’, luidt zijn repliek.

Sas:(cynisch) Misschien mag ik al blij zijn dat hij me nog als een menselijk wezen heeft aangesproken? Dat iemand zo gevoelloos kan reageren op die boodschap, daar kan ik niet bij. Het contrasteert ook zo hard met de liefde en de zorg die ik gekregen heb van tante en mama-nu en papa-nu. Nu nog, trouwens. Mocht ik vandaag met een probleem zitten, dan zouden ze meteen in de auto springen om te zien hoe ze me kunnen helpen. Het contrast met zijn repliek is nog het best te illustreren met het berichtje dat mama-nu schreef toen ik haar meldde wanneer hét gesprek zou plaatsvinden. ‘Ik zal er zijn’, stuurde ze, met een hartje erbij. Dat vat voor mij samen wat zorgouders doen. Er zijn. Onvoorwaardelijk, puur uit liefde, zelfs als niet duidelijk is of het voor altijd is.

In de podcast noemt u uw vader ‘zielig’. Hebt u ook medelijden met hem?

Sas: Nee. Ik hoef niet met hem mee te leven om zijn situatie zielig te vinden. Hij is een oude man die, voor zover ik het begrepen heb, ongeveer geen contact meer heeft met andere mensen. Hij heeft tijdens zijn leven zowat alle bruggen naar anderen verbrand en zal waarschijnlijk in alle eenzaamheid sterven. Dat wens ik niemand toe. Ik vind dat, voor om het even wie, triestig.

Had psychologische bijstand hem kunnen helpen?

Sas: Ik denk dat iedereen baat kan hebben bij een gesprek met een psycholoog. Mij lijkt het een goed idee om een bezoek aan de psycholoog te normaliseren en regelmatig een check-up te doen. We laten toch ook regelmatig onze tanden of ons bloed controleren?

Dat u als kind nooit enige vorm van psychologische ondersteuning hebt gekregen, is haast onvoorstelbaar.

Sas: Daar werd in die tijd niet bij stilgestaan, zeker? Naar het schijnt heeft mama-nu ooit nog zelf geopperd of ik op dat vlak niet wat ondersteuning kon gebruiken. Als antwoord kreeg ze de suggestie eens met mij naar een kinderboerderij te gaan. (lacht) Uiteraard kregen we in ons gezin regelmatig een maatschappelijk assistente over de vloer. Die kwam dan controleren of alle basisbehoeften vervuld waren. Maar over de mentale gezondheid maakte blijkbaar niemand zich zorgen. Daarvoor was ik aangewezen op mama-nu en papa-nu. Die wisten intuïtief waar ik nood aan had. Zoals elke goede ouder, wellicht.

De podcast Wie was mama? van Eva Moeraert is te beluisteren op radio1.be.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content