Kinderen zijn erg kwetsbare verkeersdeelnemers. Een adekwate training en dito uitrusting zijn dan ook geen overbodige luxe. Verkeersopvoeding mag echter geen synoniem worden voor traumatizeren en angst aanjagen.

Het verkeer is een slagveld. Zo is het nu eenmaal. En net zoals geen enkele soldaat ongetraind en zonder de juiste uitrusting naar het front trekt, zo stuurt geen enkel zinnig mens z’n kinderen zomaar weerloos het verkeer in. Het weerbaar maken van kinderen in het verkeer kan al op heel jonge leeftijd gebeuren. Ingrid Engels, pedadoge en medewerkster bij de cel Verkeersedukatie van het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid : “Een konkrete leeftijd zou ik daar niet opplakken. Ik kan ouders alleen de raad geven om er zo vroeg mogelijk mee te beginnen. In een eerste faze kan je als ouder gebruik maken van je dagdagelijkse verplaatsingen, te voet of met de fiets, om uitleg te geven bij een aantal basisprincipes. In de zin van : “we stoppen bij de stoeprand, we kijken of er geen auto’s aan komen… ” Een echt verkeerslesje hoeft dat niet te worden, het zou gewoon deel moeten uitmaken van de algemene opvoeding. In een tweede faze kan men kinderen proberen duidelijk te maken welke spelregels in het verkeer gelden. En dan heb ik het niet alleen over de “echte” verkeersregels, maar ook over specifieke afspraken tussen ouders en kinderen : “die weg neem je nooit”, “steek altijd op deze plaats over”, “neem die weg naar school”, enzomeer. Dergelijke afspraken moeten niet alleen gemaakt, maar ook ingeoefend worden. Niet één keer, maar tientallen keren. En dat is werkelijk de taak van de ouders. De verkeerslessen die kinderen op school krijgen, vormen weliswaar een goede basis, maar geen training. Een school heeft tijd noch middelen om de kinderen honderd keer op dezelfde weg te begeleiden. Idealiter zou er dan ook een wisselwerking moeten zijn tussen wat kinderen op school leren en de praktische ondersteuning door de ouders. Omgekeerd zou de school ook met opdrachten kunnen werken voor de ouders. Dergelijke wisselwerking is er, behalve in het kader van bepaalde pilootprojekten, jammer genoeg nog niet. “

ALLEEN…

Je kan natuurlijk tot in het oneindige blijven oefenen en trainen, maar wanneer is het kind dan klaar om zelfstandig het verkeer te trotseren ? “Ook dat is moeilijk te zeggen, ” aldus Ingrid Engels, “In een aantal onderzoeken is wel degelijk sprake van een bepaalde leeftijd, maar eigenlijk spelen er zoveel faktoren mee : gaat het om een verkeersrustige of een drukke omgeving ? Is het een kalm, bedachtzaam kind of heeft het eerder een impulsief karakter ? “

Vroeger ging men er nogal eens van uit dat jonge kinderen door hun beperkingen op lichamelijk en psychologisch vlak (zie bladzijde 12) sowieso het verkeer niet aankonden. Dit wordt nu, vooral vanuit Nederland, door een aantal studies tegengesproken. Deze studies wijzen er op dat je zelfs heel erg jonge kinderen, kleuters zeg maar, de nodige verkeersgedragingen kan bijbrengen. “Maar, ” voegt Ingrid Engels hier onmiddellijk aan toe, “als zo’n kind in onverwachte situaties terechtkomt, dan weet ie niet meer wat gedaan. Een kind dat geleerd heeft dat het de straat mag oversteken als het licht op groen staat, zal volledig de kluts kwijt geraken wanneer het licht tijdens het oversteken op rood springt. Op dat moment is het kind de grond onder z’n voeten kwijt en gaat het onverwachte, en dus gevaarlijke, dingen doen : midden op straat blijven staan, aarzelen en terughollen, zo snel mogelijk naar de overkant lopen, enz. Ook sociaal-emotionele prikkels kunnen ervoor zorgen dat het kind het geleerde onmiddellijk vergeet : de ijscoman aan de overkant van de straat, de bal die op straat rolt, een katje in de tuin van de overburen,… “

WREED

Je ziet ze wel eens, meestal op een drukke zaterdagnamiddag in één of andere winkelstad : moeders of vaders die aan het kruispunt paniekerig en met het nodige gegil en geschreeuw aan hun kinderen staan te sleuren om hen toch maar veilig aan de overkant te krijgen. Natuurlijk, panikeren is menselijk, maar het is niet de aangewezen manier om kindlief het nodige verkeersinzicht bij te brengen. Ingrid Engels : “Wanneer je kinderen vertelt over het verkeer of wanneer je je met kinderen door het verkeer beweegt, is het erg belangrijk dat de problematiek op een positieve en erg konkrete manier wordt aangebracht. Kinderen hebben geen boodschap aan algemene aansporingen in de zin van “pas op, hier is het gevaarlijk”. Begrippen als “gevaar”, “veilig” en “onveilig” zijn te abstrakt ; een kind ziet daar niet onmiddellijk iets in. Konkrete gedragsregeltjes en afspraken kunnen ze gemakkelijker vatten. “

Het verkeer afschilderen als een grote boeman heeft volgens Ingrid Engels evenmin zin. Ouders moeten wel realistisch blijven, maar niet per se de klemtoon gaan leggen op de wreedheid van het verkeer. Angst werkt inhiberend en kan, net als op andere domeinen, ook op verkeersvlak het leerproces behoorlijk verstoren.

UITRUSTING

Kinderen leren hoe ze zich in het verkeer moeten gedragen, vormt slechts één luik van de verkeersopvoeding ; hen de juiste uitrusting meegeven én hen aansporen om deze ook goed te gebruiken, is een tweede. Schoolvoorbeeld in dat verband is het dragen van reflekterend of fluorescerend materiaal. Iedereen weet ondertussen al wel dat dit de veiligheid van fietsers of voetgangers alleen maar kan bevorderen. Maar in de dagdagelijkse realiteit is van die overtuiging echter bitter weinig te merken. Om de eenvoudige reden dat kinderen hun reflekterende armbanden gewoon thuis laten zodra het nieuwe er af is. Ingrid Engels pleit dan ook voor het inwerken van dergelijk materiaal in kleding of schooltassen. In Duitsland moeten fabrikanten van schoolmateriaal trouwens rekening houden met een richtlijn waarin gesteld wordt hoeveel reflekterend materiaal op de boekentassen moet bevestigd worden.

En dan is er het eeuwige probleem : de fietsverlichting. Ingrid Engels : “Wettelijk gezien moeten kinderfietsen, dus fietsen met een wieldiameter van maximum 50 cm, niet over verlichting of reflektoren beschikken, behalve als ze gebruikt worden bij duisternis of slechte zichtbaarheid. Wanneer kinderen met hun “speelfiets” naar school rijden, zijn ze dus tijdens de wintermaanden zowel ’s morgens als ’s avonds kwasi onzichtbaar. Het aantal ouders dat dan daadwerkelijk die fietsen met een verlichtingssysteem uitrust, is op één hand te tellen. Maar zelfs als de fiets in orde is, merk je dat kinderen vaak ook gewoon weigeren om hun licht aan te steken, want “met de dynamo op moet je veel harder trappen”… “

Lieve Van de Velde

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content