Een omkoopschandaal haalt Zuid-Korea overhoop. Een Tijger valt door de mand.

NOOIT LAGEN DE tv-kijkcijfers zo hoog in Zuid-Korea als de afgelopen weken. Een geschokte natie maakte live de bekentenissen mee van ex-president Roh Tae Woo, die omgerekend 19,5 miljard frank als smeergeld opstreek tijdens zijn ambtsperiode (1988-1992) en daarvan ruim 6,5 miljard in eigen zak stak. Het land zag een huilende Roh en kreeg letterlijk alle hoeken en kanten van zijn cel in prime time geserveerd. Werknemers van Samsung, Hyundai en andere Daewo’s waren sprakeloos toen ze hun hoogste bazen over het scherm zagen defileren, ter verantwoording geroepen of beschuldigd van omkoperij. En daar kwam het lokale VBO, openbaar haar zonden opbiechten en beterschap beloven. Geen enkele soap kan daar tegen op.

VERMOORD.

Het werd nog mooier. Dwars door de esbattementen heen, verordende president Kim Young Sam onverwacht dat Roh en zijn voorganger Chun Doo-Hwan terecht moesten staan voor hun aandeel in de dood van zo’n tweehonderd opstandige studenten. De oproerpolitie kogelde die in 1980 in Kwangju neer, een Koreaans Tiennamin avant-la-lettre. Waarom Kim de zware kavalerie uitstuurde, terwijl hij vroeger de geschiedenis wou laten oordelen over schuld of onschuld van de ex-generaals Roh en Chun ? Ofwel wil de zittende president echt de stille, malafide entente tussen politici, leger en ondernemers opblazen. Ofwel vlucht Kim vooruit, want het smeergeld-schandaal hierbij vergeleken vormt Agusta een sprookje van de Grimms dreigt ook hem te verstikken. Zo zijn er de herhaalde aantijgingen dat Kim rijkelijk putte uit de vetpotten van zijn voorganger Roh. “Zijn” partij deed dat alvast wel en werd er ruim 2 miljard (frank) beter van.

Rond Roh hing altijd een verdachte geur. In 1992, toen hij wellicht een tweede ambtstermijn als president ambieerde, moest hij opboksen tegen ene Chung Ju-Yung, stichter en autokratische baas van Hyundai. Toen de elektorale koorts steeg, kwam Chung met een daverende onthulling : hij had Roh zo’n slordig miljard frank aan steekpenningen toegestopt. Roh, die een jaar voordien na een zoveelste omkoop-affaire in zijn kabinet plechtig gezworen had dat hij een cleane president zou worden, was daarmee aan het eind van zijn Latijn. Het leger en zijn eigen Demokratisch Liberale Partij (DLP) drongen hem een fusie op met het partijtje van de vroegere dissident Kim Young Sam. En Kim, het koekoeksjong binnen de DLP, won de verkiezingen, vingers in de neus.

Roh verdween van het toneel en leek aan het lot van zijn vijf voorgangers te ontkomen ; die waren zeer konsekwent vermoord, naar een klooster gestuurd, op sekreet of uit het land gezet. Het bleek slechts uitstel van executie. In 1993 liet zijn opvolger Kim een eenvoudige wet stemmen ; geen bankrekening mocht nog worden aangehouden onder valse naam of pseudoniem. Voor Roh en een waslijst andere, kompleet verraste politici begon een hopeloze strijd tegen de klok om fondsen te versassen en rekeningen te camoufleren. Een kleine zakenman uit Seoul ging zich in die dagen bij een politicus beklagen over een waar schandaal : binnenkort moest hij belastingen betalen op intresten van banktegoeden op zijn naam, die niet eens van hem waren. Van wie wèl ? Van zijn beschermheer, ex-president Roh Tae Woo. Pech, want het parlementslid bleek net overgestapt naar de oppositie, waarop prompt het pandemonium uitbrak dat leidde tot de officiële in staat van beschuldigingstelling van Roh, begin deze maand.

MOFIA.

In het Confuciaanse Zuid-Korea is korruptie zowat een tweede natuur. De door Francis Fukuyama zo bezongen Aziatische Tijger kon in dertig jaar alleen groeien van een Derde-Wereldland tot een industriële staat met naam dank zij het ronde vierkant van leger, ambtenaren, politici en ondernemers. Toen de Zuidkoreanen eens goed gespiekt hadden bij hun aartsrivalen uit Japan, beslisten ze in de jaren zestig een hele reeks bedrijven een voorkeursbehandeling te gunnen. Ze kregen zeer voordelige leningen van de staatsbanken, mochten rekenen op fiskale gunstregimes (het Ministry of Finance ging Mofia heten), konden in één dag sociale of andere wetten laten goedkeuren en verdeelden alle grote infrastruktuurwerken dank zij een strikt protektionistisch beleid onder mekaar. Zo ontstonden de chaebols of diktatoriaal geleide privé-konglomeraten. Dertig ervan tekenen vandaag voor 14 percent van het Zuidkoreaans bruto binnenlands produkt en 75 percent van de industriële output. Het systeem van ons-kent-ons draaide decennia perfekt. Of bijna perfekt. Dat sommige op onkunde gebouwde kunstwerken instortten in april van dit jaar een brug in Seoul (100 doden) een maand later een warenhuis in de hoofdstad (500 doden) was een fait divers. En aan de achterkant van de dubieus verworven rijkdom middeleeuwse sweat-shops, sociale uitbuiting en nul mensenrechten ging iedereen achteloos voorbij.

De Amerikaan Paul Matthews, hoofd van Matthews International Capital Management dat zwaar speelt op de beurs van Seoul, zag in het ineenstorten van het Zuidkoreaans systeem toch nog een lichtpunt. “Chaebols waren te zeer verlengstukken van de regering. Door de grote schoonmaak komt er nu als het ware een privatizering op gang. ” Een toonbeeld van positief denken.

J.G.

Hyundai-baas Chung Ju-Yung (rechts) op weg naar een verhoor : ons-kent-ons leidde tot sociale uitbuiting en nul mensenrechten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content