Natuurpunt wil dat de golfclubs van Oostende en Het Zoute naar ecologisch minder kwetsbare gebieden verhuizen. De Belgische Golf Federatie geeft tegengas en vindt een bondgenoot in minister van Ruimtelijke Ordening Dirk Van Mechelen.

Met hun kortgeknipte greens, mooi getrimde fairways en ruige duinvegetatie op de roughs leveren golfbanen vaak een heel fraai natuurlijk decor op. Vlaanderen telt een veertigtal van die links, die gemiddeld algauw een oppervlakte van 70 hectare beslaan. Een aantal van die terreinen liggen evenwel in natuurgebied en zijn dus zonevreemd. Daarover was binnenskamers al enkele maanden een discussie aan de gang, die nu door enkele verklaringen in de openbaarheid is gekomen.

Vorige week woensdag reageerde de kustwerkgroep van Natuurpunt op enkele uitspraken van Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme Renaat Landuyt (SP.A), senator Jean-Marie Dedecker (VLD) en het Oostendse gemeenteraadslid Dirk Coghe (CD&V). Zij hadden in de voorbije dagen de verdediging op zich genomen van de Koninklijke Golf Club van Oostende. De kustwerkgroep van Natuurpunt vraagt immers dat de golfclub van Oostende en die van Het Zoute naar ecologisch minder kwetsbare gebieden zouden verhuizen. Daar pleit ook Vlaams volksvertegenwoordiger Jacky Maes (SP.A) voor en hij wordt daarin gesteund door zijn partijtop.

De Koninklijke Golfclub van Oostende ofte Royal Ostend Golf Club is eigendom van de Koninklijke Schenking, ligt op het grondgebied van de gemeente De Haan maar blijft zelfs na de herziening van het gewestplan Oostende-Middenkust behouden als een natuurgebied, net zoals Het Zwin in Knokke-Heist of de IJzermonding in Nieuwpoort. . Strikt genomen is het golfterrein (60 ha) in De Haan dus zonevreemd, even zonevreemd als de illegale campings in de duinen. Bovendien is het terrein van de Oostendse golfclub beschermd in het kader van de Europese Habitatrichtlijn van 1992, al neemt ook deze club het niet zo nauw met de instandhouding van de natuurlijke habitats. Om de golfers een zo aantrekkelijk mogelijk terrein te bieden, worden ook hier onkruid- en insectenverdelgers gebruikt, wordt er bemest en gemaaid, gebouwd en verbouwd, ontbost en herschikt. En dat allemaal in een kuststrook die allang voor het Duinendecreet van 1993 wettelijke bescherming genoot als natuurgebied en die opgenomen is in het ontwerp van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) in uitvoering van het decreet-Natuurbehoud van 1997.

De Koninklijke Golf Club van Oostende wil echter van die wettelijke beperkingen af. Zij vindt dat de inkleuring als natuurgebied strijdig is met de werkelijke bestemming en dat de uitbating van de golfclub, die al bestaat sinds 1903, daardoor onmogelijk wordt. ‘De ligging in het duinengebied’, aldus de Club, ‘berust op een bewuste keuze van Z.M. Koning Leopold II, die een typische links-baan wilde bouwen, volgens de Angelsaksische traditie. Dit houdt in dat de ligging binnen de duinen hoort te zijn…’ Daarom wil de Koninklijke Golf Club van Oostende, unisono met de Koninklijke Belgische Golf Federatie, ook voor haar golfterrein het gewestplanstatuut van golfzone. Dat biedt de golfclubs meer vrijheid bij de aanleg en het onderhoud van hun terreinen.

Daartegenover staat dat de jongste gewestplanwijziging dit golfterrein niet alleen als natuurgebied behield, maar de aangrenzende duingebieden zelfs opwaardeerde van natuurgebied naar reservaatgebied. Bovendien zijn er plannen om de Koninklijke Baan, die dit ecosysteem doorkruist, waar ze het dichtst bij de zee komt te laten verduinen en de golfbaan te verhuizen naar de Mispelburg in Bredene. Zo zou de kuststrook tussen Bredene en De Haan in zijn oorspronkelijke staat hersteld kunnen worden: met een ongerept strand, embryonale strandduinen, klassieke zeereepduinen en binnenduinen, waarin nu evenwel het golfterrein ligt (zie foto). In 1903 was een dergelijk duinengebied nog geen zeldzaamheid en maakte de aanleg van een golfterrein deel uit van de omvorming tot stedelijk gebied, waarin de links de speeltuin waren van de villabewoners in de buurt. Vandaag daarentegen eist niet alleen de kustwerkgroep van Natuurpunt ‘natuur voor iedereen en niet voor een elite’.

ELEKTRISCHE GOLFWAGENTJES

De Royal Zoute Golf Club dateert van 1908, is eigendom van de Compagnie Het Zoute en even zonevreemd als die in Oostende. Op het gewestplan Brugge-Oostkust is het gebied ingekleurd als parkgebied en het wordt op zijn beurt ook nog beschermd in het kader van de Europese Habitatrichtlijn. Deze beschermingsstatuten beperken in hoge mate de wijze waarop ook deze club met haar terrein (75 ha) kan omspringen. Vandaar dat haar voorzitter Leopold graaf Lippens, als mede-eigenaar van de Compagnie Het Zoute en burgemeester van Knokke-Heist, zijn gemeente in mei vorig jaar een Bijzonder Plan van Aanleg (BPA) liet opmaken om de bestemming te wijzigen van parkgebied naar golf-parkzone.

De voorgestelde wijziging beoogt in feite de regularisatie van de zonevreemde gebouwen, hun mogelijke verplaatsing, de bestendiging van het caddiepad en zijn overbruggingen én de toelating om de paden tussen de fairways maar middenin de roughs ‘beperkt te verharden (…) gelet op het gegeven dat de caddie (persoon die de zak met golfclubs draagt of trekt) verdwenen is en steeds meer elektrische golfwagentjes worden gebruikt (momenteel ongeveer 200)’.

Geen wonder dat het BPA in juni 2001 een ongunstig advies kreeg, zowel van de afdeling Natuur als van de afdeling Ruimtelijke Planning van de Vlaamse overheid. Burgemeester Lippens mocht uithuilen in het Brugsch Handelsblad, maar beloofde uiteindelijk toch een inventaris van de flora op het golfterrein en een daarbij aansluitend natuurbeheersplan. Dat werd vorige week dinsdag door Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw Vera Dua (Agalev) in antwoord op een vraag van Jacky Maes in het Vlaams parlement toegejuicht. Al vraagt de minister garanties met betrekking tot de kwaliteit van dat natuurbeheersplan en de uitvoering ervan door de Compagnie Het Zoute.

Intussen vraagt de kustwerkgroep van Natuurpunt dit parkgebied niet te wijzigen in golf-parkzone maar er veel-eer een natuurgebied met golfsport als medegebruik van te maken. Kwestie van het natuurbeheer en het toezicht daarop te garanderen. Want daar willen ook de Royal Zoute Golf Club en de Koninklijke Belgische Golf Federatie zo weinig mogelijk hinder van ondervinden. De federatie wil niet alleen bijkomende golfterreinen in Vlaanderen (zie kader), maar ook ‘een eenduidig juridisch statuut voor de bestaande golfinfrastructuren’. Zo stelt de federatie het althans in de eerste (politiek en taalkundig niet gepolijste) versie van haar ‘Golfnota: beleidsnota voor golfterreinen in Vlaanderen’. Daarin wordt trouwens even duidelijk opgesomd voor welke golfterreinen in Vlaanderen en Vlaams-Brabant ‘een gewestplanwijziging naar golfzone noodzakelijk is’.

Want, ongeacht alle mogelijke nationale, Europese en internationale beschermingsstatuten besliste de Koninklijke Belgische Golf Federatie op haar dooie eentje dat ‘deze terreinen ruimtelijk correct gelegen zijn en bij een eerstvolgende wijziging ingekleurd kunnen worden als golfzone. Overgangsmaatregelen werden vastgelegd in het hoofdstuk juridische bekrachtiging zodat deze terreinen vanaf heden aanpassingswerken en renovatiewerken kunnen uitvoeren…’ Tot deze lijst (die nota bene niet meer voorkomt in de nieuwste versie van de Golfnota) behoren een aantal golfclubs waarvan de inplanting betwistbaar is of reeds betwist wordt. Denk onder andere aan de golfclubs van Het Zoute (Knokke), Oostende (De Haan), Damme (Sijsele), Winge (Tielt), Drie Eycken (Edegem), Bossenstein (Broechem), Olen (Herentals), Flanders Nippon (Hasselt), Steenhoven (Postel-Mol), Ravenstein (Tervuren), Golf Practice (St.-Genesius-Rode), Cleydael (Aartselaar) en Executive (Zwijnaarde).

Hoewel Vlaams minister van Ruimtelijke Ordening Dirk Van Mechelen (VLD) begin dit jaar in zijn ontwerp van ‘Vlaams Golfmemorandum’ ook deze lijst van de Koninklijke Belgische Golf Federatie overnam, veroorloofde hij zich toch enkele ‘opmerkingen’ ten overstaan van de federatie. Zo schrijft hij dat er voor de Royal Zoute Golf Club, gezien de Habitatrichtlijn die erop van toepassing is, ‘een passende beoordeling van de impact op de habitats en soorten zal moeten plaatsvinden’. Betreffende de Ravenstein Royal Golf Club de Belgique wordt erop gewezen dat die op de rand ligt van een Habitatgebied. Terwijl zowel voor de Steenhove Country Club in Postel als voor de Winge Golf- and Countryclub in Tielt nog ‘een gedetailleerde studie moet worden uitgevoerd ten einde eventueel over te kunnen gaan tot het aanbrengen van de bestemming golfzone’.

VLAAMS GOLFMEMORANDUM

Dit statuut hebben de clubs te danken aan toenmalig minister van Ruimtelijke Ordening, Louis Waltniel (VLD). Het biedt hen (meer dan) voldoende armslag. Dan nog zijn er die ‘nog steeds geen duidelijk juridisch statuut hebben’, zoals de federatie zelf toegeeft. Anderzijds legt een nieuw wettelijk kader met decreten als die inzake Ruimtelijke Ordening en Natuurbehoud alsook het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen de golfclubs nieuwe verplichtingen en beperkingen op. De hamvraag is echter of minister van Ruimtelijke Ordening Van Mechelen en de Vlaamse regering dat stringent kader zullen respecteren of het daarentegen, op aandringen van de Koninklijke Belgische Golf Federatie en sommige van zijn notoire leden, zullen afzwakken. De eerste versie van minister Van Mechelens ‘Vlaams Golfmemorandum’ voorspelt zeker geen versterking van het wettelijk kader. Integendeel. Naast zijn bovengenoemde voorstellen, het negeren daarbij van enkele zelfs gerechtelijk betwiste inplantingen en het gebrek aan een eigen met onafhankelijke cijfers onderbouwde visie, nam minister Van Mechelen zelfs de nieuwe politieke besluitvormingsprocedure over die de Koninklijke Belgische Golf Federatie aan Vlaanderen wil opdringen. Zo praat de minister van Ruimtelijke Ordening niet alleen bouwovertreders en paardenfokkers maar ook golfers naar de mond.

Er wordt immers voorgesteld de beslissingen omtrent de drie verschillende types van golfterreinen te spreiden over drie administratiefrechtelijke niveaus. Steden en gemeenten zouden dan eigenmachtig kunnen beslissen over de zogenaamde golfscholen zoals de Westgolf in Westende, de Executive Club in Zwijnaarde bij Gent, de Antwerp Golfschool en de Golf Practice in St.-Genesius-Rode. Het ruimtebeslag van een golfschool blijft beperkt tot ongeveer 15 hectare met een driving range van hoogstens 300 meter.

De golfterreinen met 9 en 18 holes, die gelegen zijn in bestemmingsgebieden die, als recreatiegebied, golf niet uitsluiten, zouden in de provinciale en gewestelijke uitvoeringsplannen (de opvolgers van de gewestplannen) als golfzone bestemd worden. Zo zouden de bevoegde provincies moeten beslissen over de toekomst van de golfterreinen in Lummen, Mol, Buggenhout, Beveren en Ieper. Het Vlaamse Gewest van zijn kant zou dan beslissen over de golfterreinen in Damme, Keerbergen, Houthalen en Paal-Beringen.

Aan de bevoegde provincies wordt ook voorgesteld zelf een ruimtelijke afweging te maken (desnoods in een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan: RUP) voor de Duisburg Military Golf Club en de golfclubs in Edegem, Lille en Overijse.

De andere bestaande golfterreinen, die (nog) niet als golfzone bestemd zijn, zouden dan ‘bij voorkeur op gewestelijk niveau afgewogen worden’. En dan gaat het om de Royal Zoute Golf Club (Knokke), de Royal Ostend Golf Club (De Haan), de Ravenstein Royal Golf Club (Tervuren), de Flanders Nippon Golf Club (Hasselt), de Bossenstein (Ranst) en de Cleydael (Aartselaar).

Peter Symens van Natuurpunt-Vlaanderen heeftiet alleen ‘serieuze bedenkingen bij de wetenschappelijke integriteit en de onafhankelijkheid van het gebruikte cijfermateriaal, dat vooral de wens enietoodzakelijk de behoefte van de sector reflecteert. Natuurpunt kaniet aanvaarden dat de discussie over de toekomst en het statuut van golfterreinen, onder het mom van subsidiariteit, wordt doorgeschovenaar lokale besturen. Hierdoor schuift de Vlaamse overheid de hete aardappel door en ontloopt ze haar verantwoordelijkheid. Subsidiariteit kan slechts als de Vlaamse overheid de provincies en gemeenten een duidelijk en bindend kader oplegt, waarin zowel het ruimtebeslag als de ecologische en juridische situatie van de golfterreinen in overweging worden genomen. Anders dreigen de wensen van de Koninklijke Belgische Golf Federatie zonder meer ingewilligd te worden door het onderlinge opbod van de lagere besturen. En dreigt de Vlaamse overheid te vergeten dat er in het kader van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen op 19 februari 2002 reeds 18.228 hectaren recreatiegebied waren opgebruikt of gereserveerd en dat er dusog amper 272 hectaren resten voor allerhande recreatieve doeleinden, waaronder golf. Terwijl de golffederatie alleen al meer dan 1000 hectaren opeist en minister Van Mechelen hen daarin grotendeels tegemoet denkt te kunnen komen. Hij mist de kans om,aar buitenlands voorbeeld, de betrokken partijen samen te brengen en zo mogelijk deatuurbescherming te verzoenen met het bestaan van golfterreinen.’

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content