Professor Herman Servotte is sinds kort eredoctor aan de Katholieke Universiteit Brussel. Een gesprek met een wetenschap- per over maatschappelijke betrokkenheid.

HERMAN SERVOTTE (67) is professor emeritus in de anglistiek aan de Katholieke Universiteit Leuven en oud vice-rector van dezelfde universiteit tijdens de roerige jaren 1971-1981. Hij heeft een rist interessante werken op zijn aktief, niet enkel vanuit zijn wetenschappelijke specialisatie, maar de laatste tijd ook meer en meer publikaties waarin hij religieuze en existentiële vragen behandelt. Naast zijn universitaire carrière is Servotte immers altijd bedrijvig geweest in de studenten-, gezins- en stadspastoraal, ook in de opleiding van priesters. Bij zijn recent eredoctoraat aan de Katholieke Universiteit Brussel werd onderstreept hoe wetenschap en maatschappij-betrokkenheid bij hem een geheel vormen. Dit Brusselse eredoctoraat is hem als Brusselse Vlaming wel bijzonder dierbaar.

Waarin verschillen studenten van nu met die van pakweg 25 jaar geleden ?

HERMAN SERVOTTE : Ze zijn niet zo anders, zeker niet minder edelmoedig. Iets losser op sexueel gebied, maar dan weer strenger op sociaal vlak. Het vroegere puriteinse van de sexuele moraal is nu overgeslagen naar het sociale : ecologie, eerbied voor de schepping, diervriendelijkheid. Er wordt te veel geklaagd over wat er zogezegd achteruitging in het morele aanvoelen van jonge mensen, terwijl er voor de andere punten waar er meer verdieping en meer ernst te bespeuren valt, geen aandacht is.

Het lijkt op een leraarskamer, waar leraars onder elkaar zeggen : de jongeren van tegenwoordig zijn toch slechter dan die van vroeger. Die leraars vergeten twee dingen : dat van de studenten van nu veel meer geëist wordt en dat die leraars zelf al lang in het onderwijs staan, voor hen is wat ze aanleren vanzelfsprekend geworden, ze vergeten dat ze ook begonnen zijn op het punt waar die studenten nù staan.

Van ouders hoor je weleens : onze wereld valt uiteen als we zien wat onze kinderen ervan maken…

SERVOTTE : Kardinaal Leo Suenens zei daar ooit over : het is niet het einde van wereld, het is het einde van een wereld. Wat mensen afschrikt, is het nieuwe, het andere, het onbekende, de toekomst is voor allemaal onbekend en dan zoeken we haken waar we onze angst kunnen aan vasthangen : de vreemdelingen, de jeugd, de Islamieten, noem maar op. We zijn maar gelukkig als we een motief voor onze angst kunnen vinden. Zo zijn wij mensen.

Mensen hebben nu toch meer angst dan vroeger ?

SERVOTTE : Denk je maar. Vroeger gingen ze wijwater sprenkelen wanneer het bliksemde ! Er zijn ernstige, angstaanjagende problemen : werkloosheid, aids, het stijgend aantal echtscheidingen. Maar er zijn ook veel positieve dingen. Neem nu de echtscheidingen. Versta me niet verkeerd, ik onderken dat het een zeer pijnlijke aangelegenheid blijft, maar vroeger konden de vrouwen niet weg omwille van sociaal-ekonomische redenen, ze hadden geen eigen broodwinning. In de maatschappij leefde toen de stellige zekerheid dat het gewoon niet mocht dat gehuwden uit elkaar gingen. Dus bleven de mensen zitten waar ze zaten. Waren ze daarom gelukkiger dan nu ? Het huwelijk is een ideaal waar je moet naar toe leven, het is geen wet.

Ik was in Zaïre en zag daar kinderen die erg verwaarloosd waren, ze hadden een bepaalde ziekte. De andere zwarten zeiden dat die kinderen geen mensen meer waren, ze werden uitgelachen en uitgestoten. Als men dan weet hoe wij hier bezig zijn met zieken, met dementen, dat is toch een geweldige vooruitgang. De individuele angst blijft natuurlijk reëel. Maar zit er geen hyprocrisie in het feit dat ouders er over klagen dat hun kinderen niet meer naar de kerk gaan ? Gaan zij zelf nog ? Er wordt dikwijls geklaagd over de teloorgang van bepaalde waarden bij anderen, bij jongeren met name, die zelf niet meer worden beleefd.

U bent wel weg relativerend.

SERVOTTE : Ik wil niet doen alsof ik het allemaal weet.

Er zijn er nochtans die beweren àlles te weten.

SERVOTTE : Ik vind dat, bijvoorbeeld, de kerk geobsedeerd wordt door een angstreflex. Ze denkt de situatie te redden door de geboden en verboden van gisteren te herhalen. Dat wordt mede veroorzaakt door de sterke vergrijzing van de clerus. Angst en geloof gaan niet samen. ?Wat kan ons scheiden van de liefde van Christus ?? (Rom. 8) zegt Paulus. Als je het evangelie goed leest, dan staat daarin : maak je geen zorgen waarom je iets doet. Als je iets goed doet, ben je in de tegenwoordigheid van Christus. Maak je geen zorgen wie je bemint, als je bemint, bemin je Christus.

Uw laatste boeken gaan over de vier evangelies, puur literaire belangstelling of meer ?

SERVOTTE : Ik ben geboeid door de eigen manier waarop de evangelies over Christus spreken. Ik heb de indruk dat men veel over de evangelies schrijft, maar op zo’n wetenschappelijke manier dat die werken voor de doorsneemens niet te hanteren zijn. Ik heb me in mijn publicaties op het standpunt gesteld het evangelie te bestuderen alsof het een roman was die gisteren verschenen is, met de tekst voor ogen en met de vraag : wat kan ik met die tekst doen ? Dat boeit mij hoe langer hoe meer.

De evangelist Marcus is een verbazende man, want hij heeft als eerste evangelist het genre moeten uitvinden. In de oudheid werd er over het verhevene op een verheven wijze geschreven en over het niet verhevene op een niet verheven wijze. Dat kon Marcus niet, want dan komt hij in tegenspraak met wat Christus zelf gedaan heeft. Christus spreekt over het meest verhevene op een zeer onverheven manier : over geld dat zoek geraakt is, over zout, een man die werkvolk zoekt, een huwelijksfeest waar wijn te kort is. Marcus moet dus een combinatie vinden tussen het verhevene en het gewone en als je dat evangelie zo gaat lezen, sta je verbaasd hoe hij dat doet. De evangelies zitten vol details waar wel eens aan voorbij wordt gegaan. Johannes heeft het over de blindgeborene die het zicht krijgt, niet zo maar een blinde die opnieuw kan zien, maar iemand die nooit gezien heeft. Dit om te onderstrepen dat Christus een leven fundamenteel kan veranderen.

Je moet eigenlijk professor literatuur zijn om een tekst met een vergrootglas te leren lezen, je af te vragen waarom precies dàt woord hier staat. Dat probeer ik te leren aan anderen. Die boeken verkopen goed ; dat is niet mijn eerste bekommernis, maar een auteur wil gelezen worden.

Te weinig stelt de lezer van het evangelie zich de vraag : wie is die Christus. Velen vragen ze zich enkel af : wat moet ik doèn ? Akkoord, Christus heeft eisen gesteld, een morele richting aangegeven, maar het eigene van de evangelies is openbaren, zeggen wie Christus is. De houding tegenover Christus is niet een meester-knecht verhouding, maar een fascinatie over wat hij doet, wie hij is, hoe hij reageert. Zo wil ik het evangelie lezen en niet met het dogma in mijn achterhoofd.

Zoals protestanten ?

SERVOTTE : Ik denk dat het een eerlijke manier van lezen is.

Toch is het evangelie interpretatie, geen wetenschappelijk verslag.

SERVOTTE : Ook een wetenschappelijk verslag is interpretatie, een uitslag van een bloedonderzoek moet ook geïnterpreteerd worden en daar zijn nogal eens verschillende interpretaties mogelijk voor de dokters het eens zijn over de beste medicatie. Een exact wetenschappelijk verslag heb je nooit, nooit.

Het probleem is dat we het evangelie zouden willen lezen als een krant, de manier waarop daar iets verteld wordt, is belangrijk. Maar het belangrijkste is het resultaat, het feit, bijvoorbeeld, ?Man vermoordt vrouw?. We blijven bij het feit. Een boek lezen, is anders, daar heb je meer aandacht voor de manier waarop het geschreven is, dat bepaalt de boodschap, de interpretatie. Die interpretatie hangt af van tijd en ruimte, je leest een boek, ook het evangelie, anders wanneer je 18 of 60 bent.

Zo was er in de kerk vroeger een grotere eenheid dan nu, maar het kan een pseudo-eenheid geweest zijn. De eenheid van hetzelfde catechismusantwoord, maar dat verschillend werd beleefd.

De vier evangelies zijn toch ook al een selectie, er zijn mèèr dan vier evangelieverhalen.

SERVOTTE : Die vier evangelies verschillen grondig van elkaar, maar de grote lijnen zijn hetzelfde. Als je dat echter leest als een feitenrelaas dan moeten drie van de evangelies vals zijn, er is maar een juist feitenrelaas. Wanneer je dat echter leest vanuit een geloofsovertuiging krijg je een heel ander beeld. De kerk heeft vier evangelies aangehouden. Dat heeft, denk ik, te maken met de vroegere opvatting van het getal vier : de vier windstreken, de vier hoeken van de wereld, de vier oerelementen. Het is opvallend dat precies deze vier overgehouden zijn, waarin de leiders van de kerk worden uitgekafferd. Petrus verklaart wel drie keer zijn geloof in Jezus, maar Jezus noemt hem wat verder Satan, duivel, het ergste wat tegen iemand kan worden gezegd en die man wordt het hoofd van de kerk. Zijn opvolgers laten dat erin staan. Een hele prestatie, want dat is ongewoon. Je weet hoe hooggeplaatsten nogal eens de auteur van een onwelkom boek voor de rechtbank brengen om bepaalde passages te doen schrappen… Zulke dingen verhogen voor mij de geloofwaardigheid van de evangelies.

Christenen zijn een minderheid gaan vormen, maar toch blijven ze dikwijls een centrale plaats opeisen.

SERVOTTE : Ik zal nooit zeggen dat de anderen, de andersdenkenden of andersgelovigen, het minder goed menen dan wij christenen. Mij lijkt het niet langer mogelijk de christenen op een centrale plaats te zetten en de anderen gewoonweg de niet-christenen te noemen. Misschien zit deze opdeling nog in mijn achterhoofd, maar ze is verkeerd. We staan allemaal tegenover de realiteit van de wereld, daar is het dat voor ons het religieuze gestalte moet krijgen, dat moet onopvallend gebeuren, zeker niet in uniform. Waar we moeten naar zoeken is een eerlijke manier van leven in de wereld, respect voor de anderen, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienstbeleving, gewetensvrijheid, de grote thema’s van dit ogenblik eigenlijk.

Onderscheid tussen gelovige, agnost of atheïst gaat niet op als we het over maatschappelijk engagement of wetenschap hebben. Er is natuurlijk wetenschap en wetenschap. Bij exacte wetenschappen zie ik niet in hoe die anders zouden kunnen gedoceerd en beoefend worden door gelovigen en ongelovigen. Bij menswetenschappen is het moeilijker om abstractie te maken van het geloof dat men heeft. Er is zo een fundamentele houding, wat J.H. Newman (1801-1890) de first principles noemt, die ons leven bepaalt, we staan zus of zo in de wereld. Waar kom ik vandaan ? Waar ga ik naartoe ? Die vragen en het antwoord dat ons geloof daarop geeft, spelen in ons hoofd. Als je als literator, psycholoog of wat dan ook spreekt, speelt dat in je achterhoofd. Hierdoor verschillen we van iemand anders, wat niet hetzelfde is als beter zijn. Anderen hebben immers andere first principles, ik twijfel dus aan de mogelijkheid om tot eensgezindheid te komen over bepaalde problemen, maar dat is ook niet nodig.

Hoe kunnen we dan samenleven in een zelfde land, een zelfde wereld ?

SERVOTTE : De beste modus vivendi is de minst slechtste, de democratie. Verschillende opinies zijn nodig om de wereld te doen vooruitgaan, ze zijn er de motor van, het zoeken naar een evenwicht tussen de klemtoon op het individu en op de gemeenschap, het accent op het behoudende en op het progressieve, ouderen en jongeren. Wat de actuele ethische vragen betreft : er is een verschil tussen wat je moreel verantwoord acht en wat je juridisch kunt doen. In de democratie bepaalt de meerderheid de wet, maar niet de moraal. Je bent niet verplicht om abortus te plegen. Maar in dossiers als euthanasie is er toch meer dat de mensen bindt dan wat hen scheidt, dat blijkt als er geprobeerd wordt om een duidelijke definitie van euthanasie te geven.

Wat mensen zeker bindt, is dat ze allemaal af te rekenen hebben met het lijden.

SERVOTTE : Waarom is er lijden, waartoe is er lijden : dat zijn twee vragen. De oorsprong van het lijden kan je niet vinden, dat is niet te achterhalen. Het is er nu eenmaal. Waartoe dient het ? Het kan misschien een functie hebben in mijn groei als mens, dat is een optimistische visie. Het kan ook helemaal geen functie hebben. Ik heb daar een boek over samengesteld, vier mensen die over het lijden geschreven hebben : Blaise Pascal, J.H. Newman, Dietrich Bonhoeffer en Pierre Teilhard de Chardin. Ze spreken daar alle vier totaal verschillend over. Als christen kan je inderdaad verschillende antwoorden op het lijden hebben. Hoe we er ook over denken ; wat we moeten doen, is het lijden bekampen met alle krachten die we hebben, mekaar helpen om het te dragen, de vooruitgang van de geneeskunde, in zover hij niet leidt tot een nodeloos verlengen van het leven, met alle middelen helpen. Het lijden bekampen, je er nooit bij neerleggen. Het lijden de wil van God noemen, een straf van God, lijkt me godslasterlijk.

Als er niets meer aan te doen is, moet je je met het lijden verzoenen. Ik denk dat wij in het christendom toch iets heel belangrijks hebben : onze God is geen Boeddhabeeld met die serene glimlach, ver boven alle lijden en pijn, het is geen Apollo. Onze God is een mens op een kruis. Men mag van het christendom alles zeggen, maar niet dat het het lijden niet ziet staan, het lijden als onderdeel van de condition humaine, daar wordt ernstig rekening mee gehouden. Het lijden wordt bestreden, vandaar al die zusters en broeders die zich eeuwenlang voor zieken hebben ingezet, voor bejaarden, ongeneeslijk zieken. Dat zijn toch serieuze dingen.

Het waarom van het lijden ken ik niet, waartoe het dient, weet ik ook niet. Ik weet dat ik het moet bekampen en aanvaarden. Ik kan het aanvaarden omdat het christendom zegt : deze is niet de enige wereld, er is een andere wereld die voor je opengaat. Hoe je die andere wereld moet zien, dat is een andere vraag.

Bij essentiële vragen als de lijdensvraag gaan de wegen tussen gelovigen en ongelovigen toch uiteen ?

SERVOTTE : In het bekampen zeker niet, in het aanvaarden denk ik ook niet, zij het wellicht op een verschillende motivatie. Ik maak die vergelijkingen tussen christenen en anderen niet graag. Alles wat zweemt naar superioriteit lijkt me in tegenspraak met het christendom.

Het bekampen, je ermee verzoenen en je tenslotte overgeven aan God, er is geen andere uitweg. De Engels dichter, G.M. Hopkins, zowat de moderne Engelse Guido Gezelle, schreef de ?Terrible Sonnets?, sonnetten waarin deze jezuiet zijn verlatenheid uitschrijft. Hij zegt dat God ver weg is van hem, maar hij aanroept hem toch. ?God die niet luistert naar mij, ik roep tot u en mijn kreten komen terug tot mij als ongeopende brieven…? Dat is het, denk ik, de laatste ambigue houding vóór het aanvaarden van het lijden. Men spreekt God aan en toch voelt men zich door hem verlaten, men is kwaad op hem en toch richt men zich tot hem : een complexe houding, maar ik denk dat het hele leven uit zo’n complexe houdingen bestaat.

Staf Nimmegeers

Herman Servotte : Er wordt geklaagd over waarden die zelf niet meer worden beleefd.

Herman Servotte : In een democratie bepaalt de meerderheid de wet, maar niet de moraal.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content