Twee jaar lang werkte hij aan zijn inventaris van Clubland België: van Nieuw Economisch Appel over Rotary tot vrijmetselarij.

Het is een indrukwekkend naslagwerk geworden. In De elite van België. Welkom in de club vertelt journalist Jan Puype het verhaal van tientallen Belgische clubs die zich stuk voor stuk op een intellectuele, economische en politieke elite richten: mensen met invloed, macht en/of geld. ‘Dit doen ze door dezelfde selectiemechanismen te hanteren’, legt Puype uit. ‘Nieuwe leden kunnen alleen worden aangebracht door bestaande leden, en dan nog alleen nadat ze zijn goedgekeurd door een toetredingscommissie.’

‘Het Nieuw Economisch Appel (NEA) van Baron Paul Buysse (zie verhaal, nvdr) is in die zin zeker representatief, al is het wel een sterk persoonsgebonden vereniging, die is opgehangen aan de macht van één individu. Buysse beweert zelf dat hij volgend jaar zal terugtreden als voorzitter, en dat het NEA dan gewoon zal blijven bestaan, maar dat geloof ik niet. Service-multinationals zoals Rotary hangen niet af van één persoon, en vinden ook filantropie, de dienst aan de gemeenschap, belangrijk. In de vrijmetselarij staat de intellectuele, levensbeschouwelijke en soms zelfs spirituele ontplooiing dan weer voorop. Maar wat al die verenigingen gemeen hebben, is de netwerking: mensen uit invloedrijke kringen worden vrienden en kunnen mekaar zo al eens een dienst bewijzen.’

‘Vaak is dat onschuldig, maar niet altijd. Er is natuurlijk de vrijheid van vereniging. Maar als de machtigen van het land met mekaar aan tafel zitten zonder dat iemand het weet, roept dat bij mij toch vragen op. Zeker aangezien een aantal van hen met belastinggeld worden betaald: politici, ambtenaren, magistraten… Ik heb twee jaar aan mijn boek gewerkt, en de verontwaardiging is eigenlijk alleen maar toegenomen. Niet dat ik in grote samenzweringen geloof, maar in sommige gevallen gaat de geheimhouding mij toch te ver. Er is niets op tegen dat mensen netwerken, maar als privé- en openbaar belang mekaar kruisen, dan heeft de belastingbetaler het recht op informatie.’

‘In het Verenigd Koninkrijk zijn ambtenaren en magistraten sinds kort bijvoorbeeld verplicht om hun lidmaatschap van de loge kenbaar te maken. Dat zou de Belgische wetgever ook kunnen opleggen. Want de vrijmetselarij gaat erg ver in de geheimhouding. Als je lid bent van pakweg het NEA, mag je best verder vertellen met wie je allemaal aan tafel hebt gezeten. Als je lid bent van een loge, mag je dat niet – je mag je broeders niet verraden. Zelf zeggen ze dat ze nog altijd bang zijn voor vervolging, maar dat lijkt mij in een stevige democratie als de onze geen geldig argument meer. Op zich is de vrijmetselarij een nobel iets. Maar als je met die geheimhouding blijft werken, maak je jezelf verdacht. Als elke vereniging verplicht zou worden om een ledenlijst te publiceren, zou dat een aansporing kunnen zijn voor alle leden om het als het ware netjes te houden.’

‘Je ziet vaak dezelfde namen terugkomen, ja. Paul Buysse is bijvoorbeeld een echte netwerker. Ook het oude Franstalige establishment rond Solvay, Daniel Janssen bijvoorbeeld, is erg actief in clubland. Verder kom je ook voortdurend dezelfde grijze mussen tegen: mensen die niet bekend zijn, maar die de boel achter de schermen wel doen draaien. Of het een boek is waar men liever niet in voorkomt? (lacht) Zo had ik het nog niet bekeken. Ik denk dat de meeste leden stiekem wel vereerd zijn dat ze worden vermeld. Als niemand weet dat je lid bent van een supergeheime, elitaire club, is de lol er ook een beetje af.’

J.D.C.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content