Sinds 1996 woedt in Nepal een burgeroorlog tussen de maoïstische rebellen en de regeringsgezinden. De Nepalese kinderen blijven er allerminst buiten schot. Zij worden gerekruteerd om te vechten of te klikken. Een relaas.

De namen van de kindsoldaten zijn veranderd.

Het bord zegt ‘Mannen aan het werk’, maar de nieuwe weg in het district Rukum wordt voornamelijk aangelegd door vrouwen en kinderen. Ram Kumar (13) kijkt zorgelijk als hij even rust om het zweet van zijn voorhoofd te vegen. ‘Er is zoveel werk. Ik weet niet of ik het red’, zegt hij. Ram Kumar is te klein en te zwak om keien aan stukken te slaan om wegdek te maken, maar hij moet wel: thuis zitten zijn sterk ondervoede tweelingbroer en zus te wachten op geld om eten te kopen.

Ram Kumar is een van de honderden vluchtelingenkinderen die in de provinciehoofdstad van Rukum wonen. Anderhalf jaar geleden werd zijn familie door maoïstenrebellen weggestuurd uit het dorp, vanwege hun contacten met de ‘verkeerde’ politieke partij, het Nepalese Congres. Sindsdien gaat het niet goed met de familie. Vader vertrok zonder bericht naar India. Oudste broer Kumar werd aangenomen bij de politie, maar werkt voorlopig op proef, zonder salaris. De drie kinderen gaan al maanden niet naar school en zijn sterk vermagerd. Ze leven op rijst, met soms een handvol linzen. ‘De laatste keer dat we groenten aten, is vier dagen geleden’, bekent Ram Kumar, zijn ogen zwart en groot in een wit, weggetrokken gezicht.

De internationale media zwijgen erover, maar in Nepal, waar de helft van de 25 miljoen inwoners jonger is dan twintig, zijn kinderen sinds 1996 stelselmatig het slachtoffer van het conflict tussen de staat en de maoïstische rebellen. Ondanks het feit dat de Nepalese regering de Rechten van het Kind heeft ondertekend en de maoïsten regelmatig laten weten geen kindsoldaten te rekruteren, hebben beide partijen nauwelijks oog voor het lot van de kinderen. ‘Over de hele wereld zijn kinderen de dupe van oorlog, maar wat opvalt in Nepal, is dat het misbruik structureel is, en dat al acht jaar lang. De situatie voor de kinderen was al slecht voordat de oorlog begon; door het conflict zijn voorzieningen zoals voedsel, gezondheidszorg en goed onderwijs in de rode districten tot een minimum gedaald’, zegt Helen Sherpa, onderwijsspecialist en projectmanager bij World Education Nepal.

Heropvoeding

In februari kondigde de leider van de rode studentenorganisatie UNNISU-R Kamal Shahi aan dat de rebellen een kinderleger van 50.000 ‘man’ zullen vormen. Maoïstenrebellen kidnappen sinds enkele jaren grote groepen studenten en hun onderwijzers voor ‘heropvoeding’ in de maoïstische filosofie en oorlogsvoering. In de eerste helft van dit jaar werden bijna 7000 studenten in verschillende districten tijdelijk ontvoerd. De betrokken kinderen zijn tussen de twaalf en achttien jaar. Doorgaans keren ze na enkele dagen of weken veilig terug, maar ze worden wel geacht ook in de toekomst klaar te staan voor de rebellen. Sommige kinderen worden getraind in het omgaan met lichte wapens en handgemaakte bommen, en worden opgeroepen tijdens militaire acties.

Sundari Bhomjan (16) is een van de studenten die enkele weken geleden uit hun klas in de overbevolkte overheidsschool van Chaimale, zo’n twintig kilometer ten zuiden van de hoofdstad Kathmandu, werden geroepen. Tijdens een appel op het schoolplein werd ze samen met veertig andere studenten uitgekozen door bewapende maoïstenrebellen. ‘Ze gaven geen informatie, en zeiden alleen maar dat we niet moesten huilen. We liepen het dorp uit, de heuvels in, en kwamen pas negen uur later aan in een onbekend dorp’, vertelt Sundari. Die nacht huilde ze in stilte, van uitputting en angst. Sundari en haar klasgenoten waren immers bang dat het regeringsleger, inmiddels uitgerukt met helikopters en zwaarbewapende troepen, hen zou vinden en dat er zou worden gevochten.

De volgende dag kregen ze een ‘heropvoeding’: de maoïsten gaven uitleg over hun beweging en over wat ze willen bereiken. Er was zelfs een vragen-uurtje, waarin Sundari informeerde waarom de rebellen zo vaak stakingen afkondigen, waardoor de kinderen niet naar school kunnen. Het antwoord herinnert ze zich niet – ze weet alleen nog dat het een kwartier duurde. De dag daarop mocht ze naar huis. ’s Avonds drukte ze haar moeder lang tegen zich aan.

Nu, twee weken later, kan Sundari zich nog altijd niet concentreren. ’s Nachts droomt ze dat ze opnieuw ontvoerd wordt, en dit keer niet wordt vrijgelaten. Ze maakt zich zorgen over haar jongere broers en zus, die misschien de volgende keer aan de beurt zijn. Wat ze over de maoïsten denkt? ‘Ik vond het vreselijk om ontvoerd te worden. Sommige dingen spraken me wel aan, bijvoorbeeld dat ze de rijken hun geld willen afpakken om het aan de armen te geven.’ Sundari is even stil en denkt na. ‘Het gekke is dat ze niet alleen geld van de rijken nemen; in ons dorp is niemand rijk en toch worden we allemaal geacht een revolutionaire bijdrage te geven.’

Menselijk schild

Volgens schattingen bestaat dertig procent van het rebellenleger uit kinderen jonger dan achttien jaar. Sommigen van hen kregen op school bijles van mao-istisch gezinde leraren, die zich wijden aan de ontwikkeling van een generatie revolutionaire studenten. Puskar Gautam, voormalig districtscommandant in het Volksleger, is een van hen. Puskar: ‘Toen ik twaalf was, kwam een van mijn leraren naar me toe. Hij vroeg of ik me interesseerde voor de politiek, en of ik gratis bijles wilde. Zo bouwde ik in twee jaar tijd een diepgaande kennis van het communistische en maoïstische gedachtegoed op.’ Toen in 1996 de Communistische Partij Nepal het parlement verliet en ondergronds ging, besloot Puskar zich aan te sluiten. Hij werkte zich op en was op 19-jarige leeftijd districtscommandant. Hij ontvluchtte het rebellenleger in 2002, nadat hij beschuldigd was van ineffectief management en de doodstraf kreeg opgelegd. Momenteel leeft hij ondergronds in de hoofdstad.

De meeste kindsoldaten sluiten zich niet aan uit politieke overtuiging, maar bij gebrek aan alternatieven. Neem Laxmi, een 15-jarige kindsoldaat. Wanneer we haar vader Lal Bir vragen waarom hij z’n dochter liet gaan, haalt hij zijn schouders op. ‘Wie ben ik om haar te stoppen? Ze had honger, ze had niet genoeg kleren, en ze greep haar kans. Net als duizenden andere jongeren in de arme districten van Nepal.’ Haar collega Gambir is zestien. ‘Waarom ik soldaat voor de revolutie ben? Omdat we geen eten, kleren en banen hebben en de regering het onrecht in stand houdt. Rijke kinderen intimideren ons en zij krijgen alle banen, omdat ze geld onder de tafel schuiven. Wij werken van zonsopgang tot zonsondergang en we hebben nog niet genoeg om te overleven. Het is mijn taak om de armen te bevrijden.’

Wanneer we doorvragen, blijkt dat Gambir niet veel keus had. Sinds zijn vader zich aansloot bij het Volksleger werd hij voortdurend lastiggevallen door het leger, dat hem als potentiële rebel beschouwde. ‘Ik had graag mijn school afgemaakt, maar de soldaten gaven me die kans niet.’

Kindsoldaten worden volgens een rapport van South Asia Intelligence Review gebruikt ‘als kanonnenvoer en menselijk schild tijdens gevechten met regeringstroepen’. Helen Sherpa: ‘Rebellen voeren een “een kind per familie”-beleid. De meeste families kiezen ervoor hun dochters af te staan aan het volks- leger, en hun zoon verder te laten studeren, of naar India te sturen. De dochters worden ingezet als slachtlammeren.’ Sherpa maakt zich ernstige zorgen over de toekomst van de meisjessoldaten. ‘Rehabilitatie is bijzonder moeilijk. Ze hebben bloed aan hun handen, en veel families zullen hen niet langer willen accepteren.’ Vrouwelijke rebellen staan bekend als wreed – wreder dan hun mannelijke collega’s. ‘De belangrijkste reden is dat vrouwen wanhopiger zijn. De Nepalese samenleving biedt hen weinig kansen, en voor de meesten is een carrière bij de maoïsten het enige alternatief’, aldus Sherpa.

Regeringstroepen maken zich evenzeer schuldig aan het misbruiken van kinderen. ‘Volgens het leger is iedere inwoner in de rode gebieden maoïst, en dus een gevaar voor de veiligheid’, meent Helen Sherpa. Een geïnterviewde legercommandant in Lalitpur District laat weten dat jongeren van veertien jaar en ouder geen kinderen zijn, maar ‘potentiële terroristen die veel schade kunnen veroorzaken’. Studenten worden door het leger ingezet als informant of drager. Een aantal jongeren wordt vastgehouden in legerbarakken, getraind als soldaat, en gebruikt bij de identificatie van rebellen. Tarat Dhital, projectmanager bij Child Workers in Nepal (CWIN), leerde enkelen van deze kinderen persoonlijk kennen. ‘Een van hen was getuige van de dood van drie rebellen die door hem waren ge-identificeerd. Hij had last van nachtmerries waarin de bebloede gezichten van de rebellen achter hem aan zaten. De jongen is zo bang dat hij ’s nachts zijn deken in stukken scheurt, in een poging zich te verstoppen.’

Gevallen van marteling en verkrachting van kinderen door veiligheidstroepen worden in toenemende mate gerapporteerd. Volgens Dhital zijn burgers in rode gebieden zo bang voor de regeringstroepen dat zelfs overheidspersoneel zich verstopt als er patrouilles worden gemeld. ‘Ze zeggen: “De rebellen luisteren naar ons als we met ze praten; de soldaten schieten eerst, en dan pas luisteren ze.” Verder is men bang voor wraakacties van de rebellen nadat ze je met soldaten hebben zien praten.’

Volgens een rapport van CWIN kwamen in de eerste helft van 2004 56 kinderen om het leven, 116 raakten gewond. Zowel rebellen als regeringstroepen maken zich schuldig aan het doden van kinderen. Raju Tharu, een veertienjarige student, werd vorig jaar ontvoerd door rebellen en enkele dagen later met opengesneden keel teruggevonden. De maoïsten beschuldigden hem van ‘spionage’. Regerings- troepen doodden vorig jaar vijf onschul- dige studenten. Zij kwamen ’s avonds laat terug van een begrafenis en werden doodgeschoten door soldaten op patrouil-le. Het leger verklaarde dat de jongens nauwe banden met rebellen onderhielden, maar haalde na maandenlange protesten van mensenrechtenorganisaties bakzeil, en gaf toe een fout te hebben gemaakt.

School als militair kamp

Scholen, de enige plek waar kinderen potentieel veilig zijn en afleiding kunnen vinden, vormen een belangrijk onderdeel van de oorlogsinfrastructuur. In een Nepalees dorp zijn gezondheidsposten en scholen doorgaans de enige regeringsgebouwen. Ze liggen op de heuvels en hebben een goed uitzicht. De rebellen en de regeringstroepen gebruiken de scholen als basis. De school van Bajura in West-Nepal is door het leger omgevormd tot een militair kamp, de studenten werden geëvacueerd naar een hal in het lokale ziekenhuis. In Achham, in Centraal-Nepal, raakten onlangs voor de tweede keer studenten gewond tijdens een aanval van regeringstroepen op rebellen die in de school gestationeerd waren.

Scholen in Centraal-Nepal worden door rebellen gebruikt als trainingscentra voor kindsoldaten. Tarak Dhital zucht diep als we hem vragen of er niets aan dit probleem kan worden gedaan. ‘Al jaren proberen we de twee partijen een “Scholen als Vredesgebied”-verdrag te laten tekenen. Beide zeggen voorstander te zijn, maar er wordt niet getekend. De leiders kunnen wel beloven de scholen niet te misbruiken, maar als er in het dorp geen plaats is om een kamp op te slaan, wordt toch weer het schoolplein in beslag genomen.’

Sinds vorig jaar augustus vredesonderhandelingen tussen regering en rebellen vastliepen, is het aantal schoolstakingen sterk toegenomen. In plaats van de verplichte 180 dagen zijn Nepalese scholen slechts 70 tot 80 dagen open, met alle gevolgen van dien voor de kwaliteit van het onderwijs. In een land waar onderwijs als de enige kans op een beter bestaan wordt gezien, lobbyen maoïsten voor de vermindering van schoolgeld en een verandering van het leerplan. In de rode gebieden introduceerden scholen al eerder de ‘revolutionaire kalender’, met een dag vrij op Mao Zedongs verjaardag, en revolutionaire gezangen in plaats van het koningsgezinde volkslied. De regering wordt door schoolsluitingen, die soms een maand lang duren, gedwongen veranderingen door te voeren Zo werd onlangs het schoolgeld voor privé-scholen vastgesteld op maximum 700 roepie (8,5 euro) per maand voor het hoger onderwijs en 300 roepie voor het lager onderwijs.

Helen Sherpa is bestuurslid van Rato Banglo, een vooraanstaande privé-school in Kathmandu. Zij beschouwt de plafondprijs als een ramp. ‘Zolang het onderwijssysteem in gebreke blijft, hebben privé-scholen een functie. Het bedrag is volslagen onlogisch, want voor zo weinig geld kun je geen goed onderwijs aanbieden. De middenklassegezinnen, die hard werken om hun kinderen een goede toekomst te geven, zijn de dupe. Niet de regerings- of rebellenleiders, want die sturen hun kinderen naar goede buitenlandse scholen.’

Gevoelloosheid

Hoe reageren de kinderen zelf op het geweld en de politieke chaos, waarvan ze onschuldige getuigen zijn? Sherpa, die via haar projecten zo’n drieduizend kinderen bereikt, zegt dat kinderen op het platteland lijden aan ‘ernstige stress’. ‘We hebben te maken met minstens 1800 weeskinderen en duizenden kinderen die gruwelijke dingen hebben gezien. Ze krijgen geen steun van ouders of onderwijzers, want die zijn zelf getraumatiseerd. Een toenemend aantal kinderen wordt door zijn ouders met wat geld naar de hoofdstad of de Indiase grens gestuurd, in de hoop dat ze de oorlog zullen overleven. Het is een recept voor wanhoop en depressie.’

Volgens Dhital van CWIN leidt de situatie tot gevoelloosheid en gebrek aan levenslust onder kinderen. Zijn organisatie doet wat ze kan. Dhital: ‘We trainen hulpverleners op dorpsniveau, die gesprekken met de kinderen voeren. Verder geven we de dorpsscholen sportmateriaal, zodat de kinderen meer speelmogelijkheden hebben. We willen de kinderen motiveren om op school te blijven, in plaats van zich bij de rebellen aan te sluiten. Weeskinderen proberen we zoveel mogelijk aan een studiebeurs te helpen.’

Hoe ziet de toekomst eruit voor de huidige generatie jongeren, in een land waarin de kindertijd gezien wordt als een tijd van indoctrinatie en uitbuiting? Het laatste woord is aan Sarala (16), lid van de maoïstische studentenvereniging. Nadat soldaten haar onder bedreiging als informant hadden gebruikt, vluchtte ze twee jaar geleden naar de hoofdstad en woont nu in een CWIN-opvangcentrum. ‘Eerst moeten maoïs-ten en regeringsleiders vrede sluiten; en dan moeten alle mensen, oud en jong, en kinderen uit alle delen van het land, elkaar de hand geven en zeggen: “Wij zijn broers en zussen, dit is ons land, en we geven niemand meer de kans ons uit te buiten.” Dan wordt ons land een plek waar alle kinderen gelukkig kunnen zijn.’

Door Lucia de Vries

De meeste kindsoldaten sluiten zich niet aan uit politieke overtuiging, maar bij gebrek aan alternatieven.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content