Lezen dat horen en zien je vergaan. Achteraf in bed de slaap niet kunnen vatten, maar in trance verder variëren op het thema van het zonet verslonden boek. Als zestienjarige bezette ik de huiskamer nadat mijn ouders omstreeks halfelf gingen slapen. Alles was stil en ik kon me in de fauteuil ongestoord mee laten drijven op de conversaties van Aljosja met de fameuze starets Zosima, een charismatische monnik uit ?De Gebroeders Karamazov? van Fjodor Dostojewski. Ik identificeerde me met deze ontvankelijke jongeling, die de wijze woorden van de meester probeerde te vatten of te negeren terwijl zijn broers er maar op los leefden.
De cerebrale opwinding van goede conversaties, die mij toen voor het eerst bij Dostojewski te pakken kreeg, zou ik later op een even exemplarische manier ontmoeten in ?De Toverberg? van Thomas Mann. Ook hier vereenzelvigt de lezer zich spontaan met de naïeve verteller, Hans Castorp, en luistert hij in die hoedanigheid met rode oortjes naar het retorisch steekspel tussen Naphta en Settembrini.
Thomas Mann is één van die auteurs die mij naar de literatuur überhaupt en naar de Duitse in het bijzonder hebben toegezogen. Een klasgenoot met Duitse antecedenten maakte mij op diens oeuvre attent. Ik las ?Dood in Venetië? in één ruk uit en nadien al de andere romans en verhalen van Mann, uitgezonderd de Jozef-trilogie.
De esthetiserende, accurate stijl van Mann moet mij hebben bedwelmd. Ik herinner mij nog hoe ik tot half drie ’s nachts heb zitten lezen en hoe ik als het ware zat van vreugde naar bed trok. Voor de latente homoseksualiteit had ik geen oog, maar de platoniserende, verheven manier waarop Aschenbach de kleinste vingerwijzingen van zijn lieveling Tadzio ondergaat, bracht mij in hogere sferen. Tadzioe, wo bist du bleven ?
Toen besefte ik dat literatuur eigenlijk magie was die in al haar luciditeit de schrijver of de lezer dronken maakte, omdat hij de illusie kreeg van eindelijk het licht te hebben gezien. Kunst of literatuur kan waar zijn, maar haar waarheidsgehalte valt spijtig genoeg nooit te bewijzen.
Sinds die bijna mystieke leeservaringen, ben ik in de belletrie altijd op zoek geweest naar momenten van waarheid en heb ik een viscerale afkeer gekregen voor mooischrijverij zonder meer. Het pure maakwerk, hoe kunstig ook, liegt en zet vooral de maker in het zonnetje. Het authentieke kunstwerk verheldert en richt de blik liefdevol op de wereld in al haar fascinerende onpeilbaarheid.
Frank Hellemans
Uit de film Dood in Venetië van Luchino Visconti.