Kinshasa beleeft de nadagen van een regime. De internationale diplomatie kijkt met spanning toe. De Belgische evenzeer.

Voor de Zuid-Afrikaanse diamantgroep De Beers zit alles snor. Er komt stilaan een eind aan de diamantsmokkel uit Angola en Zaïre, die overigens vaak in Antwerpen eindigt. Maar smokkel verstoort de markt en dus ook de quasi-monopolistische controle die De Beers daarop heeft. In Angola is de smokkel het werk van de Unita-rebellen van Jonas Savimbi, die zo hun bloedige guerrilla financierden en met de steentjes altijd wegkonden via Zaïre, waar deze illegale handel werd gedoogd in ruil voor enig commissiegeld voor deze en gene. Dat kan spoedig ophouden, nu in Angola een definitieve vredesregeling in de maak is tussen Savimbi en de regering in Luanda.

En in Zaïre zelf waren het de baronnen van het regime die, naast het officiële, door De Beers gecontroleerde circuit, de illegale diamanthandel vanuit de mijnen in Kasaï organiseerden. Nadat de diamanthoofdstad Mbuji-Mayi vorige week in handen viel van de Alliance des Forces Démocratiques pour la Libération du Congo (AFDL) van Laurent Kabila, is ook daaraan een eind gekomen. Kabila en De Beers verstaan elkaar uitstekend. De Zuid-Afrikanen krijgen weer het volledige monopolie over de diamanthandel, Kabila krijgt, zeg maar, een voorschot op de concessies om zijn oorlog tegen het regime van president Mobutu Sese Seko verder te financieren.

EEN TEVREDEN MIDDENSTAND

In de zuidelijke provincie Shaba door Kabila’s Alliantie ondertussen al herdoopt tot Katanga worden evenzeer goede zaken gedaan. Als gevolg van de ineenschrompeling van de Zaïrese centrale staat had Shaba de voorbije jaren een steeds ruimere feitelijke autonomie verworven, het oog meer gericht op Zuid-Afrika dan op Kinshasa. Jarenlang had de mijninfrastructuur van de provincie te lijden onder verwaarlozing : het beschikbare geld werd niet geïnvesteerd maar afgeroomd, waardoor de productie van de koper- en kobaltmijnen terugviel tot een fractie van hun capaciteit. Al een tijdje waren evenwel contacten gelegd tussen de mijnmaatschappij Gécamines en buitenlandse (vooral Amerikaanse, Canadese en Zuid-Afrikaanse) investeerders.

Nu Kabila’s zege in de provincie het predatorische bewind uit Kinshasa belet nog langer in Katanga’s kassen te graaien, ontstaan weer interessante perspectieven voor de ontginning van de bodemrijkdommen. Hetzelfde geldt voor de eerder al ?bevrijde? gebieden in Oost-Zaïre, meer bepaald voor de exploitatie van goud en gas in Kivu. Zelfs in Uganda is de middenstand tevreden. In Kabilaland, afgesloten van de aanvoer uit het westen van het land, hebben ze nieuwe afzetmarkten gevonden voor hun waar.

En ondertussen zet de AFDL zijn opmars onstuitbaar verder. Na de val van Lubumbashi, de hoofdstad van Shaba, van de mijnstad Kolwezi en van Kananga, hoofdstad van West-Kasaï, nadert de Alliantie altijd maar dichter tot Kinshasa. Overigens kan een doortocht vanuit Kananga in westelijke richting de Alliantie niet al te veel problemen stellen : in die streek, tussen Kananga en Kikwit, had het mulelistische maquis in de jaren zestig zijn zwaartepunt. Het is vanuit een andere kern van dat links-nationalistische verzet tegen Kinshasa, in Uvira (Oost-Zaïre), dat Kabila zelf is voortgekomen.

Zo lijkt Kabila’s voorspelling dat hij in juni Kinshasa zou bereiken, dan toch helemaal geen bluf te zijn geweest. De lange communicatie- en ravitailleringslijnen, die helemaal tot het hoofdkwartier in het oostelijke Goma en nog verder, tot in Rwanda en Uganda lopen, blijken geen onoverkomelijke problemen te stellen voor de AFDL-troepen. Maar die kunnen bij de lokale bevolking dan ook op veel sympathie rekenen, terwijl ze nauwelijks op enige weerstand van betekenis stuiten vanwege het Zaïrese leger, de Forces Armées Zaïroises (FAZ), dat zich bij het naderen van de AFDL, als gebruikelijk, beperkt tot plunderen en wegvluchten.

DAAR IS NOORD-KOREA

Dat scenario heeft zich andermaal herhaald in Mbuji-Mayi en Kananga. Alleen rond Lubumbashi heeft de Division Spéciale Présidentielle (DSP) enige tijd weerstand geboden, maar al bij al bleek zelfs deze gevreesde elite-eenheid van Mobutu een maatje te klein voor de Alliantie. De eind vorig jaar ingevlogen Servische huurlingen hebben de president wel enkele miljarden gekost, maar ze hebben de krijgskansen geenszins kunnen doen keren. Na de val van Kisangani was hun rol geheel uitgespeeld. Ze zouden zich nu hebben teruggetrokken rond Gbadolite, Mobutu’s residentiestad in het uiterste noord-westen van het land. Als ze al niet gewoon naar huis zijn gegaan.

Volgens sommige berichten strijden wel Unita-eenheden aan de kant van de FAZ, terwijl de Amerikaanse krant The Boston Globe berichtte dat Mobutu kan rekenen op wapenleveringen uit Noord-Korea, maar veel verschil heeft dat alles (nog ?) niet gemaakt. Ook China zou de belegerde president ter hulp zijn gesneld, wat wel ironisch is, aangezien Peking in de jaren zestig de belangrijkste sponsor was van de revolutionaire guerrilla waartoe ook Kabila indertijd behoorde.

Maar nog altijd schijnt Mobutu de bodem van zijn trukendoos niet te hebben bereikt. De installatie van een noodregering, geleid door viersterrengeneraal Likulia Bolongo, is daar de meest recente van. Het gaf hem meteen de gelegenheid om eeuwige oppositieleider Etienne Tshisekedi, die alweer, net als in 1992, slechts eventjes premier mocht zijn, weer wat verder te discrediteren. Door het premierschap te aanvaarden, had Tshisekedi het zowel bij Kabila als bij zijn eigen achterban van de radicale oppositie verkorven als ?collaborateur? van Mobutu.

Tshisekedi’s poging om het tegendeel te laten blijken door het overwegend uit Mobutugetrouwen bestaande overgangsparlement naar huis te sturen, zorgde alleen voor nog meer politiek geharrewar. En uiteindelijk was het de vorige premier, Léon Kengo wa Dondo, die de macht formeel aan generaal Likulia overdroeg, alsof er nooit een interim-Tshisekedi was geweest. Alleen met het organiseren van riskante, want wegens de noodtoestand verboden protestacties begin deze week, kon de politieke oppositie in Kinshasa proberen aan te tonen dat ze nog wat te betekenen heeft, noodtoestand of niet.

Want meer en meer beseft die oppositie dat zij met het verscherpen van het antagonisme tussen Mobutu en Kabila tussen twee stoelen dreigt te vallen. Een vloeiende overgangsregeling zou meer politieke ruimte scheppen en daarvoor is het verdwijnen van Mobutu essentieel. Maar de president die zaterdag nog een ultimatum van de onbeleefde Kabila van de hand wees lijkt op een krachtproef aan te sturen, in de hoop de AFDL tot concessies te dwingen. Toch is Kabila de oppositie niet principieel ongenegen. De nieuwe gouverneurs die hij aanduidde voor de provincies Boven-Zaïre en Oost-Kasaï zijn tenslotte prominenten van Tshisekedi’s partij UDPS, wat erop wijst dat hij tot een machtsdeling bereid is. Bovendien neemt de Alliantie zich voor om een jaar na het verdwijnen van het Mobuturegime verkiezingen te organiseren.

WACHTEN AAN DE STROOM

Ondertussen heeft Kabila bij de buitenlanders in Kinshasa grote onrust verwekt door hen op te roepen om het land zo snel mogelijk te verlaten. Het was eenvoudig wat hij daarmee bedoelde : mocht de Alliantie als gevolg van de onverzettelijkheid van Mobutu verplicht zijn Kinshasa militair in te nemen, dan bestaat het risico dat daarbij, al dan niet opzettelijk, slachtoffers vallen onder de buitenlandse bevolking. Dat zou onvermijdelijk een interventie provoceren vanwege de enkele duizenden Amerikaanse, Franse en Britse soldaten die in Congo-Brazzaville gelegerd zijn.

Zo’n interventie kan de Alliantie missen als kiespijn, omdat ze hoe dan ook de politieke situatie in Kinshasa zou bevriezen : Mobutu kan ermee tijd winnen, de AFDL zou in haar opmars worden gestuit en van zo’n schemerzone is de uitkomst altijd onduidelijk. Want het lijdt geen enkele twijfel dat de buitenlandse troepen van de overkant van de Kongostroom zo nodig de grote middelen zullen inzetten en schieten op alles wat beweegt om hun landgenoten te ontzetten. Vooral de Amerikanen zijn opvallend talrijk en met zwaar materiaal aanwezig. Rond 1 mei vertrekt nog een oorlogsbodem, de USS Kearsarge, vanuit de VS naar de West-Afrikaanse kust, waarbij het niet duidelijk is of de Kearsarge het schip dat daar nu al ligt, de USS Nassau, moet vervangen dan wel versterken.

En wat dóen al die troepen daar in Brazzaville eigenlijk ? Zelfs de Belgische minister van Defensie, Jean-Pol Poncelet (PSC), heeft zich vragen gesteld naar de reden van de massale Amerikaanse wapenontplooiing. Maar ook België zelf heeft ondertussen al zevenhonderd man op het terrein, waarbij Poncelet zich al zorgen maakt over het gebrek aan zwaar transportmateriaal. Het verlies van een C-130 vorig jaar bij een crash in Eindhoven laat zich voelen. België heeft ter vervanging al het oog laten vallen op een Hercules van godbetert de Sudanese luchtmacht, maar die koop is nog niet rond.

In de officiële verklaringen bestaat nochtans weinig dubbelzinnigheid. Eens Mike McCurry, de woordvoerder van de Amerikaanse president, liet weten dat Mobutu beter vandaag dan morgen ophoepelde (een verklaring die hij achteraf wat milderde), voelde ook de Belgische minister van Buitenlandse Zaken Erik Derycke (SP) zich niet langer gehinderd om het Zaïrese bewind als een onduldbare militaire dictatuur te schandvlekken. Niet dat Derycke daarmee iets nieuws vertelde Zaïre is nooit echt een voorbeeldige parlementaire democratie geweest , maar een Belgisch minister moet nu eenmaal op eieren lopen om de landgenoten in Zaïre niet in gevaar te brengen. Ook Frankrijk liet, in wat besmuikter termen, verstaan dat Mobutu toch best eens met Kabila ging praten.

Het was niet afgesproken dat Washington, Brussel en Parijs zich op zowat hetzelfde tijdstip in dezelfde zin zouden uitlaten. Wat werd gezegd, is tenslotte niet meer dan een bevestiging van de feiten : dat het Mobututijdperk zijn beste dagen wel heeft gehad. Het is alleen nog een kwestie van tijd en uitkijken hoe de transitie haar beslag zou krijgen.

ONDERTUSSEN IN HET BOS

En daarin kan ook nog voor België een delicaat moment aanbreken. Het valt niet uit te sluiten dat het fin-de-régime zich in Kinshasa met een bloedbad voltrekt de Rwandese genocide van 1994 is een waar spookbeeld geworden, met deze keer de laatste Mobutugetrouwen in de rol van de massamoordenaars. Minister Poncelet heeft de vraag al opgeworpen : wat moeten meer bepaald de Belgische para’s in Brazzaville in dat geval doen ? Van aan de oever van de stroom met gekruiste armen toekijken ? Hun mandaat is immers uitdrukkelijk beperkt tot het evacueren van in problemen verkerende Belgen. De minst spectaculaire oplossing zou ook de eenvoudigste zijn : dat de Amerikanen dat boeltje maar regelen, ze hebben toch genoeg gerief bij de hand.

Een ander delicaat probleem voor de Belgische regering betreft het lot van de enkele tienduizenden vluchtelingen die zich ten zuiden van Kisangani bevinden. Het gaat om Hutu-vluchtelingen uit Rwanda, van wie wordt vermoed dat zich onder hen de ergste massamoordenaars van de genocide op de Rwandese Tutsi’s bevinden. Ook in Zaïre hebben ze lelijk huis gehouden, terwijl ze nu nog de schaarse voedselvoorraden als eersten voor zichzelf opeisen, ten nadele van hun gezinsleden en de andere zwakkere vluchtelingen. Geen wonder dat de Banyamulenge, de Zaïrese Tutsi’s die deel uitmaken van Kabila’s Alliantie, hen niet al te veel faveurs willen gunnen.

Tot ongenoegen van de Amerikaanse regering is het televisiestation CNN de jongste week uitvoerig hongerende Hutu-kindjes aan het filmen in de regio, schrijnende beelden met een voorspelbaar effect op de publieke opinie. Het resultaat daarvan is een plan van het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (HCR) om deze miseriemensen met een luchtbrug naar Rwanda terug te brengen. Het is evenwel nog niet zeker of de gerepatrieerden vanuit Kisangani naar Goma, aan de grens met Rwanda, dan wel rechtstreeks naar Kigali zullen worden gevlogen.

Bovendien kampt het HCR met een gebrek aan materiaal. Als het afhangt van de Belgische staatssecretaris Reginald Moreels (CVP), die zich het lot van deze vluchtelingen fel heeft aangetrokken, ligt hier een taak weggelegd voor de Belgische troepen, vooral de C-130’s, die zich nu in Brazzaville bevinden. Maar daarover heeft de Belgische regering nog geen enkele beslissing genomen ; voor haar kan zoiets alleen in een internationaal kader en op voorwaarde dat de toestand in Kinshasa is gestabiliseerd. Bovendien blijft het nog de vraag wat er moet gebeuren met de Hutu’s die, omwille van hun rol in de genocide, niet willen terugkeren. Kan Zaïre op lange termijn belast blijven met de aanwezigheid van revanchistische militieleden, voor wie een mensenleven, Rwandees of Zaïrees, van weinig tel is gebleken ?

Ondertussen is Moreels wel afgestapt van zijn moralistisch-afkeurende houding tegenover het AFDL, die in de regio, tot afgrijzen van de Belgische diplomatie, wel vaker als een pro-Mobutu-standpunt is geïnterpreteerd. Vorige week zocht zijn kabinet contact met het AFDL. En dat omvatte méér dan zomaar een telefoontje : er is een heuse missie in de regio op stap. Moreels drong aan op continuïteit in de rol die de Belgische, overwegend katholieke niet-gouvernementele organisaties in de regio kunnen spelen. Want nieuwe meesters, nieuwe wetten. En voor NGO’s geldt hetzelfde als voor in bodemrijkdommen geïnteresseerde zakenlui : wie er op tijd bij is, kan de beste concessies krijgen.

Marc Reynebeau

Generaal Likulia : even tijd winnen voor het regime.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content