Haar vader was verkoper, haar moeder werkte als meid bij een pastoor. Ze lieten haar handelssecretariaat volgen. Maar Yolande had andere dromen, daar in Brussel. Begin jaren zestig, al lang voor de mode overwaaide uit Londen, breide ze rokjes zo kort dat je ze amper zien kon. Ze wilde modeontwerpster worden. Maar toen liep ze tijdens een vakantie in Antwerpen de man tegen het lijf die vanwege zijn force de frappe bij het gerecht als Asterix bekend stond. Het was 1968, en hij koos voor een carrière als nozem. Zijn vrouw en zijn twee kinderen konden hem gestolen worden. En toch : hij kon hen niet missen. Negen keer is ze van hem weggelopen. Acht keer heeft hij haar teruggevonden.
Ze leerde Micheline kennen, die ?het trottoir deed” aan de Brusselse Botanique. ?Als zíj het kon, ik ook. En tenslotte was ook mijn oma prostituee geweest. Ik was eenentwintig en ik kon beginnen.” Van Luxemburg ging het naar Den Haag en uiteindelijk belandde ze opnieuw in Antwerpen. Ze leerde een nieuwe man kennen, die later als ?de seksbaron van Brasschaat” de kranten haalde. Hij werd vermoord en het was haar schuld, zegt Yolande, dat hij zo ontspoord was. ?Voor je het weet, zit je tot aan je nek in zo’n milieu. Maar voor mij zijn die mannen altijd heel tof geweest. En er is niemand meer die me nog bang maakt.”
Als prostituee heeft ze nooit veel gewerkt. Maximaal zes tot acht uur per dag, nooit meer dan twaalf tot vijftien dagen per maand. Er waren tijden dat ze goed geld verdiende. Maar ze had zichzelf beloofd te stoppen op de dag dat haar zoon in militaire dienst zou gaan. En die belofte heeft ze gehouden.
Ze voelde zich kil als marmer. En was van het dominante type. Was ook een kind toen ze er aan begon. ?En ik bleef kind tot ik eruit ging. Pas later kwam de grote liefde. Al is die nog grotendeels platonisch.” Ze zoekt graag het gezelschap op van transseksuelen en travestieten. En ook aan haar vroegere klanten heeft ze een paar fantastische vrienden overgehouden.
Ze heeft nog ?de plezante tijd” meegemaakt. En zelfs een restaurant gehad, op het Falconplein. Haar luxueuze appartement kon ze niet meer betalen. Ze woont nu in het hartje van de rosse buurt en het lot van haar ex-collega’s gaat haar nog steeds ter harte. ?De klanten van vroeger zoeken het bij call girls en escortes. In de plaats kwamen kleine herrieschoppers. En de meisjes worden door de eigenaars van de panden steeds meer als slaven behandeld.”
In ’88 was ze een van de initiatiefnemers van Payoke, een opvangvereniging voor prostituees. Yo stond voor Yolande, pa voor Patsy Sörensen. Die heeft het intussen dankzij Payoke in Antwerpen tot schepen voor Burgerlijke Stand en Emancipatiezaken gebracht. ?En nu gaat ze voor mij lopen,” zegt Yolande. ?Letterlijk. Ik ben van nature al zeer wantrouwig. Wat met Payoke is gebeurd, heeft me nog maar eens gelijk gegeven.”
Ze is ondertussen zelf gaan studeren voor sociaal-assistent. Met succes. Sinds vorig jaar heeft ze een nieuwe vereniging opgezet die prostituees onder meer uit de administratieve rompslomp moet helpen. ?Niet dat ik me beter voel dan de anderen, maar ik heb wel wat ervaring door te geven aan jongeren.” Naast de deur, in het theater De zwarte Komedie, werkt ze ondertussen driftig mee aan de jaarlijkse travestietenrevue. Ze zou ooit nog eens een boek willen schrijven : ?Autopsychanalyse d’une péripatéticienne”. Maar haar ultieme droom blijft een tehuis voor oudere prostituees. ?Jongere prostituees die willen stoppen zouden daar kunnen komen werken. Het hele jaar door zullen we daar aan een revue kunnen werken. Ze zullen komen kijken, van heinde en verre.”
M.B.