Met de dood van Yasser Arafat op 11 november breekt een nieuw tijdperk aan voor het Midden-Oosten.

© The Economist – Vertaling-bewerking: I.V.D.

De eerste dagen na de dood van Yasser Arafat leek de eenheid onder de Palestijnen groot. Hun verdriet om het overlijden van de ‘Oude Man’, vier decennia lang hun leider, was intens en maskeerde de machtsstrijd tussen de verschillende groeperingen. Maar nu Arafat door de wereldleiders in Caïro en nadien door zijn volk in Ramallah een laatste eerbetuiging kreeg, moet er weer geregeerd worden.

Speculaties over wie de macht zou overnemen, deden al langer de ronde. Arafat was de president van de Palestijnse Autoriteit, maar ook de leider van de verzetsbeweging Al-Fatah en van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO). Drie Palestijnse kopstukken zullen die functies overnemen. Premier Ahmed Korei, ook Abu Alaa genaamd, zal de Palestijnse Autoriteit aanvoeren. Ex-premier Mahmoud Abbas of Abu Mazen, wordt leider van de PLO. De hardliner Farouk Kaddoumi, de huidige minister van Buitenlandse Zaken van de PLO, komt aan het hoofd van Al-Fatah.

Voor de Palestijnen fungeert de PLO als hoogste gezagsorgaan. Bijgevolg krijgt Abbas zeggenschap over Korei. Of Abbas en Korei echter over voldoende gezag en aanhang beschikken om hun volk ook daadwerkelijk te leiden, valt nog te bezien.

Politiek leunen ze heel dicht bij elkaar aan. Beiden willen een machtsverdeling tussen de PLO en de Palestijnse Autoriteit. Ze kanten zich ook tegen de gewelddadige Palestijnse intifada van de jongste vier jaar en tégen de aanslagen op Israëlische burgerdoelwitten. Bovendien zouden ze allebei graag nieuwe onderhandelingen met Israël aanvatten, op basis van het internationaal ‘stappenplan’.

Abbas en Korei staan echter zeer zwak, niet het minst binnen Al-Fatah. Ooit kon Mahmoud Abbas nochtans rekenen op de volle steun van de jonge generatie van Fatah-leiders, onder wie de voormalige veiligheidschef Mohammed Dahlan evenals Marwan Barghouti, de populairste leider na Arafat, die momenteel in Israël een straf uitzit van vijfmaal levenslang. Barghouti steunde Abbas vanuit zijn cel, toen die vorig jaar zes maanden lang premier was. Maar Abbas’ beperkte macht ontgoochelde hem algauw. Abbas slaagde er maar niet in een positie te verwerven tegenover de Israëlische premier Ariel Sharon, tegenover de Amerikaanse president George W. Bush en tegenover Arafat zelf.

Ook van de oude garde binnen Al-Fatah krijgen Abbas en Korei maar beperkte steun. Voor hen betekent Arafats dood een voorspel van hun eigen ondergang. Tussen de oude en de nieuwe generatie Palestijnse leiders woedt bijgevolg een hevige machtsstrijd. Door hun jarenlange ballingschap in Tunesië worden de ‘oudere’ vertrouwelingen van Arafat door de jongeren als outsiders beschouwd. De ‘jeugd’, die bestaat uit aanhangers van Barghouti, wil de ouderen van de macht verdrijven en stuurt aan op rechtstreekse verkiezingen om de nieuwe president van de Palestijnse Autoriteit aan te duiden. De woordvoerder van het Palestijnse parlement, Rahwi Fattuh, werd inmiddels beëdigd als interim-president tot de presidentsverkiezingen, die vermoedelijk op 9 januari 2005 zullen plaatsvinden.

De verkiezingen kunnen rekenen op de goedkeuring van de publieke opinie. De meerderheid van de bevolking zou ook lokale en parlementaire verkiezingen willen. Zelfs de aanhangers van radicale groeperingen als Hamas en de Islamitische Jihad staan achter de verkiezingsplannen – ze hopen zelfs dat de islamisten en de seculiere partijen één front zullen vormen tijdens de voorbereidingen. Abbas en Korei lieten wel weten geen stappen te ondernemen om de ‘gewapende intifada’ te stoppen.

Een staakt-het-vuren

De dood van Arafat kan volgens sommigen leiden tot nieuwe stappen in het vredesproces in het Midden-Oosten. Een aantal Palestijnen vraagt daarbij hulp uit het buitenland. Ook de leiders uit buurlanden, zoals de Egyptische president Hosni Mubarak, zetten zich in om tot een doorbraak te komen. Mubarak zoekt steun bij de Amerikaanse president George W. Bush. Die zou premier Sharon ervan moeten overtuigen zijn unilaterale plan voor terugtrekking uit de Gazastrook om te zetten in een bilaterale onderhandeling met de nieuwe Palestijnse leider, zodra die verkozen is. Een staakt-het-vuren tussen Palestijnen en Israëli’s kan de basis vormen voor zo’n kentering.

Volgens Mubarak zouden Al-Fatah en Hamas instemmen met een bestand. Ook Abbas en Korei gaan akkoord. Onzekere factor blijft echter Sharon. Hij heeft zich altijd al tegen een bestand verzet. Voor hij over wat dan ook onderhandelt, wil hij de Palestijnse verzetsstrijders ontwapenen. Abbas probeerde die eis in te willigen toen hij premier was, maar boekte geen succes. Nu hebben zowel hij als Korei nog minder macht dan toen. Of het bestand er komt, is dus lang niet zeker.

In Israël heeft de dood van Arafat tot een vreemde eendracht geleid. Zowel Yossi Beilin, vroeger architect van de Oslo-vredesakkoorden, als Benjamin Netanyahu, de minister van Financiën van Likoed, hebben Sharon gevraagd zijn plan voor terugtrekking te herbekijken. Nu Arafat overleden is, zou Israël kunnen proberen met de nieuwe Palestijnse gesprekspartner tot een overeenkomst te komen. Ook Israëlische generaals en diplomaten dringen bij Sharon aan op tegemoetkomingen tegenover de hervormingsgezinde opvolgers van Arafat, door bijvoorbeeld gevangenen vrij te laten. Maar Sharon steigert van dat soort ideeën. Hoewel hij niet ontkent mogelijk op een historisch keerpunt te zijn aanbeland, verwerpt hij nog steeds elke dialoog. Sharon blijft erbij pas te willen onderhandelen als de terreur wordt ingedijkt. Eerst wil hij trouwens afwachten om te zien hoe het evolueert tussen de Palestijnen onderling.

Bovendien kampt de Israëlische premier zelf met ernstige machtsproblemen. Aanleiding is de goedkeuring door het parlement van zijn plan om volgend jaar de Gazastrook te verlaten. Hij bereikte de noodzakelijke meerderheid dankzij de steun van de linkse Arbeiderspartij vanuit de oppositie. Voor de realisatie van het plan moeten de verschillende fases van uitvoering echter nog elk afzonderlijk door de regering worden goedgekeurd. De Nationale Religieuze Partij (NRP), de partij van de joodse kolonisten die zich sterk tegen een terugtrekking verzet, stapte vorige week al uit de regeringscoalitie. Daardoor beschikt Sharon nog slechts over een minderheid in het parlement, wat zijn leiderschap kan doen wankelen. Het dossier heeft ook zijn eigen Likoedpartij sterk verdeeld en bracht zijn positie als premier in het gedrang. Sharon zou zijn macht kunnen versterken door de Arbeiderspartij met zijn vriend Shimon Peres aan het hoofd, weer aan boord te nemen. In het slechtste geval kan hij vervroegde verkiezingen uitschrijven.

Maar de echte strijd zou zich voor Sharon nog elders afspelen. Wie ook de nieuwe Palestijnse leider wordt, hij zou pas instemmen met een terugtrekking uit Gaza op voorwaarde dat er ook een grotere terugtrekking volgt op de Westelijke Jordaanoever. Volgens het internationale stappenplan moet dat de oprichting van een leefbare Palestijnse staat mogelijk maken. Sharon wil wel uit Gaza wegtrekken, maar staat erop de helft van de Westelijke Jordaanoever te blijven controleren. Sharon kan het Palestijnse volk echter niet langer op dezelfde manier negeren als Golda Meir dat ooit deed. In 1969 zegde de toenmalige Israëlische premier dat de Palestijnen als historisch volk ‘niet bestonden‘, wat later werd omgevormd tot de uitspraak dat ‘ze niet bestaan‘. Ariel Sharon weet wel degelijk dat de Palestijnen bestaan. Maar of hij de eisen die ze stellen, wil inwilligen, zal de toekomst moeten uitwijzen.

Copyright The Economist. Vertaling: I.V.D.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content