Het vermogen van de partikulieren in België benadert het bedrag van 40.000 miljard frank. De rijkdom van dit land, een poging tot balans.

DE partikulieren in België hebben een vermogen van 39.250.000.000.000 frank (in 1994). Op zijn minst, want over een deel roerende goederen, zoals goud, diamanten of juwelen, bestaan geen schattingen, en moeten toch ook fortuinen vertegenwoordigen. Die vermogensmassa, met al zijn nullen, overstijgt elk normaal rekenbegrip. Onthou dus : het privé-vermogen van de partikulieren in België is 40.000 miljard frank groot (of 40.000.000 miljoen). De wetenschap dat België een arm land is met rijke burgers blijkt te kloppen.

Het privé-vermogen is nagenoeg met niets vergelijkbaar. Het beloopt 10 keer de jaarlijkse loonmassa, goed 5 keer het bruto binnenlands produkt (BBP) en 4 keer de globale staatsschuld. Straks schrijft de financieel noodlijdende regering de Belgen voor volgende jaar een nieuwe besparingsinspanning voor van rond de 100 miljard frank. Een bescheiden bedrag, vergeleken bij het totale vermogen. Maar gezinsvermogen is natuurlijk nog wat anders dan beschikbaar gezinsinkomen. En het is natuurlijk ook niet zo dat elk van de vier miljoen gezinnen over een vermogen van 10 miljoen beschikt.

De vermogensbalans van de partikulieren in België is het resultaat van een journalistieke wandeling in cijferland, bij tientallen instellingen en banken. Een raming van vermogens, het blijft een hachelijke onderneming. Er zijn weinig cijfers beschikbaar, andere zijn verouderd, en vaak werden de cijfers op een verschillende manier samengesteld. Daardoor dreigt het gevaar van dubbeltellingen. Heel veel partikulieren beleggen getrapt, bijvoorbeeld in beleggingsfondsen die de hun toevertrouwde middelen investeren in ondernemingen, overheidspapier of in het buitenland.

Er is weinig studie over de vermogens. Onder leiding van Peter Praet publiceert de Generale Bank er bij gelegenheid over ; dat vormt dan de uitzondering. En dan richt dat werk zich nog hoofdzakelijk op bankgebruik. Immers, “een betere kennis van het gezinsvermogen is onontbeerlijk voor een juiste evaluatie van de behoeften van het kliënteel. De bankier moet over een korrekte analyse van de vermogenssfeer beschikken om de beleggingen van zijn kliënten te kunnen optimalizeren. “

Het journalistieke cijfer van 40.000 frank is niettemin hanteerbaar. Al zullen ekonomisten en statistici wellicht tot andere (wetenschappelijke) konklusies komen. Maar ook onder mekaar blijven zij twisten en hanteren zij grote foutenmarges.

GELD IN HUIS.

De Belgen sparen niet meer als vroeger in de kous onder de matras. Biljetten (van de Nationale Bank) en munten (van de schatkist) namen veertig jaar geleden nog een kleine 20 procent van het financiëel vermogen in. Nu heeft het chartaal geld veel van zijn belang verloren. De partikulieren tonen zich tegenwoordig gevoeliger voor het rendement van de beleggingen, en de kredietinstellingen die hun deuren ook wijd openzetten voor de bescheiden spaarders, laten niet na hen aan te zetten tot beleggen. Bovendien groeide het girale geldgebruik met de bankchecks snel aan, en met het elektronisch betaalverkeer is het hek nu volledig van de dam.

Toch heeft het gemiddeld Belgisch gezin nog zo’n 100.000 frank cash in huis : ongelooflijk veel in vergelijking met andere landen. Maar dit gemiddelde verbergt een zekere koncentratie van de biljetten, terwijl “in huis” net zo goed kan betekenen : in een blankkluis. Want het oppotten van biljetten heeft bijna alles te maken met het zwarte geldcircuit. Zo schijnen mensen bij de Nationale Bank er zich over te verwonderen dat er te weinig afgeschafte biljetten van 5.000 frank terugkeren naar ze vermoeden omdat sommigen niet met alle cash-zwart durven (kunnen) bovenkomen.

De Belgen zijn harde spaarders. Twintig procent van hun inkomen zetten de gezinnen opzij. Wat enorm veel is in vergelijking met bijvoorbeeld (het als zuinig bekende) Nederland, waar de gezinnen slechts 2 tot 3 procent sparen. De hoge Belgische spaarquote vormt zelfs een probleem, in het gemiddeld gezin gaat het namelijk om voorzorgssparen. En bijgevolg om schrik voor werkloosheid, voor krisis en voor de toekomst. Als gevolg daarvan ligt de konsumptie te laag om de ekonomische heropleving echt te ondersteunen.

Tien miljoen Belgen, van borelingen tot hoogbejaarden, bezitten samen 19 miljoen spaarboekjes, waarop zij 2.400 miljard frank fiskaal vrijgesteld laten renderen. Beleggen in aandelen in ondernemingen blijft voor de gemiddelde gezinnen weinig populair, maar het gebeurt wel onrechtstreeks via kollektieve beleggingsfondsen al verloren die wegens weinig schitterende resultaten een stuk van hun prestige. Overheidspapier blijft zeer in trek. Ondanks de grote staatsschuld twijfelen weinigen aan de kredietwaardigheid van de overheid.

EIGEN HAARD.

Tot 1981 was het vastgoedvermogen het belangrijkste bestanddeel van het gezinsvermogen. Daarna neemt het belang ervan snel af. Dat is een gevolg van de rentestijging, die financiële beleggingen aantrekkelijker maakt, van wetsbepalingen tegen de grondspekulatie en van de beperking en zelfs de blokkering van de huurprijzen. Gronden zijn spekulatiever van aard dan woningen. Veel partikulieren bouwen of kopen hun huis, villa of appartement niet met het oog op de opbrengst ervan, door verhuring of spekulatieve herverkoop. Van na de Tweede Wereldoorlog en zeker tot het begin van de jaren tachtig lag in het bouwen van de eigen woonst het ideaal bij uitstek van de gezinnen. De overheid steunde het bouwen via allerlei financiële stimuli, waaronder de historische wet-De Taeye. Zelfs vakantieverblijven aan de kust worden niet altijd aangekocht bij wijze van belegging, maar dienen alvast deeltijds voor eigen familiegebruik. Volgens de jongste tellingen beschikt België over ruim 3,8 miljoen woningen (flats…), dat is bijna één voor elk gezin. De Belg heeft een baksteen in de maag, zegt de volksmond, en terecht. Van alle gezinnen is 62 procent eigenaar van de eigen woning. In Nederland heeft 47 procent van de gezinnen een eigen huis en in het westerse deel van Duitsland slechts 42 procent. Daarentegen ligt het woningbezit in Zuid-Europa in Griekenland, Italië en Spanje , beduidend hoger dan in België.

De privé-pensioenregelingen vormen een opgebouwd vermogen. Die stelsels “kapitalizeren” namelijk de gelden, ze liggen ergens belegd. Het wettelijk pensioen, nochtans een recht op een toekomstig inkomen voor de meerderheid der Belgen, mag evenwel niet als een vermogen beschouwd worden. De uitbetaalde pensioenen komen niet uit een pot of kas, maar rechtstreeks van de sociale bijdragen van de huidige aktieven. Aldus ressorteert het pensioenrecht niet onder de noemer vermogen, maar is het een recht op een deel van het arbeidsinkomen van de toekomstige werknemers.

ZILVERWERK.

De grootste problemen bij de inventarizatie van het vermogen van partikulieren of gezinnen geven natuurlijk de roerende goederen. Wat is de inboedel van een woning waard ? Veel voor de verzekeringsmaatschappij, die de premies van de brandverzekering berekent. Weinig voor de notaris, die de fiskus zo weinig mogelijk van de nalatenschap gunt. De regel die vele verzekeringsmaatschappijen hanteren, is nog het makkelijkst : de inboedel, meubels en ander gezinsbezit, weegt 40 procent van de waarde van de woning. Voor de bewoners van die woning hebben “hun spullen” niet het minst belangrijkz onderdeel van hun patrimonium uiteraard een veel hogere emotionele waarde.

De emotionele en de werkelijke waarde van een auto loopt even zeer uiteen, omdat de aankoop van een wagen nu voor gemiddeld een half miljoen frank zwaar op vele gezinsbudgetten weegt. Op Belgiës wegen rijden 4,2 miljoen personenwagens, goed 3 miljoen daarvan zijn privé-bezit. Iets minder dan de helft van de auto’s is (ten minste) tweedehands en de gemiddelde leeftijd van het hele wagenpark bedraagt 6,5 jaar misschien stuwen de old-timers dat gemiddelde wat te hoog. Auto’s verliezen snel hun waarde, zodat het roerend vermogen “autopark” niet boven de 500 miljard frank komt, al beantwoordt dit aan een konservatieve minimumraming. Overigens betekenen tweewielers nog heel wat. In het land rollen 200.000 motoren, vaak dure tuigen. Voorts zijn er 400.000 bromfietsen en 3,6 miljoen fietsen.

Het inventarizeren van privé-vliegtuigen en jachten heeft weinig zin. Zoals een insider bekent, werden de meeste pleziervaartuigen van Belgen om fiskale redenen in het buitenland geregistreerd. Belgen liggen onder buitenlandse vlag van Breskens tot de Côte d’Azur. Maar om vermogen gaat het zeker.

Een groot vermogensbedrag mag worden vermoed achter het bezit van goud, zilver (tafelzilver…), diamanten en juwelen. Telefoontjes daarover naar wat belangenverenigingen uit die sektoren botsen op antwoorden, die gaan van een zuchtend “onbegonnen werk” tot een schamper “eigenaars zouden goed gek zijn dat aan onze neus te hangen. ” Kunstwerken, antikwiteiten en waardevolle boeken zijn evenmin inventarizeerbaar. Die vermogensrubriek blijft een en al schemerzone, al moet ze ver uitstrekken.

Hoe het vermogen over de partikulieren verspreid ligt, is niet bekend. België werkt namelijk niet met een vermogenskadaster, en om kapitaalvlucht te vermijden, zullen de politici zich niet snel aan dat instrument wagen. Bijgevolg valt de geregeld opduikende diskussie over de invoering van een vermogensbelasting te vergelijken met de waarneming van het monster van Loch Ness.

Ramingen van professor emeritus Max Frank, fiskalist en inspekteur-generaal van Financiën in september 1994 (in een artikel ter verdediging van de vermogensbelasting in het “Dokumentatieblad van het ministerie van Financiën”) leren dat de 30 procent rijkste gezinnen 78,4 procent van het totale patrimonium bezitten ; 21,6 procent is over de andere 70 procent van de gezinnen verspreid. Een onevenwichtige balans, maar toch het resultaat van een “nivellering” in de loop van de twintigste eeuw : rond het jaar 1900 bezat de rijkste één procent van de bevolking ongeveer driekwart van het totale privé-vermogen.

Sommige statistici willen nog een human capital in hun vermogensbalansen integreren : de waarde van de mens. Verzekeringsmaatschappijen weten dat inderdaad te berekenen, bij een dodelijk ongeval, bijvoorbeeld. Daarbij blijkt dan dat een bedrijfsleider meer waard is dan een werkloze.

LOON NAAR WERK.

Geld maakt geld. De financiële wereld is wel bevolkt met nerveuze lui, maar een lage inflatie de “koopkracht” van het kapitaal blijft vrij intakt en een hoge reële rentevoet van rond de 4 procent, scheppen geen krisis in beleggersland.

De ongelijke vermogenspreiding is vooral een gevolg van erfenissen. Slechts zeer weinig Belgen kunnen zelf een groot vermogen bij mekaar werken. De recentste cijfers van het Nationaal Instituut voor de Statistiek, die van oktober 1994, leren dat de gemiddelde brutowedde van de mannelijke bediende 110.098 frank beloopt. Na aftrek van zijn sociale zekerheidsbijdragen (13,07 procent) en van de bedrijfsvoorheffing krijgt hij daarvan op zijn bankrekening rond de 60.000 frank (in een gezin met twee kinderen : 65.000 frank netto als vrouw niet werkt, 58.000 frank indien de echtgenote een beroepsinkomen heeft). De gemiddelde brutowedde van de vrouwelijke bediende ligt met 72.784 frank een stuk lager dan die van de mannen, het netto-inkomen bijgevolg ook. Het is inderdaad niemand onbekend dat de belastingen op arbeid zwaar doorwegen.

Het bedrijfsleven betaalt zijn topmensen natuurlijk hoge lonen uit, al kent België op dat vlak niet de “Amerikaanse toestanden”. Erg spraakzaam tonen de ondernemingen zich over deze materie niet en weinigen brengen de loslippigheid op van, bijvoorbeeld, John Goossens, de nieuwe baas van het autonoom overheidsbedrijf Belgacom, die zegt een jaarsalaris van 25 miljoen frank te verdienen.

De Nationale Bank maakte de makro-ekonomische berekening voor 1994 : de 2.055.000 loontrekkende Belgen verdienden samen 4.113 miljard frank, belastingen en hun sociale zekerheidsbijdragen en die van hun werkgever inbegrepen ; het ondernemersinkomen van de 690.000 zelfstandigen werd vastgesteld op 828 miljard frank.

In die 40.000 miljard frank aan privé-vermogen schuilt flinkt wat zwart geld. In de tegoeden in het buitenland, bijvoorbeeld, of in de niet-meetbare roerende goederen, maar ook in de andere rubrieken van de balans. Professor Max Frank schat het “zwarte vermogen” op 30 procent van het totaal. Ter vergelijking : Gaston Geens, die zich daar als senator over boog, plakte op de jaarlijkse fiskale fraude het cijfer 450 miljard frank.

Wie zijn de grote rijken in België ? Er bestaan wel (privé-)publikaties over de rijkste families, maar geheimzinnigheid blijft regeren. Vermogen ligt hier niet uitgestald zoals in de Verenigde Staten in de eerste helft van het jaar 1995 werden in België slechts twee Rolls Royce’s verkocht , maar ligt verborgen in onroerend goed, vennootschappen, buitenlandse bankrekeningen, diskrete fiskale paradijzen ook. In elk geval prijkt geen enkele Belg op de nieuwe internationale Forbes-lijst met 388 mega-miljardairs (meer dan één miljard dollar). Tussen twee haakjes, koploper in die ranking is de jonge en onkonventionele Bill Gates van Microsoft, die met zijn Dos-besturingssysteem en andere computervindingen op korte tijd een fortuin van 367 miljard frank bijeenharkte.

België is een land met een grote middenklasse. Hoewel, een grote groep gezinnen heeft weliswaar een eigen woning, maar ondervindt moeite rond te komen met het maandelijks netto inkomen. Ze beschikken niet over een renderend vermogen. Zelfs de aanschaf van een tweedehandse auto moeten ze financieren.

En onderaan de ladder van de maatschappij bengelt een groep bestaansonzekeren, gezinnen met een negatief vermogen ; te laag inkomen, te zwaar konsumptiekrediet en te hoge hypoteek.

Guido Despiegelaere

Vermogens in België : niet iedereen viert mee.

Twee op drie Belgen bezitten een eigen woning.

De leningen van minister van Financiën Philippe Maystadt genieten het vertrouwen van de beleggers.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content