Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is een Belgische sportjournalist

Tussen de Olympische Spelen in Sydney en het wereldkampioenschap in het Bretoense Plouay ligt een wereld van verschil. Maar voor bondscoach José De Cauwer blijft de opdracht dezelfde.

Een barstensvolle agenda, een telefoon die constant rinkelt, stages en wedstrijden: veel tijd om even uit te blazen heeft José De Cauwer na de Olympische Spelen niet gehad. Nadat hij mountainbiker Filip Meirhaeghe naar het zilver had geleid en de geamputeerde wegploeg op het golvende parcours van de Australische hoofdstad had zien falen, moest hij al meteen de selectie voor het wereldkampioenschap van volgende zondag in elkaar timmeren. En de polsslag meten van de Beloften die zich tijdens hun afzondering in Spa klaarstomen voor hun strijd om de regenboogtrui.

Een leven in de mallemolen van de stress. Maar je hoort de bondscoach wielrennen niet klagen. ‘Als je je veel dingen wilt aantrekken, heb je nu eenmaal veel werk’, zegt De Cauwer. En van werken is hij nooit bang geweest. Ooit was De Cauwer de op inzet en fanatisme drijvende meesterknecht van de Nederlandse hardrijder Hennie Kuiper. Later leidde hij als sportdirecteur van de controversiële ADR-ploeg Greg LeMond naar diens eerste Tour-zege. Vervolgens trok hij zich enige tijd terug uit het milieu, ontgoocheld omdat hij zijn ideeën niet kon doordrukken en geen sponsor vond die met hem in zee wou gaan. ‘Maar ik slaagde er nooit in de knop om te draaien’, zegt De Cauwer, de authentieke wielerliefhebber.

Toen hij ruim twee jaar geleden bondscoach werd, vielen een hoop frustraties van hem af. De baan is De Cauwer (51) dan ook op het lijf geschreven. De Waaslander is een rustige, intelligente man die met zijn grote psychologische doorzicht bij de renners altijd de juiste snaar weet te raken. Naar zijn stem en analyses wordt in het peloton al jaren geluisterd. Ook en vooral door de jongeren, bij wie De Cauwer zich opwerpt als de bewaker van een ‘gedoseerde aanpak’. Met resultaat: ‘We beschikken voor het eerst sinds jaren weer over veel talent. De renners staan niet meer zo onder de invloed van hun ouders. Die merken wel dat de professioneel opgezette ploegen bij de Beloften meer kennis in huis hebben dan zijzelf. Dat betekent dat de renners met meer geduld hun carrière uitbouwen. En zich niet meer verbranden door te snel naar de profs over te stappen.’

Over een paar maanden trekt José De Cauwer naar Canada, waar in 2003 het wereldkampioenschap geprogrammeerd staat. ‘Om goeie hotels te kunnen boeken, moet je er nu bij zijn’, weet hij uit ervaring. Anticiperen en organiseren, ook dat kan De Cauwer als geen ander.

José De Cauwer: Ik heb eigenlijk nauwelijks genoten van die Olympische Spelen. Gewoon omdat ik me van het hele gebeuren heb afgesloten. We logeerden op honderd kilometer van Sydney en dan merk je niet zoveel meer van die typische sfeer. Gelukkig maar, want toen ik één keer door het olympisch dorp slenterde, vroeg ik me af hoe de atleten zich daar behoorlijk konden voorbereiden. Want er zijn daar zoveel afleidingen. Als je echt wilt werken, ben je verplicht je met je groep af te zonderen. Want het gaat uiteindelijk om de medailles. En die hebben we gehaald. Met Etienne De Wilde en Matthew Gilmore in de ploegkoers, met Filip Meirhaeghe in het mountainbiken.

Met Meirhaeghe is een nieuwe vedette ontdekt: een karakteristieke kop, gespierde uitspraken, veel charisma.

De Cauwer: Ik hou van zulke types. Ik heb in Sydney duidelijk gezien dat gewoon deelnemen voor velen het belangrijkste is. Er zijn er een paar die durven spreken van een medaille. En helemaal uitzonderlijk zijn degenen die roepen dat ze voor goud gaan. Meirhaeghe is zo iemand. Hij durft voor zijn ambitie uit te komen. Dat juich ik toe, want wij Vlamingen zijn al bescheiden genoeg. Meirhaeghe was echt ontgoocheld toen hij naast de zege greep. Het duurde een tijdje voor hij besefte dat hij geen goud had verloren maar zilver had gewonnen. Meirhaeghe is vooral een heel groot sportman. Sterker zelfs: ik heb de laatste jaren weinig renners gezien die zich zo nauwgezet met hun vak bezighouden als hij. Maanden van tevoren naar dat ene doel toeleven, wedstrijden laten vallen, spartaanse trainingsschema’s afwerken. Hij heeft intervaltrainingen gedaan die bijna onmenselijk waren. Hij heeft constant tegen zichzelf gereden. En dat blijft in deze sport uiteindelijk de basis. Wat is interval, wat is grenzen verleggen? Dat doe je zelf. Het moment dat je zegt: ik kan niet meer, dat bepaal je zelf. Filip Meirhaeghe gaat daarin heel ver. Dat kenmerkt de topper. Hij is ook geen man van verontschuldigingen, hij gaat altijd rechtdoor.

Een speciale jongen.

De Cauwer: Een hele speciale. Altijd geweest. Twee jaar geleden kwam hij voor het eerst naar de uitreiking van de Kristallen Fiets, het referendum waarin de beste renner van het jaar wordt gekroond. Toen droeg hij middeleeuwse kleding. Iedereen keek naar hem. Maar hij trekt zich dat niet aan. Dit jaar heeft hij in Canada trouwens alweer speciale kledij gekocht om naar de Kristallen Fiets te gaan. En laten we wel wezen: hij maakt een grote kans om te winnen.

Het succes van Meirhaeghe kreeg geen verlengstuk op de weg.

De Cauwer: We beschikten daar natuurlijk niet over de beste ploeg. Door het uitvallen van Johan Museeuw die van Sydney het absolute hoofddoel van het seizoen had gemaakt. Bovendien was de voorbereiding van bepaalde renners, zoals Axel Merckx en Peter Van Petegem, niet ideaal verlopen. Merckx die uit de ploeg was gezet voor bepaalde wedstrijden, Van Petegem die de Ronde van Spanje niet kon rijden. Anderzijds viel er tegen Jan Ullrich toch niets te beginnen. De panache die in zijn demarrage zat, je moet al super zijn om dat te beantwoorden.

Het bewijst dat Ullrich tot dusver te weinig uit zijn mogelijkheden heeft gehaald.

De Cauwer: Dat is zo. Ik denk dat zijn tweede plaats dit jaar in de Ronde van Frankrijk voor hem een keerpunt is geweest. Rond hem stuitte hij alleen maar op twijfel. Dat moet voor hem de aanzet geweest zijn om te zeggen: nu ga ik eens laten zien wat ik kan. Ook in eendagswedstrijden. Want hij weet natuurlijk ook wel dat hij in een heel slechte conditie aan die Tour begon. En als je dan nog tweede kan worden, dat is eigenlijk ongelooflijk. Het probleem van Ullrich is dat hij te vlug naar de top is doorgestoten. Wereldkampioen bij de Beloften op je negentiende, op je drieëntwintigste de Tour winnen…, het is logisch dat je je dan laat meeslepen naar feesten en dat soort dingen. Nu wordt er wel gezegd: Ullrich komt uit de Oost-Duitse school. Maar het nadeel daarvan is wel dat ze je daar discipline opleggen. Terwijl discipline vooral van jezelf moet komen.

Ullrich is in deze vorm ook een kandidaat voor de wereldtitel.

De Cauwer: Absoluut. Al zullen wij daar met Andreï Tchmil over een troefkaart beschikken. Weinig renners kunnen zich zo goed op één doel richten als Tchmil. Hij kent zichzelf door en door. Hij wist dat hij Sydney en het WK niet kon combineren, dat zijn lichaam op die leeftijd daar niet flexibel genoeg voor is.

Tchmil is een toonbeeld van inzet en beroepsernst. Veel intrinsieke klasse heeft hij niet.

De Cauwer: Wat is klasse? Dat zijn enkele flitsen. Maar flitsen duren geen zes uur. Waar gaat het in de wielersport uiteindelijk om? Dat je je mogelijkheden volledig gebruikt. Dat je over een sterk lichaam beschikt, dat je een goeie motor hebt. Maar vooral: dat je bereid bent om die motor volledig te gebruiken, dat je er de laatste pk’s uithaalt. Dat doet Tchmil, dat doet Museeuw. Het is niet belangrijk dat je in het begin van de wedstrijd tegen vijftig kilometer per uur kunt rijden, het is belangrijk dat je kunt overleven. Had Eddy Merckx klasse? Uiteraard. Maar hij had vooral een sterk lichaam, hij kon op het einde nog eens versnellen. Alleen het karakter maakt het verschil. Uiteindelijk gaat het in deze sport alleen om fysiek en kun je niets compenseren met techniek.

Is Tchmil de kopman in het WK?

De Cauwer: Ik denk dat Axel Merckx ook dicht zal eindigen. Axel is een man naar mijn hart: enorme inzet, nooit klagen, altijd werken. Zijn probleem is dat hij in wedstrijden soms te veel werkt. Meegaan in een ontsnapping en dan even afwachten en wat nadenken, dat doet hij niet zo gauw. Verder is het afwachten hoe het met de conditie van Van Petegem evolueert. Ik vind Van Petegem een uitstekende renner. Maar hij zou wel wat eergieriger mogen zijn. Hij mist soms de verbetenheid om te willen winnen, hij heeft soms nog te veel respect voor de rest.

En hij kan niet beslissen naar welke ploeg hij gaat.

De Cauwer: Eerst was het Mapei, dan Domo, nu wordt er gepraat over een Deense ploeg. Ik denk dat Van Petegem daar redelijk koel onder blijft, maar dat de ploegmaats die hij wilde meenemen zich een beetje zenuwachtig maken. Van Petegem wordt ook onder druk gezet. Ze willen hem gewoon naar Domo sturen, hij heeft een contract getekend bij zijn huidige ploeg, Farm Frites en die worden in die nieuwe ploeg dus cosponsor. Ik begrijp dat contracten niet verbroken mogen worden. Anderzijds zijn er in die ploeg ook al renners doorgestuurd naar andere ploegen die wel een contract hadden. Dat is ergens niet logisch. Ik hoop dat hij de goeie keuze maakt. En als hij niet voor Domo kiest omdat hij daar misschien liever niet geconfronteerd wordt met bepaalde mensen, dan moet je dat respecteren.

Maar het is wel een goede zaak dat er met Domo een goede Belgische ploeg uit de grond wordt gestampt.

De Cauwer: Absoluut. De ploeg wordt heel goed uitgebouwd. Ze hebben nu misschien wat tegenslag met Museeuw, maar ik twijfel er niet aan dat Johan volgend jaar weer op niveau komt. Uit respect voor Patrick Lefevere, uit respect voor de sponsor. Johan Museeuw wordt gedreven door een onvoorstelbaar groot plichtsbesef. Dat kenmerkt de toprenners: ze worden goed betaald, maar ze doen er altijd iets voor terug. Wat me ook treft bij Domo is dat ze niet alleen volgend jaar willen scoren, maar ook op langere termijn denken en werken. Zo ’trekken’ ze nu al aan goeie jongeren. Kevin Hulsmans bijvoorbeeld, die nu nog bij Mapei zit, maar in 2002 wellicht naar Domo gaat. Hulsmans is een heel goeie jonge renner. Die zie ik over een paar jaar aan de top staan, die gaat in de klassiekers echt van zich doen spreken. Hij is oersterk. En heel nuchter. Een echte. Ik heb hem twee jaar aan het werk gezien met de Beloften. De manier waarop hij wedstrijden als de Ronde van Vlaanderen en Gent-Wevelgem won, ik wist echt niet wat ik zag. Maar er zijn op dit moment nog meer goeie jonge renners. Jürgen Van Golen bijvoorbeeld die de Willem Tell won, een heel zware en gereputeerde etappewedstrijd in Zwitserland. Van Golen is nog maar negentien, hij moet volgend jaar zeker nog bij de Beloften blijven. Hij is nog niet rijp voor die harde profwereld, hij zou te veel op zichzelf aangewezen zijn. Ook al gaat hij in 2002 naar Domo. Als Van Golen zich blijft verzorgen, dan komt hij er gegarandeerd. Van Golen is een ander type dan Hulsmans, meer een ronderenner, een man voor Luik-Bastenaken-Luik. We hebben trouwens nog meer talent. Alleen zijn er een paar die te vroeg de stap naar de beroepsrenners hebben gezet. Dat is nog altijd het grootste gevaar: dat je te weinig geduld hebt. Al komt dat toch minder voor dan vroeger. Omdat de opleiding door die semi-professionele ploegen veel beter is.

Wordt er anders gewerkt dan een paar jaar geleden?

De Cauwer: Jazeker. Er wordt veel meer met het oog op de renner gehandeld. Het gaat niet zozeer om het winnen op zich, maar om het type renner: hoe kan hij verbeteren, waarin moeten we voorzichtig zijn? De sportdirecteurs van die ploegen zijn voortdurend met hun renners bezig, constant bellen, overleggen, vragen of hun renners naar die of die koers kunnen meegaan. Vroeger ging je naar een WK met de vijf renners die samen de meeste wedstrijden hadden gewonnen. Nu zijn het vaak renners die samen hooguit vijftien overwinningen behaalden, maar die wel indruk maakten in de koersen op niveau. De persoonlijke aandacht, de sfeer die om je heen wordt gecreëerd bepaalt in grote mate je succes. We hebben te lang geteerd op de denkbeelden van vroeger. Toen zeiden ze: Vlamingen zijn fanatiek, die kunnen van nature uit strijden en lijden. Maar de tijden zijn veranderd. Renners worden nu bij wijze van spreken op de computerbank gelegd.

Vroeger was de omgeving vaak een probleem: de ouders hadden veel invloed en hemelden hun kind te snel op.

De Cauwer: Ook wat dat betreft, is er een kentering. De ouders weten nu meestal dat ze hun zoon in handen geven van mensen met een veel grotere knowhow dan zijzelf. Daardoor is het veel minder Vlaamse kermis geworden.

Maar toch blijven sommigen de overstap naar de profs te snel maken.

De Cauwer: Omdat ze daar geld kunnen verdienen. Dat is de enige reden. Het grote verschil met Italië is dat de Beloften daar betaald worden. Die verdienen tot 60.000 frank per maand. Daardoor nemen ze ook meer tijd om te groeien. De wereldkampioen van twee jaar geleden, Ivan Basso, rijdt nog altijd bij de Beloften. Bij ons winnen ze twee koersen, ze krijgen wat geld en denken: als ik dat nu niet aanneem, zal er dan later nog wel iemand komen? Maar als je de eerste frank neemt die je krijgt, dan heb je te weinig zelfvertrouwen. Anderzijds betekent het ook dat de sponsor die zo iemand aantrekt te weinig de waarde van de renner kent, dat ze de wedstrijd onvoldoende volgen. Het valt me steeds weer op dat er niet bij de sportdirecteurs van die semi-professionele ploegen wordt geïnformeerd. Terwijl zij toch wel echt een oordeel kunnen vellen. Mensen als Pollentier, Frison, Van Lancker, Piva, Teirlinck en mezelf, wij volgen die gasten iedere dag. Maar de vraag wie nu klaar is om beroepsrenner te worden en wat er van hen kan worden verwacht, die wordt ons zelden gesteld. Als je ziet welke stagiaires er in sommigen ploegen rijden, dan vraag je je echt af hoe dat mogelijk is.

Maar dat is typisch Belgisch, ons kent ons, we zien wel wat ervan komt. Het gevolg is dat die jonge renners bij de beroepsrenners niet aan hun trekken komen en pas op de plaats maken. Terwijl er bij de Beloften tegenwoordig koersen van 180 kilometer zijn waarin je verder kan groeien.

Zou het geen oplossing zijn om de renners die in die semi-professionele ploegen rijden ook te betalen?

De Cauwer: Die ploegen hebben daar geen budget voor. Of ze zouden moeten besnoeien in het personeel bijvoorbeeld: geen verzorger, geen mecanicien. Of geen behoorlijk wagenpark, tijdens buitenlandse wedstrijden in scholen slapen in plaats van in comfortabele hotels. Het is eigenlijk opmerkelijk dat de goeie renners kiezen voor ploegen waarin ze niets verdienen, terwijl er kleinere teams zijn die wel iets betalen. Maar die minder goed opleiden. En die opleiding staat centraal, dat is toch tekenend voor een bepaalde mentaliteitsverandering.

Verwacht je veel van de Beloften in het wereldkampioenschap?

De Cauwer: Ik verwacht dat ze vooraan rijden, de wedstrijd helpen maken, zich laten opmerken. Daar gaat het eigenlijk om. Ook een wereldkampioenschap maakt deel uit van een ontwikkelingsproces. En als je daarbij kunt winnen, is dat natuurlijk meegenomen. Met die ambitie moet je toch starten. Maar het belangrijkste is dat je de renners klaarstoomt voor de profs. Ik denk dat de situatie wat dat betreft beter is dan ooit te voren. Doordat er in die ploegen allemaal goeie renners zijn, speelt ook de onderlinge concurrentie. Dat verscherpt de motivatie, de concentratie in de wedstrijden. Je moet bij wijze van spreken zien dat je in een ontsnapping meespringt voor een ploegmaat. Maar het belangrijkste is de structuur van die teams, het feit dat je met professionele trainers werkt, met een universiteit, met een vaste dokter in dienst die voor de juiste medische begeleiding zorgt. Wat recuperatiemiddelen en wat vitaminen, dat is voor hen meer dan genoeg. Alles is uiteindelijk leeftijdsgebonden. Al liggen er later nog vele obstakels op weg naar de top. Het gaat ook om je mentale ingesteldheid, of je op jonge leeftijd kunt omgaan met succes. Kijk naar Frank Vandenbroucke.

Veel talent. Maar geen karakter.

De Cauwer: Ik weet niet of dat alleen een kwestie van karakter is. Het lijkt me eerder een gebrek aan mentale weerbaarheid. Het is allemaal niet zo evident: je bent jong, je ziet er goed uit, je hebt charisma, je wordt bejubeld door iedereen, je verdient bergen geld, ze komen het gewoon aandragen, je hoeft het niet eens te vragen. En dan zeggen mensen je: verbreek dat contract, we gaan je een nog beter contract bezorgen. Managementbureaus die aankloppen en zeggen: wij gaan dat allemaal voor jou regelen. Maar je mag de schuld natuurlijk niet alleen bij de entourage leggen. Een atleet is coachbaar of hij is niet coachbaar, hij is bereid om zich te laten begeleiden of hij is dat niet. Patrick Lefevere is ongetwijfeld een bekwame ploegleider. Hij heeft Vandenbroucke kunnen intomen, maar hij is er niet in geslaagd hem op het goede spoor te zetten. Ook bij Cofidis zijn ze daar niet in geslaagd. Bij Lotto ook niet. En zijn vader en zijn moeder al evenmin. En hijzelf ook niet.

Beseft hij dat?

De Cauwer: Hij moet dat beseffen, hij is niet dom. Maar de kardinale vraag bij Vandenbroucke is: kan hij die ontberingen opbrengen? Als je er als wielrenner niet van geniet om af te zien, dan kom je er nooit. Want dan ben je niet in staat om grenzen te verleggen. Dat is het probleem van Vandenbroucke: pijn is voor hem synoniem aan niet goed zijn. Terwijl pijn betekent dat je vooruitgaat. Frank Vandenbroucke is een renner die zijn motor niet gebruikt. Belangrijk voor hem is nu niet naar welke ploeg hij volgend jaar gaat, belangrijk is dat hij zichzelf vindt. Ik weet niet wie hem daarin moet helpen. Als hij daar zelf niet voor openstaat, dan kan hij in geen enkele ploeg terugkomen. Alleen hij heeft de sleutel in handen. Niemand anders.

Jacques Sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content