
Wie krijgt het beste drinkwater van Vlaanderen?
Als we de kraan opendraaien, komt daar drinkwater uit. Maar wat krijgt u eigenlijk binnen? Het drinkwater in pakweg Poelkapelle blijkt anders dan dat in Turnhout. Knack brengt voor het eerst een overzicht van welke regio’s het beste water van Vlaanderen krijgen. Waar komt het vandaan? Waarom zijn er kwaliteitsverschillen? En waarom betalen we er niet allemaal hetzelfde voor?
Waarom komt er bij u thuis water uit de kraan? Nee, dit wordt geen verhaal over watertorens en fysica, en al evenmin over armlastige landen waar kinderen kilometers ver naar een bron moeten lopen.
Er komt water uit de kraan omdat u niet de pest zou krijgen. Voilà. Goed plan. Bedacht door de wetgever.
‘Drinkwater bestemd voor menselijke consumptie moet te allen tijde proper en gezond zijn.’ Zo staat het in het Vlaamse besluit van 13 december 2002 dat de kwaliteitsnormen voor drinkwater vastlegt. De drinkwatermaatschappijen controleren zelf hun water. De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) controleert nog eens die controle. De jaarlijkse rapporten van de VMM zeggen genoeg: ondanks een aantal calamiteiten – zoals de bacterie in het drinkwater in Schelle en Hemiksem in december 2010 – voldoet de gemiddelde drinkwaterkwaliteit in Vlaanderen aan de strengste normen.
Het gemiddelde drinkwater in Vlaanderen is dus goed. Al is het ene water wel nog iets beter dan het andere. Op verzoek van Knack bracht de Vlaamse Milieumaatschappij voor het eerst alle gerapporteerde analyses van waterstalen, genomen op het leidingennetwerk van de watermaatschappijen, in kaart. ‘We hebben daarvoor alle gerapporteerde resultaten voor de gezondheidsrelevante parameters genomen. Dat zijn parameters die door Europa opgesteld zijn, en waaraan alle lidstaten zich moeten houden’, zegt Kris Van den Belt, verantwoordelijke voor de dienst Lokaal Waterbeheer bij de VMM.
Het resultaat is een kaart met groene, gele, oranje en rode gebieden die voor het eerst aantoont waar het beste drinkwater van Vlaanderen geleverd wordt. Het water in de groene gebieden zit voor alle parameters onder de 25 procent van de wettelijke norm, en kan dus beschouwd worden als het beste. Ook in de andere zones voldoet het water aan alle wettelijke normen. Van den Belt: ‘In de oranje regio’s scoort het water op één of meer parameters tussen de 25 en de 50 procent van de norm. In de rode regio’s is dat tussen de 75 en de 100 procent van de norm. Voor alle duidelijkheid: dat is nog altijd goed.’
Vieze beestjes
Bij die groene en dus beste drinkwatergebieden zitten onder andere Veurne en de Westkust. Ook grote stukken van Limburg kleuren groen. Maar de opvallendste groene vlek is wellicht Knokke-Heist. In de gemeente van burgemeester Leopold Lippens staat namelijk een gemeentelijke regie voor de watervoorziening in.
En dat is tegenwoordig hoogst uitzonderlijk, zegt Marc Buysse, voorzitter van Samenwerking Vlaams Water (SVW), de koepelorganisatie van Vlaamse drinkwatermaatschappijen. ‘Drinkwatervoorziening is al sinds het einde van de achttiende eeuw een gemeentelijke bevoegdheid, al zijn er maar weinig gemeenten die het alleen deden. De meeste zijn gaan samenwerken. Op dit ogenblik zijn er nog maar drie gemeentelijke regies: Knokke-Heist, Sint-Niklaas en Hoeilaart.’
De burger voorzien van proper leidingwater is dus een taak van de gemeente. Een burgemeester moet ervoor zorgen dat zijn inwoners gezond zijn. Buysse: ‘Dat lijkt nu misschien minder belangrijk, maar onze sector is ontstaan in een periode waarin epidemieën van pest, cholera of tyfus schering en inslag waren. De mensen haalden toen hun water rechtstreeks uit rivieren en meren, en dat water was vaak besmet. De ziekte verspreidde zich via het water, zeker in de verpauperde volkswijken waar elke vorm van hygiëne ontbrak. Gaandeweg is de overheid gaan inzien dat proper water van cruciaal belang was voor de volksgezondheid. Water dat de burgers konden drinken zonder besmet te raken en waarmee ze zich konden wassen, waardoor ze minder vatbaar waren voor ziektekiemen.’
De uitbouw van het waterleidingnet begon eerst in de grote steden. Steden als Antwerpen, Brussel maar ook Tongeren hebben het oudste leidingennet van het land. Gemeenten in de buitengebieden hadden doorgaans niet de middelen om een watervoorziening uit te bouwen. ‘Dat is de reden waarom veel gemeenten zijn gaan samenwerken’, legt Buysse uit. ‘De wet op de intercommunales van 1907 heeft alles nog meer in een stroomversnelling gebracht. Gemeenten mochten zich voortaan groeperen voor hun watervoorziening, wat ook massaal gebeurde. Alleen de kleinere, verpauperde gemeenten bleven achter. Tot de Belgische staat in 1913 de Nationale Maatschappij der Waterleidingen (NMDW) oprichtte. De bedoeling was enerzijds een aantal grote waterbouwkundige werken, zoals het aanleggen van spaarbekkens en grote pijpleidingen, te financieren. Maar anderzijds ook die gemeenten te helpen die nog achterophinkten.’
Behalve de gemeentelijke regies zijn er op dit moment nog negen spelers op de markt. De voormalige NMDW is ondertussen in Vlaanderen omgevormd tot Vlaamse Maatschappij voor de Watervoorziening (VMW) en is nog steeds de grootste speler in de sector. De VMW is een Vlaamse openbare instelling. PIDPA, dat actief is in de provincie Antwerpen met uitzondering van de stad zelf, is een gemeentelijk samenwerkingsverband op provinciaal niveau. En TMWV, dat vooral in Oost- en West-Vlaanderen actief is, is qua structuur nog een federale intercommunale. Net als Vivaqua, een Brusselse maatschappij die ook in Vlaanderen water levert. De andere, kleinere maatschappijen zijn Vlaamse gemeentelijke samenwerkingsverbanden.
Alle maatschappijen samen hebben 75 leveringsgebieden, maar er zijn in totaal meer dan 100 waterwinningen. ‘Je kunt als burger eigenlijk niet echt weten van welke bron het water dat uit jouw kraan komt nu eigenlijk afkomstig is’, legt Marc Buysse uit. ‘Per leveringsgebied kan er een mengeling zijn van water uit verschillende winningen. We streven er wel naar dat het water in één leveringsgebied overal van gelijke kwaliteit is.’
Zelfcontrole
De drinkwatersector is wellicht de enige sector in ons land die zichzelf mag controleren. Al is er natuurlijk wel nog een controle van de controle. Jaarlijks moeten de maatschappijen een hele resem verplichte analyses uitvoeren, naargelang van de bevolkingsdichtheid van hun leveringsgebied. De resultaten worden gebundeld bij de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM).
‘In Vlaanderen hebben we de keuze gemaakt om de maximale verantwoordelijkheid te leggen bij de drinkwatermaatschappijen zelf’, legt Kris Van den Belt van de VMM uit. ‘De maatschappijen moeten hun water op minstens twee manieren controleren. Allereerst zijn er de bewakingscontroles. Dat zijn controles waarbij water op een vijftiental parameters wordt gecontroleerd, en die bedoeld zijn om een eerste beeld te krijgen van de kwaliteit.’
Daarnaast zijn er ook nog de auditcontroles: een uitgebreide controle op alle parameters die zijn opgenomen in de wetgeving. Die gebeurt minder frequent. De maatschappijen zijn verplicht om in de verschillende leveringsgebieden controles uit te voeren op de plek waar het water gebruikt wordt, dus aan de keukenkraan bij de mensen thuis. Van den Belt: ‘Wanneer er iets vreemds wordt vastgesteld, gaan de controleurs terug voor een nieuw staal. Tegelijkertijd wordt ook een staal aan de watermeter genomen. Zo kan de maatschappij zien of de oorzaak van het probleem bij de binnenleidingen van de klant ligt of niet. Over het aantal controles die ze uitvoeren in hun leidingen, watertorens enzovoort, beslissen ze zelf.’
In 2009, de meest recente gegevens die voorhanden zijn, werden er in Vlaanderen 8192 bewakingen en 1464 audits uitgevoerd aan de keukenkraan bij de abonnees. Uit de gegevens van de VMM blijkt dat bij meer dan 99 procent van de uitgevoerde analyses de kwaliteit voldoet aan de wettelijke norm. Bij de niet-conforme controles, 90 in totaal, viel bij 48 ervan de oorzaak voor de overschrijding niet te traceren. Dat wil zeggen dat wanneer de staalnemer een nieuw monster meeneemt en onderzoekt, er al niets meer gevonden is. Wanneer er wél een oorzaak gevonden wordt, ligt die heel vaak bij de abonnee zelf, die zijn binnenleiding niet goed onderhoudt of met verouderde leidingen zit.
Maar de conclusie is dus dat ons water in grote mate voldoet aan de normen. Tenminste: op voorwaarde dat de gegevens uit het autocontrolesysteem correct zijn. Kris Van den Belt: ‘Wij hebben geen enkele reden om te twijfelen aan de gegevens die de watermaatschappijen ons doorgeven, maar we zijn in 2009 in samenwerking met de Vlaamse instelling voor technologisch onderzoek VITO gestart met een extern controlesysteem. Het kan nooit kwaad om een onafhankelijk toezichtorgaan te hebben.’ Het voorbije jaar nam de VMM in 45 leveringsgebieden stalen in scholen. Van den Belt: ‘De stalen werden genomen aan de kraan, maar op zo’n manier dat we zeker water uit het netwerk binnenkregen. We hebben die stalen getest op een aantal parameters en onze conclusie, op basis van dat beperkte onderzoek, is dat er geen betekenisvolle verschillen zijn met de gegevens die de maatschappijen ons bezorgen. En dat is een hele geruststelling.’
DOOR CATHY GALLE
De drinkwatersector is wellicht de enige sector in ons land die zichzelf mag controleren.
De waterfactuur is in vijf jaar tijd met 50 procent gestegen, terwijl het water zelf maar 15 procent duurder werd.