Marleen Teugels
Marleen Teugels Marleen Teugels is onderzoeksjournalist en auteur. Haar onderzoeksartikelen verschijnen hoofdzakelijk in het tijdschrift Knack. De voorbije zes jaar is ze als docent onderzoeksjournalistiek verbonden aan meerdere journalistieke opleidingen.

Het nieuwe Gentse onderwijsconcept voor artsen en tandartsen: hoe hebben de proefkonijnen het ervaren?

‘Veel teamwerk, zelfstudie, functionele leerstof, sterk op de geneeskundige praktijk gericht.’ De eerstejaarsstudenten die de compleet vernieuwde opleiding geneeskunde en tandheelkunde aan de Universiteit Gent (RUG) hebben geproefd, zijn uitgelaten. Het eerste jaar was een meevaller, ook al moet een en ander in het nieuwe curriculum nog worden bijgespijkerd.

Al even tevreden zijn de Gentse professoren die het onderwijsconcept hebben uitgedokterd. De hoge slaagcijfers zorgen voor dubbele pret. Bijna 70 procent van de studenten slaagde al in de eerste zittijd. In de tweede zittijd komt daar wellicht nog 15 tot 20 procent geslaagde studenten bij. Veel hoger dus dan de 30 tot 45 procent in het oude systeem, toen de studenten arts en tandarts nog niet vooraf – via een toelatingsexamen – werden gescreend.

Over al dat geluk hangt maar één schaduw: uitgerekend over het toelatingsexamen komen er opnieuw debatten. Ook over het tijdstip van de selectieproef. Sommigen pleiten al jaren voor een uitzuivering ná de eerste kandidatuur. Dan gaat het Gentse experiment wel weer helemaal naar af.

Bo Arys, Liefke Keymeulen, Annelies Budhiharto, Vicky Beyaert en Wim en Hans Delva zijn overtuigd van het nieuwe onderwijsconcept. ‘Het is helemaal anders dan vroeger’, zegt Arys, die de eerste kandidatuur geneeskunde overdoet. ‘Veel meer naar de geneeskunde gericht, teamwerk in kleine groepjes, zelf problemen oplossen. Vorig jaar was het een stuk saaier, met minder afwisseling.’

‘De sfeer in de groepjes is zeer goed. Dat is belangrijk’, vindt Wim Delva. ‘Voor het eerst doorlopen wij samen het nieuwe curriculum. Natuurlijk zijn wij sterk op elkaar aangewezen, met al onze twijfels en vragen. Teamwerk is erg belangrijk. Samen problemen aanpakken. Artsen werken steeds minder alleen, ze maken in het belang van de patiënt deel uit van een team. De medische wetenschap evolueert immers zo snel, dat je niet alles meer alleen kunt vatten.’

Artsen scoren vaak zwak op het vlak van de communicatie met de patiënt. Volgens de Canadese onderzoeker Moira A. Stewart breken ze gemiddeld al na 18 seconden het vraaggesprek met de patiënt af, om het eigen medisch spoor te bewandelen. Annelies Budhiharto, studente tandarts: ‘Ik heb geleerd het gesprek niet te onderbreken, de patiënt in zijn referentiekader te exploreren, aandacht te hebben voor de lichaamshouding, voor oogcontact, het psychische, de omgeving van de patiënt. Dat hebben we van de simulatiegesprekken met een actrice opgestoken. Die legde ons haar problemen voor en dwong ons, heel bewust, naar haar verhaal te luisteren.’

Positieve scores ook voor het functionele van het nieuwe onderwijsconcept, én voor het opentrekken van de leerstof, naar bijvoorbeeld het milieu en de ethiek. Hans Delva: ‘Géén leerstof waar je later niets mee aanvangt. Wel interessante, bruikbare informatie en toepassingen. Zoals de sequentieanalyse van DNA waarmee genetische defecten kunnen worden opgespoord.’

Liefke Keymeulen: ‘De link leggen met de maatschappij vond ik zeer interessant. Ik heb een paper geschreven over het verband tussen milieufactoren en leukemie.’ Wim Delva: ‘In verschillende cursussen zijn ethische kwesties aan bod gekomen. De menselijke kant van het artsenberoep werd niet weggecijferd.’

De proefkonijnen hadden overigens niet alleen lovende woorden voor het experiment. Een en ander moet duidelijk nog worden bijgewerkt. ‘Omdat de leerstof thematisch en geïntegreerd in blokken wordt aangebracht, is een perfecte samenwerking tussen de docenten noodzakelijk’, legt Hans Delva uit. ‘Vaak zat die samenwerking goed. Dan waren de cursussen dubbel zo interessant. Je kreeg immers vanuit verschillende vakken een kijk op het geheel. Maar niet alle professoren zijn er even goed in geslaagd rond één geheel te werken.’ Ook praktisch liep voor de studenten soms een en ander uit de hand. Vicky Beyaert: ‘Een examen over drie vakken op één dag houden, daar hebben wij het moeilijk mee. Gelukkig kunnen we met onze klachten bij de werkgroep in de opleidingscommissie terecht.’

ALLES IS ANDERS

Niets in dit eerstejaarsprogramma lijkt op de vroegere aanpak. Géén geschiedenis van de biologie. Géén tonnen fysica, biologie, anorganische en organische scheikunde die als aparte hoofdschotels een academiejaar lang worden opgediend, ook al hebben ze weinig met het artsenberoep te maken. Als een soort louterend vagevuur voor eerstejaars.

In het nieuwe curriculum van de RUG zijn er geen aparte vakken meer, maar één samenhangend geheel, geïntegreerd in lesblokken. Met als onderwerp: de cel. Hoe functioneert de cel? Hoe is ze opgebouwd? Hoe vermenigvuldigt zij zich? Hoe interageert ze met haar omgeving? Hoe communiceert ze? Hoe verdedigt ze zich tegen infecties? Hoe wordt erfelijk materiaal omgezet in eiwitten met specifieke functies? Mét duidelijke links naar actuele toepassingen in de geneeskunde. Naar de productie van humane insuline voor de behandeling van suikerziekte. Naar het gebruik van groeihormoon, eiwitten aangemaakt via genetische manipulatie.

Een drastische ommezwaai, jawel, maar zeker niet zweverig. ‘Met dit nieuwe onderwijsconcept willen we inspelen op de suggesties van de visitatiecommissie die in 1997 onze medische opleiding heeft doorgelicht’, legt professor Jan De Maeseneer uit. Hij is voorzitter van de opleidingscommissie geneeskunde aan de RUG. ‘Die commissie vond dat de eerste jaren van de medische opleiding veel te ver van het artsenberoep afstonden. Ze had het ook niet begrepen op de vele hoorcolleges, die weinig aanzetten tot zelfstudie en tot interactie met de student. Bovendien moest er meer aandacht uitgaan naar de communicatie met de patiënt en naar klinische vaardigheden.’

Voldoende reden dus om in een denktank een alternatief opleidingsconcept uit te werken. ‘De denkoefening heeft een nieuw onderwijsconcept opgeleverd dat van in het prille begin de artsenopleiding dichter bij het beroep brengt’, zegt gangmaker professor Geert Leroux-Roels. ‘Het is een samenhangend pakket geworden waar de studenten zelf ook meer plezier aan beleven. Gelukkig konden we precies dit academiejaar vanuit een andere startpositie vertrekken. Niet met studenten die nog hun humaniorabagage inzake fysica, wiskunde, chemie op een aantal punten moesten aanvullen, maar met gescreende studenten die in het toelatingsexamen waren geslaagd.’

‘Uit de zware pakketten fysica, anorganische en organische scheikunde hebben we die luiken gelicht die relevant zijn voor de studie van de cel. Het standaardwerk Molecular Cell Biology hebben we hierbij als kapstok gebruikt. Dit boek leent zich uitstekend voor het leren begrijpen van het functioneren van de cel.’

Het nieuwe onderwijsconcept hecht veel belang aan teamwerk, aan tutorials en zelfstudie. Studenten leren om samen problemen op te lossen. Eén tutorial draaide rond de belevenissen van een aidspatiënte. Een tiental studenten moest haar gezondheidsproblemen in kaart brengen. Door opgegeven bronnen te raadplegen en te surfen op het internet. In een tussenfase legden de studenten een eerste analyse voor. Op basis hiervan werden ze door de tutor verder op pad gezet. Geen passieve hoorcolleges dus, maar een actief leerproces om inzicht te krijgen in de afweermechanismen. Wat is de basisstructuur van het HIV-virus? Hoe kan HIV worden opgespoord?

‘Zelfverworven kennis blijft langer bij’, zegt professor Leroux-Roels. ‘Studenten leren actief zelf kennis te vergaren, via het internet en de nieuwste communicatiekanalen. Dat moeten artsen levenslang doen. Evidence based medicine is een belangrijk streefdoel. Het betekent dat de arts op basis van de recentste wetenschappelijke gegevens de juiste beslissingen neemt.’

GEEN MOORDKUIL

Artsen zonder oogkleppen? Ook op dat vlak doet het nieuwe opleidingsconcept inspanningen, met aandacht voor ethiek, filosofie, de organisatie van de gezondheidszorg.

Studenten kunnen uit het brede aanbod lezingen in het Studium Generale de onderwerpen uitpikken die hen interesseren. Aandacht ook voor het verband tussen maatschappij en gezondheid, voor het omgaan met andere culturen. Opnieuw wordt afgestapt van hoorcolleges. Opnieuw ligt de klemtoon op zelfstudie. Eén paper moet worden gemaakt over een zelfgekozen onderwerp. In de cursus EHBO wordt de band met het artsenberoep het hele jaar door nauw aangehaald.

‘Teamwerk is belangrijk’, vindt professor De Maeseneer. ‘Artsen werken namelijk steeds meer in multidisciplinaire teams. In de kleine groepjes leren de studenten solidair te zijn. Als aanloop voor een dienend beroep lijkt me dat niet onbelangrijk. Als studenten ná de eerste kandidatuur via een selectieproef worden gescreend, klinkt dit verhaal helemaal anders. Dat blijkt uit echo’s uit Wallonië. Daar wordt de selectie pas na de derde kandidatuur georganiseerd. In Frankrijk, na de tweede kandidatuur. Zoiets werkt een zeer ongezonde naijver tussen de studenten in de hand.’

‘Zo’n uitzuiveringssysteem werkt als een moordkuil’, verwoordt decaan Paul Van Cauwenberge het. ‘Het creëert een ware junglecultuur, the survival of the fittest. Studenten worden concurrenten, sommigen doen alles om de anderen een hak te zetten. Door in de eerste jaren te werken aan een goede groepssfeer, hopen we dat die zich in de verdere opleiding voortzet, zodat ook de competitie in de specialisatiejaren afneemt. Het liefst zagen we de selectie vóór de eerste kandidatuur, gecombineerd met een numerus fixus. Als het aantal kandidaten precies overeenstemt met het aantal specialisatieplaatsen, zitten we helemaal goed. Maar vooraleer het zover komt, stroomt er nog veel water naar de zee.’

‘Als in de toekomst het toelatingsexamen niet langer vóór de eerste kandidatuur wordt georganiseerd, maar erna, gaat ons experiment terug naar af’, waarschuwt Van Cauwenberghe. ‘In dat geval wordt het vooral zaak de eerstejaarsstudenten voor de selectieproef klaar te stomen. Dit betekent een terugkeer naar de lage slaagpercentages van weleer. Het resultaat? Zware investeringen voor de ouders en een grote groep gefrustreerde studenten.’

Terwijl het toelatingsexamen voor de ingenieurs al sedert 1937 is ingeburgerd, komt er in ons land een nieuw debat over dat van de artsen en tandartsen. Het gerucht wordt bevestigd op het kabinet van Onderwijsminister Marleen Vanderpoorten (VLD). Wanneer die debatten precies plaatsvinden, blijft voorlopig een vraagteken, omdat minister Vanderpoorten eerst de situatie in Wallonië wil inschatten. In september stelt zij de agenda op.

Niet iedereen in Vlaanderen is gewonnen voor het toelatingsexamen vóór de eerste kandidatuur. De KU-Leuven nam hierover vijf jaar geleden al een standpunt in. De Leuvense universiteit vindt een toelatingsproef na de eerste kandidatuur ‘democratischer’, omdat de lat niet in alle secundaire scholen even hoog ligt. Die verschillen zorgen voor een relatief grote sociale ongelijkheid. ‘Ik ben er niet tegen om over de kwestie opnieuw een debat te houden’, bevestigt André Oosterlinck, de rector van de KU-Leuven. ‘Tegen die tijd moet de KU-Leuven wel een nieuw standpunt formuleren. Zelf blijf ik ervan overtuigd dat het toelatingsexamen ná de eerste kandidatuur inderdaad democratischer is. Als het tenminste één examen wordt voor alle universiteiten samen. Niet alle kandidaten komen immers uit een even goede school of zaten in de juiste richting. Als de selectie ná de eerste kandidatuur plaatsvindt, krijgt iedereen meer gelijke kansen. Wie wel slaagt in de eerste kandidatuur, maar niet in het toelatingsexamen, kunnen we laten doorstromen naar andere richtingen.’

BUITENLANDSE EXPERTEN

De mening van de Leuvense rector wordt alvast niet bijgetreden door de buitenlandse specialisten die minister Vanderpoorten heeft ingehuurd om het toelatingsexamen in zijn huidige vorm door te lichten. ‘Als een beperking van het aantal studenten in een bepaalde studierichting onvermijdelijk blijkt, moet men steeds de voorkeur geven aan een selectie vóór het begin van de studie, boven het alternatief van de zuivering van een groot deel van de studenten ná het eerste jaar, of nog later’, schrijft de Duitser Günter Trost. ‘De ervaring het te hebben moeten opgeven, weegt zwaar door en de aldus verspilde studietijd is een financiële opdoffer.’ Daarnaast noteert Trost ook de meerkost voor de belastingbetaler. En een daling van de kwaliteit van de opleiding, als colleges door een open toelatingsbeleid ‘eivol’ zitten.

Wat is het hoofdargument vóór de uitzuivering in een later stadium? De observatie van het studeergedrag in het eerste jaar biedt een duidelijker basis om te beslissen wie al dan niet verder mag. Dit argument snijdt, volgens Günter Trost, alleen hout als de eisen in de eerste jaren representatief zijn voor wat in de latere studiefasen van de studenten wordt gevraagd. Welnu, in de medische richting is dit niet het geval. De redenering boet, volgens de Duitse expert, nog verder aan belang in als men erin slaagt vóór de opleiding selectieprocedures te hanteren die het succes in de opleiding met bevredigende trefzekerheid kunnen voorspellen. Het hoge slaagcijfer van de eerstejaars die vóór de eerste kandidatuur via het toelatingsexamen zijn gescreend, wijst alvast in die richting.

Günter Horst: ‘Het is geen toeval dat wereldwijd bijna altijd een substantieel kleiner aantal studenten tot de opleiding wordt toegelaten dan er belangstellenden zijn. Alleen Wallonië, Frankrijk en Franstalig Zwitserland gebruiken het alternatieve model.’

De Nederlandse deskundige Pieter J.D. Drenth zit op eenzelfde lijn. Alleen suggereert hij om naast de toelatingsproef ook de totaalprestaties van het eindexamen in de humaniora in te calculeren. ‘Zoals dat al in de Angelsaksische landen gebeurt. Wereldwijd zijn die prestaties de indicator bij uitstek voor het succes in het hoger onderwijs’, schrijft Drenth. ‘Dat geldt zelfs voor de Verenigde Staten, waar de kwaliteit van de high schools nochtans zeer verscheiden is. Een gemiddeld rapport op basis van alle vakrapporten leidt tot een betere voorspelling van het studiesucces dan de individuele rapporten. De verklaring hiervoor is dat een gemiddeld of algemeen rapport ook het algemeen bevattingsvermogen, de bereidheid tot inspanningen – ook voor weinig geliefde vakken – het doorzettingsvermogen, de leer- en werktechnieken en de capaciteit om zich te bewijzen in examensituaties aantoont.’

Marleen Teugels

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content