De Nederlandse filosoof Wouter Kusters is ervarings-deskundige op het vlak van psychoses. Toen hij vorige maand een verwarde jongeman het NOS-journaal zag kapen, herkende hij zichzelf in hem. ‘Ik had die jongen kunnen zijn,’ zegt hij, ‘net zoals velen hem hadden kunnen zijn. Want de waanzin leeft bij ons allen.’
Twee keer maakte Wouter Kusters (48) een psychotische episode door: een eerste keer in 1987 als jonge student, een tweede keer op de kop af twintig jaar later in 2007. Beide keren werd hij opgenomen in een gesloten afdeling van een psychiatrische inrichting, en ook een tijd in de isoleercel. Beide keren stopte hij nadien al vrij snel met zijn medicatie. Kusters schreef verscheidene boeken en essays over zijn psychoses, waaronder het vuistdikke Filosofie van de waanzin, dat bijzonder lovend werd ontvangen. Daarin beschrijft hij de waanzin minutieus van binnenuit: hoe ziet je wereld eruit als je psychotisch bent?
Op 30 januari zat Wouter Kusters net als heel Nederland met open mond naar de tv te kijken toen een verwarde jongeman vrijwel live het NOS-journaal kaapte. ‘De dingen die gezegd gaan worden, dat zijn wel hele grote wereldzaken’, zei de negentienjarige Tarik Z. toen schijnbaar kalm en beheerst tegen de portier van het omroepgebouw die hem aan de praat hield. ‘We zijn, zeg maar, ingehuurd door inlichtingendiensten en daar hebben we zaken vernomen die de huidige samenleving in twijfel trekken. Die gaan we nu naar buiten brengen.’ Tarik Z. eiste dat hij in primetime een brief mocht voorlezen die gericht was aan de hele Nederlandse bevolking, maar zover kwam het niet. Voor het oog van de camera werd hij ingerekend door zwaarbewapende agenten.
‘Het is niet dat ik zijn daden goedkeur,’ zegt Kusters, ‘maar ik voel wel een sympathie voor hem. Ik weet namelijk dat mij hetzelfde had kunnen gebeuren. Als ik in iets andere omstandigheden had gezeten… Als ik een neppistool had gehad en me net als die jongen op het centrum van de media had gericht, dan had ik daar evengoed kunnen staan in die tv-studio.’
Het is een typisch kenmerk van de waanzin om te denken dat je iets belangrijks hebt ontdekt, zegt Kusters, iets wat jij alleen weet. ‘Je hebt bij een psychose sterk het gevoel dat de schellen je van de ogen zijn gevallen. Je hebt een inzicht bereikt. Ineens zie je hoe alles in elkaar zit, dat de wereld op een heel andere manier is geordend en wordt geregeerd, en dat de verdeling tussen goed en kwaad heel anders is dan iedereen denkt. Jij alleen hebt die openbaring gehad, om het in religieuze termen uit te drukken, en daarom voel je ook een grote urgentie om die boodschap te verbreiden. Toen ik in 1987 een eerste keer psychotisch werd, werd ik opgesloten in een isoleercel. Ik wist niet waar ik was, maar ze vertelden me dat ik me vlak bij Hilversum bevond. Daaruit leidde ik af dat ik een radio-uitzending verzorgde die over heel Nederland werd uitgezonden. Wat ik allemaal wist – en andere mensen niet – over hoe de wereld door boze kernmachten werd bestuurd, verspreidde ik via mijn gedachten die radiogolven waren geworden. In zekere zin was ik meer in de war dan Tarik Z. Hij had tenminste nog het besef dat hij in het werkelijke Hilversum moest zijn.’ (lacht)
‘Ik vind het zo tragisch hoe het met die jongen is gelopen. Als hij geen (nep)pistool had gehad, was hij gewoon afgevoerd en meegenomen naar het politiebureau. Dan had hij daarna een gesprek gehad met een psychiater en was hij verder begeleid. Maar hij is wereldwijd op tv geweest. Op slag was hij een waanzinnige, een zieke, een semiterrorist zelfs en een gevaar voor de samenleving dat moest worden opgesloten. Hij krijgt hier natuurlijk ontzettend last mee. Hij heeft zijn leven met die ene actie een bepalende wending gegeven. Jarenlang zal hij belachelijk gemaakt worden. Ik leef sterk met hem mee, want nogmaals: ik had die jongen kunnen zijn, net zoals velen hem hadden kunnen zijn.’
Als er één rode draad door het werk van Wouter Kusters loopt, dan wel het pleidooi om de psychoticus serieus te nemen. In de inleiding tot zijn Filosofie van de waanzin schrijft hij: ‘De waanzin wordt doorgaans toegeschreven aan gebrekkigen van geest of mensen met een hersenziekte en kan zo, veilig aan gene zijde van de muur van de inrichting, worden geneutraliseerd en uiteindelijk verdoofd en “ontzenuwd”. Dit boek gaat precies over wat er dan verloren dreigt te gaan: de rijkdom van de waanzinnige wereld.’ De waanzin is geen ‘dieptepunt van zinloosheid’, betoogt Kusters. Ze is zeker geen neurologisch defect, en hoort ‘niet tussen de suikerziektes en de gebroken benen, zoals veel psychiaters ons willen doen geloven’. Nee, ze is een essentieel menselijke conditie die thuishoort ’tussen bijzondere ervaringen van wijsheid, mystiek en creativiteit’.
Het vergt enige hersengymnastiek om dat te rijmen met de verwarde Tarik Z., maar Kusters legt het uit. ‘De waanzin leeft bij ons allen’, zegt hij. ‘Wie de psychose begrijpt, begrijpt ook de meest innerlijke structuur van mensen. Wat ik in mijn boek probeer te tonen, is dat de waanzin een ervaring is die voor iedereen openstaat. Het is een verheviging van wat we allemaal in ons dragen. Er zit namelijk een soort knoop in de menselijke existentie die niet kan worden opgelost: we verlangen allemaal naar oneindigheid terwijl we in een wereld leven die eindig is. Wie psychotisch is, denkt de grote levensvragen op een extreme manier door. Dat is ook bij mij gebeurd. Al vanaf de middelbare school was ik geïnteresseerd in nadenken over wat je in één woord filosofie zou kunnen noemen: wat is de zin van het leven, wat is de mens, wat is goed en kwaad en waar gaat de tijd heen? In 1987 – ik was toen twintig – maakten die vragen zo’n indruk op me en werd ik zo bevlogen door de schijn van het vinden van een antwoord dat ik voor het eerst in een psychiatrische inrichting belandde. En in 2007, op mijn veertigste, nog een keer.’
U had gewoon te diep nagedacht?
WOUTERKUSTERS: Ja. Er waren ook andere factoren die een rol speelden: beide keren beleefde ik een diepe liefdescrisis, en allebei de keren werd het vuur ook aangewakkerd door drugs, door cannabis. Maar in essentie was mijn psychose een filosofische zoektocht, een existentiële worsteling. In de waanzin ben je op een associatieve, ongecontroleerde manier bezig om de meest fundamentele vragen van het bestaan op te lossen. Als je een psychose alleen bekijkt als een probleem van individuen dat kan worden opgelost met medicatie, zoals de huidige psychiatrie gelooft, dan voer je eigenlijk een soort heksenjacht. Je probeert iets te vernietigen wat niet te vernietigen valt. Ik maak graag de vergelijking met angsten, daarmee is dat nog veel duidelijker. Nu wordt gezegd: daar bestaat medicatie tegen, mensen hoeven niet angstig te zijn. Terwijl angst uiteraard diepwezenlijk in de mens zit, zonder angst is de mens niet denkbaar. Volgens mij geldt dat ook voor psychoses en waanzin.
U haalt in uw boek een rist bekende denkers aan, zoals Sartre, Wittgenstein, Heidegger en Nietzsche. Hun werk grenst aan de waanzin, zegt u.
KUSTERS: Klopt. Kijk, gewoonlijk gaat de dag vanzelf. Je weet wat je moet doen en je gaat van de ene afspraak in je agenda naar de andere. Om het een beetje gechargeerd te zeggen: als een soort robot vervul je je sociale rol. Psychoten vallen uit die vanzelfsprekendheid. Het vertrouwen dat alles wel goed in elkaar zit, is verdwenen. Ze gaan alles ter discussie stellen. Dat hebben ze gemeen met filosofen, alleen hebben die er meer beheersing over. Waanzinnigen en filosofen hebben beiden het idee dat de wereld hun duidelijk is geworden, en ze hebben de dwingende drang om daarover iets te zeggen. Met de psychoot gaat dat idee aan de loop, terwijl de filosoof zijn waarheden ontvouwt met behulp van andere teksten. Hij haakt aan bij een traditie zodat zijn betoog begrijpelijk blijft voor anderen. Maar als je sommige teksten van bijvoorbeeld Sartre of Schelling sec bekijkt, dan lijken ze sterk op teksten van waanzinnigen.
De waanzin is niet alleen inherent aan de mens, zegt u, maar biedt ook een rijkdom. U maakt er een beetje reclame voor?
KUSTERS: Ik wil zeker niet nog een keer psychotisch worden, maar ik wil met mijn boeken wel aantonen dat het niet alleen maar ellende is die je moet wegdrukken als je het eenmaal hebt meegemaakt. Het kan ook een bron van inspiratie zijn voor je verdere leven.
Wat zijn dan de verlokkingen van de waanzin, zoals u dat noemt?
KUSTERS: Wanneer je psychotisch bent, ervaar je in eerste instantie een gevoel van extreme verwondering, die ‘perplexiteit’ wordt genoemd. Je wordt als het ware herboren. Je hebt sterk het gevoel dat alles anders is dan voorheen, en dat je de wereld nu pas ziet zoals hij echt is. Daar ontleen je kracht aan. Je bent extatisch en ervaart een enorm gevoel van verbondenheid met het ‘zijn’. Je leeft in een intens heden. De dingen verschijnen op zichzelf. Alles wat je ziet verwijst niet meer naar iets anders, ook niet naar het verleden. De ‘normale’ conventies, gebruiken en patronen laat je los en je produceert zelf nieuwe betekenissen. Je voelt een enorme openheid naar de wereld, de beelden stromen binnen. Dat is juist de sterkte en de creativiteit van de psychoot: hij blijft niet in oude, vertrouwde gewoonten hangen maar produceert nieuwe verbanden en legt nieuwe mogelijkheden bloot die in het alledaagse denken voor het gewoontedier verborgen blijven. De associaties van psychotici zijn bijvoorbeeld goed te vergelijken met de associaties van dichters.
U nam in Filosofie van de waanzin een aangrijpende brief op die u in 2007 bij het begin van uw psychose aan uw geliefde schreef. ‘Lieve D, je zult wel denken dat ik gek geworden ben en dat is misschien ook wel zo… Alvorens je mij laat opsluiten, platspuiten en me tot een zombie maakt, wil je eerst naar me kijken? Naar me luisteren, proberen me te begrijpen? Vanuit je hart voor mij te zorgen?’
KUSTERS: Ik benadruk vaak de vrolijke en creatieve aspecten van de psychose waarin je nieuwe betekenissen schept en je extatisch voelt. Maar angst is natuurlijk ook typisch een kenmerk dat bij een psychose hoort, zeker als die uitgelokt wordt door trauma’s die mensen hebben opgelopen. In die brief heb ik de wanhoop verwoord die ik toen ook voelde.
U werd twee keer opgesloten in een isoleercel. Is dat standaardprocedure bij psychotici?
KUSTERS: Dat zul je psychiaters nooit horen zeggen, maar psychotici lopen een groot risico om daarin te worden opgesloten, terwijl het contraproductief is en de zaken alleen maar erger maakt. Het is echt vreselijk, men doet het voor het gemak, om de rust op de afdeling te bewaren. Men geeft je medicijnen en zegt: ‘Morgen komen we terug.’ Terwijl je op zo’n moment enkel een gesprek wilt of enige menselijkheid… Je wilt dat je er niet alleen voor staat.
Waarom maakt de isoleercel de toestand erger?
KUSTERS: Je wordt van straat geplukt en men brengt je in een hele andere, klinische omgeving. Je weet helemaal niet waar je bent als je in de isoleercel wordt opgenomen. Veel psychotici hebben het idee dat ze in een dodencel beland zijn – dat had ik ook. In de isoleercel bevindt zich niets vertrouwds of geruststellends dat de psychoot in de oude, vertrouwde wereld zou kunnen houden. Zijn innerlijke motor van wanen kan daar op volle toeren en in vreemde banen draaien. Ook de afwezigheid van mensen zorgt voor een vrije loop van associaties.
Met waanzinnigen valt best te praten, zegt u, alleen zijn de meeste psychiaters niet geïnteresseerd in het verhaal van psychoten.
KUSTERS: Laatst was ik op een congres, en ik sprak er met een familielid van een waanzinnige. Zij had tegen de psychiater gezegd: ‘Jullie kijken helemaal niet naar wie mijn zus is, jullie proberen haar niet echt te helpen.’ De psychiater had geantwoord: ‘Jij hebt het over het gezonde deel van je zus, maar wij kijken naar het zieke gedeelte en proberen daar iets aan te doen.’ Dat is het overheersende psychiatrische betoog van vandaag: mensen die waanzinnig zijn, zijn ziek. ‘Er scheelt iets in de hersenen met hun neurotransmitters, en daar hebben we medicijnen voor.’ Ik vind de psychiaters die zo redeneren niet deskundig en weinig begripvol. Als psychoot ben je heel intens bezig met je eigen verwarring te ontwarren. Voor jezelf zit er heel veel betekenis in die zogenaamde wartaal, maar een psychiater ziet je als een wandelend ziektebeeld. Psychiaters worden natuurlijk ook zo opgeleid: als geneeskundige. Het zit heel erg in hun denken: iemand die raar doet, heeft een hersenziekte met symptomen, een verloop en een prognose. Vooral voor jonge psychiaters is het heel moeilijk om daaruit te stappen, ze moeten zich nog bewijzen.
U weigert de psychose als een ziekte te zien, maar is het niet juist zo dat je het stigma wegneemt als je het zo ‘gewoon’ maakt als suikerziekte of een gebroken been?
KUSTERS: Het geeft een ander stigma in de plaats, namelijk dat je een ziekte hebt die voortaan altijd op de loer zal liggen en die in wezen buitenmenselijk is. ‘Die persoon was gek,’ wordt er gezegd, ‘hij kan er niets aan doen, zijn ziekte speelde op en het kan zo weer gebeuren.’ Het leidt tot zelfgenoegzaamheid: we verdiepen ons niet meer in mensen die echt anders doen. We zien ze als wezens die ver van ons af staan.
In uw boek raadt u psychiaters aan om eens psychofarmaca te proberen, zodat ze zelf voelen hoe die geneesmiddelen het brein lamleggen. Let them eat cake, schrijft u.
KUSTERS: Ja, een enkele psychiater heeft gezegd dat hij dat een beetje vilein van me vond. (lacht)
Bent u dan helemaal tegen het gebruik van medicatie?
KUSTERS: Psychofarmaca verdoven de hersenen, de waanzinnige wereld wordt erdoor afgeremd en kapotgeslagen. Dat vind ik jammer. Maar tegelijk begrijp ik best dat er mensen zijn die regelmatig in een psychose terechtkomen en die blij zijn dat daar medicijnen tegen bestaan. Wie ben ik dan om te zeggen dat je dat niet moet doen?
Wat is het alternatief? Hoe moeten we dan wel met mensen omgaan die psychotisch zijn? U schrijft zelf in uw boek dat opsluiting soms nodig is, om henzelf en om de maatschappij te beschermen.
KUSTERS: De oplossing is in ieder geval níét eenzaamheid – dat allereerst -, en niet enkel medicatie, zoals de protocollen in de psychiatrie vandaag voorschrijven. Eigenlijk is het heel eenvoudig: je moet de waanzinnige blijven zien als een menselijk wezen, ook al gedraagt hij zich onbegrijpelijk. Je moet betrokken blijven bij die persoon, en in elk geval luisteren naar wat hij zegt. En als je het niet begrijpt, dan vraag je het gewoon. Dat kan. Het wordt in de psychiatrie soms afgeraden om met waanzinnigen te praten, want dan zou je de psychose enkel aanwakkeren, maar dat is niet zo. Voor alle duidelijkheid: mijn tijd in de psychiatrische inrichting was niet alleen doffe ellende. Ik heb er ook mensen ontmoet die wel normaal tegen me deden – vooral de verpleegkundigen. Zij komen vaak uit een andere traditie dan de psychiaters. Ze zijn meer gericht op de verzorging van de medemens dan op de bestrijding van een ziekte.
Nog een tip die u geeft: wie wil weten wat een psychose is en uw boek niet wil lezen, raadt u aan om softdrugs te nemen. Al voegt u daar wel aan toe ‘dat het risico wel is dat je er uiteindelijk langer in blijft, met alle nare gevolgen van dien’.
KUSTERS: In mijn boek laat ik zien dat cannabis, en dan vooral THC, een van de routes is die naar de waanzin leiden. In Nederland zijn we dertig, veertig jaar lang heel tolerant geweest tegenover softdrugs – ‘lekker blowen, het is toch allemaal zo leuk’. Maar nu weten we dat het een van de risicofactoren is om psychotisch te worden. Dat zou veel meer aan jonge mensen duidelijk gemaakt moeten worden. Ik heb twee jonge kinderen. Als vader hoop ik uiteraard niet dat ze waanzinnig zullen worden in medische zin, want dat is ook verschrikkelijk, maar ik hoop wel dat ze oog hebben voor het wonder van het bestaan. Ik zal ze zeker niet aansporen om cannabis te roken. Als ze de waanzin in willen, moeten ze gewoon lekker mijn boek lezen.
Nog even terug naar Tarik Z. Zoals u al aangaf, werd er meteen gevreesd dat hij een terrorist zou zijn.
KUSTERS: Dat maakt op een andere manier ook weer duidelijk hoe dicht de waanzin bij ons allemaal ligt. Veel mensen vinden dit een angstige tijd. Ze zien al snel een samenzwering, van de islam bijvoorbeeld, en ze zijn bang dat anderen niet zijn wat ze lijken. We weten niet precies wat Tarik Z. over die grote wereldzaken bekend wilde maken, maar het is duidelijk dat hij dacht dat hij een soort samenzwering had ontdekt. Toen hij eenmaal was ingerekend, werd hij meteen als ziekelijk afgeschreven, terwijl mensen die overal een complot van de fundamentalistische islam tegen de westerse wereld in zien wél nog bij ‘de normalen’ horen.
Leven we dan in een tijd van massapsychose?
KUSTERS: We leven in elk geval in een tijd waarin wanen zoals bij die jongeman in de NOS-studio zich makkelijk ontwikkelen. Je moet maar eens naar internetfora kijken, wat voor complottheorieën mensen eropna houden. Met een paar kleine verschuivingen kom je zo in een andere werkelijkheid terecht. De waanzin leeft echt bij ons allen, maar vaak willen we het niet weten. We klampen ons vast aan een ‘verondersteld’ helder onderscheid tussen waan en waarheid. Dat zie je bijvoorbeeld ook bij een tv-serie als Homeland. Het hoofdpersonage is een medewerkster van de CIA. Ze ontrafelt een complot tegen Amerika, maar anderen geloven haar niet en ze wordt opgesloten in een psychiatrische inrichting. Later blijkt weer dat ze niet gek is en wordt ze wel geloofd. Daar kunnen we van genieten omdat het duidelijk fictie is, maar het succes van die serie zegt natuurlijk veel over de tijd waarin we leven.
DOOR ILSE DEGRYSE
‘Als je een psychose bekijkt als een probleem dat je met medicatie oplost, dan voer je een heksenjacht. Je probeert iets te vernietigen wat niet te vernietigen valt.’