Hij is nu 76 en legt de laatste hand aan zijn levenswerk, een vergelijkende filosofie van alle religies. Ulrich Libbrecht over ‘de geur van de roos’, burgerlijke ongehoorzaamheid, en de nood aan een ‘boeddhisering’ van het christendom.

Na het interview wordt de tafel gedekt. Witloof met hesp uit de oven. ‘Stel dat u honger hebt en noodlijdend bent’, glimlacht hij. ‘Dan zou ik kunnen vragen: in welk artikel van de grondwet of het burgerlijk wetboek staat dat ik u te eten moet geven? Dat doen de zogenaamde legalisten. Maar zo werkt het niet, hè. Nee, ik word ontroerd door de situatie waarin u verkeert, er ontstaat bij mij een empathie, en die noopt mij tot daden. Begrijpt u?’

Van de kosmos naar de maaltijd: voor Ulrich Libbrecht is het een kleine stap, zonder intellectuele acrobatie. Alles heeft een plaats gevonden in het heldere wereldbeeld waaraan hij bijna een halve eeuw heeft getimmerd. Niet dat hij alles denkt te begrijpen, integendeel: soms is ‘begrijpen’ helemaal niet aan de orde. Er is het verstand, er zijn de emoties. ‘Maar dat wil niet zeggen dat we zweverig moeten doen’, zegt hij. ‘Ik heb geen boodschap aan dat exotisme à la New Age, ik hou niet van boekjes zonder filosofische ruggengraat. Het is al moeilijk genoeg, ik wil vaste grond onder mijn voeten. Maar ook over emoties kun je logisch nadenken.’

Hij is nu 76, en bijna rond. Van zijn levenswerk, Inleiding Comparatieve Filosofie, is momenteel het vierde en laatste deel in druk. Zopas verscheen alvast een wat toegankelijker versie van zijn intellectuele testament: Is God dood? – zijn zoektocht naar de kern van de spiritualiteit. Die zoektocht voerde hem vele jaren geleden naar het Oosten, waar hij kennismaakte met onder meer het taoïsme en boeddhisme. ‘Maar’, schrijft hij, ‘wie steeds maar in oostelijke richting loopt, komt ten slotte weer in het Westen terecht.’

Toch is hij hier nooit langer dan een paar weken weggebleven. Veel gereisd, overal geweest, maar altijd meteen terug naar Zulzeke: ‘Een dorpje van niks, waar je nog rustig kunt nadenken. Ik voel mij hier thuis, hoewel de meeste bekenden al dood zijn. Vorige zaterdag is onze pastoor nog begraven. Ik zei tegen mijn vrouw: Nu is het onzen toer.’

Voor het interview begint, moet eerst dat incidentje uit de weg. Het zit zo: in De Standaard werd Libbrecht onlangs ook geïnterviewd, en had hij de God van het jodendom een ’tiran’ genoemd, naar het Griekse tyrannos: alleenheerser, koning, vorst. ‘Misschien was dat een beetje onvoorzichtig van mij’, zegt hij. ‘Ik had er rekening mee moeten houden dat het woord voor de meeste mensen de afgeleide, negatieve betekenis dwingeland heeft.’

Een en ander was in het verkeerde keelgat geschoten bij de Antwerps-Nederlandse schrijver-polemist Benno Barnard, die Libbrecht in een felle reactie afdeed als Professor in het Niets: ‘O, ik geloof direct dat professor Libbrecht een uitmuntend boeddholoog of zelfs boeddhist is. En ik neem voetstoots aan dat de comparatieve wijsgeer absoluut geen antisemitische sympathieën koestert. Maar dat verandert helaas niets aan zijn kwalijke onwetendheid over de wortelstok van onze cultuur. Het is godgeklaagd (dat is wel het woord) dat hij opvattingen debiteert die het intellectuele antisemitisme van vandaag alleen maar voeden.’

Libbrecht, die inmiddels op de website van zijn School voor Comparatieve Filosofie in Antwerpen (www.scfa.be) een uitgebreid antwoord op Barnard publiceerde, is een beetje verbijsterd: ‘Mijn eerste reactie was: hoe kan iemand nu zo doordrammen over zaken waar hij niets van weet? Ik wil de laatste krachten van mijn leven niet besteden aan een polemiek met Barnard, maar ik wil hem erop wijzen dat antisemitisme een misdaad is. En als hij mij valselijk zou beschuldigen van medeplichtigheid aan een misdaad, dan is dat een misdaad.’

Met die ‘kwalijke onwetendheid’ van Libbrecht valt het overigens reuze mee. Wie zich daarvan wil vergewissen: zijn oeuvre biedt voor elk wat wils. Behalve die academische turf en het toegankelijke werk, is er ook het volstrekt onpretentieuze Een glimlach uit het Oosten, waarin hij het heeft opgeschreven zoals hij het tijdens talloze lezingen zo vaak ‘in al zijn volkse eenvoud’ heeft verteld.

Maar ter zake.

Is God dood?

ULRICH LIBBRECHT: De God van het christendom, zoals wij die in het Westen geconcipieerd hebben, ligt op sterven. Dat wil niet zeggen dat ‘het mysterie’ op sterven ligt, want dat kan niet. In het Westen zijn we altijd uitgegaan van het bestaan of het niet-bestaan van God. En dat doe ik niet. Als comparatief filosoof is mijn eerste vraag: wat is dat, God? Het boeddhisme kent dat concept bijvoorbeeld helemaal niet. Door in contact te komen met het oosterse denken, ben ik op zoek gegaan naar de dieptestructuur van de verschillende religies. Shakespeare schreef dat de geur van de roos niet verandert als haar naam verandert. En die geur van de roos, de kern van alle religies, is volgens mij de mystiek.

Wat is mystiek?

LIBBRECHT: Mystiek vertrekt bij de menselijke ontroerbaarheid: ik ben ontroerbaar aan het wonder van het bestaan. Dat heeft te maken met emotionaliteit, maar niet zoals wij die in het Westen begrijpen. Wij brengen emotionaliteit altijd in verband met ons eigen kleine ego, niet met het bestaansmysterie. Ik zal u een voorbeeld geven. Zodra je geleerd hebt om niet meer te zeggen ‘Ik adem’, maar ‘De kosmos ademt met mij’, ben je al een hele stap vooruit. Als ik slaap, weet ik niet eens dat ik adem, en toch adem ik verder. Vergelijk het met een stuk fruit, dat kan ook niet zeggen: ‘Ik rijp’. Er is iets in mij dat aan het werken is, iets waar ik niet echt bij kan, en dat ik niet het mijne kan noemen.

Is dat gevoel typisch oosters?

LIBBRECHT: Nee, het is universeel, maar wij hebben het naar de achtergrond geduwd. Het Westen heeft zich helemaal toegelegd op het uitwerken van de rationaliteit, waar ik trouwens veel belang aan hecht. Ik ben heel nuchter en rationeel. Ik wil wel religieus zijn, maar ik kan geen religieus systeem aanvaarden, dat totaal onwetenschappelijk is. Het christendom heeft altijd willen aantonen dat het eigenlijk een rationele religie was, dat een verstandig mens dat allemaal kan aanvaarden. Maar dat is niet vol te houden, natuurlijk. De botsing met de wetenschap is onvermijdelijk. In de Middeleeuwen kon je de mensen alles wijsmaken, vandaag kun je de monotheïstische godsdiensten niet meer op een logische manier overeind houden.

Het valt op dat u nauwelijks over de islam schrijft.

LIBBRECHT: Eigenlijk zijn zowel de islam als het christendom in hun diepste opvattingen te herleiden tot het jodendom. De basisparadigma’s zijn dezelfde: er is een God, die heeft de wereld geschapen, er is een toekomstig heil voor de mens als persoon… Misschien moet iemand die drie monotheïstische tradities eens grondig met elkaar vergelijken. Niet theologisch, maar filosofisch. Ik heb ze in mijn model herleid tot één enkele dieptestructuur, die waarschijnlijk het dichtst ligt bij het jodendom, waarover ik heel wat heb gelezen. Ik heb altijd geprobeerd om alles in een mondiaal perspectief te plaatsen. De grote opdracht voor mij was dan ook het leren kennen van de oosterse religies, omdat ze zo ver van ons afstaan.

Botsen de oosterse religies niet met de wetenschap?

LIBBRECHT: Nee, het boeddhisme is bijvoorbeeld perfect toevoegbaar aan het wetenschappelijke wereldbeeld. Kijk, er zijn drie manieren om naar de wereld te kijken. Ofwel zie ik alleen het fenomeen op zich, de natuur, en stel ik mij daar tevreden mee. Dan ben ik een taoïst en zoek ik niet verder. Ik vraag mij niet af wie die natuur heeft gemaakt, ik neem aan dat het universum eeuwig is en besef dat ik het nooit tot in de diepste diepte zal kunnen doorgronden – de natuur is datgene wat bestaat, het ‘vanzelf-zo’, een basis voor kennis maar ook een eeuwig geheim. Als ik inzicht probeer te krijgen in dat universum, begint mijn verstand te werken en doe ik aan wetenschap. Heel waardevol, want met inzicht komt beheersing, dankzij de wetenschap kan ik mijn leven comfortabeler maken. De derde manier om naar de wereld te kijken, is die van de boeddhisten. Het mysterie waarin zij leven, is een leegte die ze niet kunnen begrijpen, maar wel kunnen ervaren. Waarom kan ik dat mysterie niet begrijpen? Omdat ik er zelf toe behoor. Ik kan dat grote wonder niet benaderen als een ding, ik kan het niet van buitenaf beschouwen, want ik zit er tot over mijn oren in.

En dat is dan het zogenaamde Niets?

LIBBRECHT: Het is wat de boeddhisten het niet-iets noemen – ik ben altijd jaloers geweest op het Engelse woord: no-thing. Ik kan nadenken over dingen, maar over het niet-iets, het nothing, kan ik niet nadenken. Ik kan de geur van de roos niet beschrijven, het is een directe ervaring. En als u niet aan de roos wilt ruiken, mist u die ervaring. Ik heb wel eens geschreven, in een literaire bevlieging, dat we eens wat vaker aan het heelal zouden moeten ruiken. Het wonder opsnuiven, begrijpt u? Dat zou ons in een andere stemming brengen, een transcendente Stimmung, om het woord van Heidegger te gebruiken. Maar met zulke opmerkingen moet ik in het Westen niet aankomen, dat is zogezegd te primitief. Voor mij is dat helemaal niet primitief, het is de hoogste vorm van religiositeit.

En die vindt u ook terug bij de christelijke mystici?

LIBBRECHT: Vooral bij de negende-eeuwse Ierse filosoof John Scotus Eriugena, die ik beschouw als de grondlegger van de westerse mystiek, met later onder meer ook Ruusbroec en Meister Eckhart. Maar de kerk heeft die beweging altijd tegengewerkt. De mystiek kon niet worden ingeschakeld in de structuur van de kerk. De mystieke ervaring is een individuele ervaring, en dat kon niet. Volgens de katholieke leer is er geen heil buiten de kerk – extra ecclesiam nulla salvus: dat heeft kardinaal Ratzinger een paar jaar geleden nog durven beweren. Dat is sektarisme tot en met, natuurlijk.

Is een protestant niet vrijer, in zijn individuele relatie met God?

LIBBRECHT: Ja, maar ook in het protestantisme heeft het sektarisme zich ontwikkeld, dat altijd maar willen terugvallen op die bijbelteksten. Welk belang hebben die woorden? Boeddhisten weten heel goed dat woorden alleen maar hulpmiddelen zijn, die nooit de hele waarheid kunnen weergeven. De zesde zen-patriarch heeft de Lotus-soetra verscheurd en weggegooid. Al die woorden hinderden hem, deden hem nadenken en discussiëren met andere mensen, en dus zei hij: weg met die dingen, ik wil mijn innerlijke wereld opbouwen. Nu zeg ik niet dat wij de bijbel moeten verscheuren, maar ik kan niet goed verdragen dat wij nog altijd zo slaafs op die teksten terugvallen.

Daarom pleit u voor een ‘boeddhisering’ van het christendom.

LIBBRECHT: Ik bedoel niet dat wij hier het boeddhisme moeten invoeren, want dat is natuurlijk onmogelijk. Het christendom is en blijft de spiritualiteit van het Westen. Maar wat het christendom van het boeddhisme kan leren, is dat mystiek de kern van elke religie is. Een religie zonder die innerlijke dimensie is een valse religie.

Bent u zelf eigenlijk een boeddhist?

LIBBRECHT: In de religieuze zin van het woord niet. Filosofisch gesproken wel. Ik ben niet geïnteresseerd in rituelen, ik doe ook niet aan vergelijkende godsdienstwetenschappen. Ik interesseer mij voor de filosofie van het boeddhisme, omdat ik die kan integreren in mijn eigen leven. Je kunt christen zijn aan de oppervlakte en boeddhist in de diepte. Dat is zo aantrekkelijk aan het boeddhisme: het ligt dicht bij die dieptestructuur van alle religies.

Hebt u het katholieke geloof helemaal van u afgeschud?

LIBBRECHT: Ik heb het niet zomaar aan de deur gezet. In mijn jeugd heeft dat geloof de zin van mijn leven bepaald. Het moest vervangen worden door iets anders, of mijn leven zou zinloos geworden zijn. Ik heb nog altijd geen bezwaar tegen wat er in de kerk gebeurt, maar het is allemaal zo doorzichtig geworden. Die gebeden, het zijn zulke inhoudsloze woorden. In de bijbel kom ik zoveel inhoudsloze verhalen tegen. Maar er is ook het evangelie van Johannes, waarvoor ik grote bewondering heb. Daarin wordt veel gesproken over de eenheidservaring met God. Dat begrijpen wij in het Westen niet zo goed, en het ís ook een moeilijk punt in een personalistische religie: hoe kun je nu één worden met een persoonlijke God? Voor de boeddhisten is dat eenvoudig: mijn diepste natuur, die de natuur van het mysterie is, noemen zij de boeddha-natuur. Boeddha betekent in het Sanskriet ‘de verlichte’. De verlichte mens weet dat er onder zijn oppervlaktestructuur die de medemens kan waarnemen, ook een diepere natuur zit. Eén worden met het mysterie is één worden met die boeddha-natuur.

Met ‘geloven’ heeft dat dus weinig te maken.

LIBBRECHT: De theologen zeggen: ik geloof opdat ik het zou begrijpen. Eerst fixeren ze de waarheid, en dan gaan ze die verdedigen. Dat kan niet voor mij, ik kan niet vroom knikken en geloven opdat ik zou begrijpen – credo ut intelligam -, of geloven omdat het onbegrijpelijk is – credo quia absurdum. Ik heb rigoureus de twijfel ingevoerd, ik kan zonder twijfel niet meer verder met deze wereld. Geloven? Een boeddhist moet bijvoorbeeld niets geloven van wat er in de teksten staat. Als de teksten mekaar tegenspreken, zegt hij: ha, je moet kiezen! (lacht) Er is geen leer, er zijn geen dogma’s, er is geen hiërarchisch gezag, geen tien geboden.

Komen de raadgevingen van de Boeddha niet op hetzelfde neer?

LIBBRECHT: Mededogen en vriendelijkheid zijn voor boeddhisten geen geboden of plichten. Je kunt iemand toch niet bij wet verplichten om de ander lief te hebben? Respecteren oké, maar liefhebben? Nee, het mededogen volgt uit je innerlijke houding, door meditatie word je innerlijk zacht, gevoelig voor het leed van de ander. Dat vind ik een schitterende gedachte: de Boeddha zegt dat iemand die mediteert en geen mededogen toepast, een leugenaar is.

Meditatie is geen egotrip.

LIBBRECHT: Door meditatie wordt je emotionaliteit naar buiten gericht, je egoïsme omgekeerd. Kijk, iedereen voelt direct aan dat er een groot tekort is in deze wereld. Wie rijk is, wil altijd rijker worden. De anderen sterven van de honger en daar doen we niets voor. Als je een open mens bent, word je daardoor aangegrepen. Maar die openheid ontstaat niet zomaar, het is geen humanistisch spelletje, geen kwestie van wetten en plichten. Nee, openheid moet je aankweken door je emotionaliteit te ontwikkelen. Dan word je echt aangegrepen door het leed van de ander. En die ontroering leidt tot daden. Plichten niet, die leiden alleen maar tot aalmoezen. Mensen kunnen wel even aangegrepen worden door vreselijke beelden van hongersnood, maar zodra ze honderd euro hebben gestort, kan het hen voor de rest niets meer schelen. Als je alleen maar geboden en plichten in acht neemt, wordt die empathie geen levenshouding, begrijpt u? Dat is wat ik in het Oosten heb geleerd, dat we onze emotionaliteit tot ontwikkeling moeten brengen, zoals we dat met ons verstand hebben gedaan.

Waarom hebben wij het daar zo moeilijk mee?

LIBBRECHT: Ontroerbaar zijn, betekent kwetsbaar zijn. Wie de moed heeft om zich te laten ontroeren, weet dat hij zal lijden. Ik denk dat ieder mens die een beetje mystiek geaard is, lijdt aan de wereld. Ik kan mij bijvoorbeeld enorm opjagen in het verdriet dat zoveel mensen hebben door al die stomme oorlogen. Ja maar, zeggen wij dan, dat zijn ‘binnenlandse problemen’. Helemaal niet, het zijn verdomme mensenproblemen. Maar wat doen wij? Wapens blijven leveren, want we moeten toch rekening houden met de economische voordelen van onze wapenindustrie. Wel, ik ben een verdediger van de burgerlijke ongehoorzaamheid. Henry David Thoreau schreef daar in de negentiende eeuw al over: Civil disobedience.

Wat moet die ongehoorzaamheid inhouden?

LIBBRECHT: Alle katholieken zouden bijvoorbeeld kunnen zeggen: zolang de wapenhandel niet stopt, betalen wij geen belasting meer. Kunt u zich voorstellen wat dat teweeg zou brengen? Als je dat in je eentje doet, vlieg je natuurlijk meteen in de gevangenis – dat besefte Thoreau ook al. Maar als een georganiseerde groep met een sterke ethische motivatie dat doet, kan dat wel iets opleveren. Ach, er is zoveel waar niets mee gedaan wordt. Lees maar hoe de kerk zich gedragen heeft tegenover het nazisme. Hier en daar was er verzet, maar de meeste kardinalen hebben toch mee geheuld. Al heb ik er alle begrip voor dat het niet eenvoudig moet zijn als je ermiddenin zit. Als de oorlog afgelopen is, zit iederéén natuurlijk in het verzet.

Toch lijkt u een utopist.

LIBBRECHT: We kunnen niet leven zonder utopieën. Daarom hou ik zo veel van de Bergrede: Zalig zijn de zachtmoedigen, de barmhartigen, de vreedzamen… Daar zitten een paar schitterende ethische gedachten in, dat spreekt mij aan. Ik heb de bijbel vaak genoeg gelezen, maar aan die mirakels heb ik bijvoorbeeld geen boodschap. Die volksverhaaltjes waren misschien goed voor analfabeten in de Middeleeuwen, maar wij kunnen ons daar niet meer aan vasthouden. Ik hou ook niet van te veel literatuur. God is geen verhaal, God is een mysterie. Dus die verhaaltjes: wij moeten ons daar filosofisch van afmaken, en niet proberen er op een geleerde en ingewikkelde manier een uitleg aan te geven.

Komt u wel eens een gelijkgestemde ziel tegen?

LIBBRECHT: Nee, ik kan met weinig mensen over die dingen praten. Mijn collega-filosofen weten te weinig van het Oosten, mijn collega-sinologen weten te weinig van het Westen. En echt met iemand praten kun je alleen als je allebei een systeem hebt, maar wel in het systeem van de ander probeert te komen. Ik hanteer de stelregel van Karl Popper: ga er in een discussie van uit dat de ander misschien gelijk heeft, probeer in het systeem van de ander te komen. Als je dat niet doet, krijg je reacties zoals die van Barnard. (lacht) Kijk, iedereen heeft zijn gedachte, dat is het nadeel van democratie. Ik wil niet zeggen dat democratie niet goed is, maar het nadeel ervan is dat de meeste mensen hun mening spuien over wat dan ook, zonder dat ze er grondig over hebben nagedacht. Ik vind dat God bestaat! Ja, maar op grond waarvan? Ik vind dat God niet bestaat! Prima, maar op grond waarván? Op grond van niets, vaak. Zo houden wij de maatschappij overeind, maar in de filosofie schieten we met democratie niets op. Een grondig doordachte mening ontwikkel je niet door de neuzen te tellen.

J.D.

‘Ik kan geen religieus systeem aanvaarden, dat totaal onwetenschappelijk is.’

‘Wie de moed heeft om zich te laten ontroeren, weet dat hij zal lijden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content