De groei binnen de Europese Unie stagneert. ‘Als we niet oppassen, gaan we Japan achterna’, waarschuwt econoom Jacques Pelkmans. ‘We zijn veel te gemakzuchtig geworden. We zouden nog wat kunnen leren van de Roemenen.’

Op 1 juli neemt Nederland het voorzitterschap van de Europese Unie over van Ierland. Nu de uitbreiding van de Unie een feit is, willen de Nederlanders eindelijk werk maken van de doelstellingen die in 2000 op de top van Lissabon zijn geformuleerd: daar is afgesproken dat de lidstaten een aantal innoverende maatregelen zouden nemen die van de Europese Unie in 2010 de meest concurrerende kenniseconomie van de wereld moeten maken. Het zal Jacques Pelkmans benieuwen. Professor Pelkmans is in Nederland lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en leidt aan het Europacollege in Brugge het departement voor Europese Economische Studies. Pelkmans maakt zich grote zorgen over de zelfgenoegzaamheid van de Europeanen. ‘Het is alsof we op een mooie dag in oktober door een herfstbos wandelen. De zon schijnt door de bomen, de bladeren beginnen te verkleuren: okergeel, roestbruin, bordeauxrood – betoverend. We genieten met volle teugen. Maar wat we ons niet realiseren is dat binnen twee weken de takken kaal zullen zijn. Dan is het afgelopen.’

Hij verbaast zich oprecht over ‘de lompheid en de hitsigheid’ waarmee in een aantal landen het debat over de nieuwe Europese grondwet wordt gevoerd. ‘Terwijl er in feite niet zo vreselijk veel veranderd is. Ik vind dat de Conventie goed werk heeft geleverd. Op de top in Laken is destijds beslist dat alle bestaande afspraken in een status-quodocument moesten worden gegoten – alleen wat leesbaarder en wat beter verpakt. Dat is ook gebeurd. Je kunt misschien wel vinden dat het nog korter had gekund. The Economist bijvoorbeeld roept altijd: waarom kan het niet in 25 of 30 artikelen? Maar het is makkelijk roepen aan de zijlijn. Het klimaat is compleet verziekt door al die schreeuwneuzen, die overal beren op de weg zien, die er niet zijn. Als je toch die koppen in The DailyMirror ziet: ‘A sell-out for Britain’! Rupert Murdoch (de Australische eigenaar van de grootste Britse tabloids, nvdr.) gebruikt zijn economische macht voor politieke doeleinden, en dat kan niet de bedoeling zijn in een vrije-markteconomie. Ik vind dat die vent de gevangenis in moet.’

Op de tekst van de Europese grondwet is weinig aan te merken, vindt Pelkmans, maar het venijn zit in de staart – de grondwet moet door alle 25 lidstaten worden goedgekeurd. ‘Ook door Malta met zijn 250.000 inwoners. Dat is natuurlijk krankjorum. De ellende met referenda is dat ze voor alles en nog wat worden misbruikt. Als de Polen nee zeggen, doen ze dat om hun premier Marek Belka naar huis te sturen. Een ongelukje is gauw gebeurd. In Litouwen bijvoorbeeld zou je een monsterverbond kunnen krijgen van eurosceptici en allerlei anti-joods gespuis. En in Slowakije waart Vladimir Meciar nog altijd rond – ook niet zo’n vrolijke jongen.’

Moeders appeltaart

Hij is geen doemdenker, zal hij tijdens het gesprek drie keer herhalen, hij wil geen angst prediken, maar het gaat met de Europese Unie de verkeerde kant op. ‘Het probleem is dat we, zoals de Japanners, het niveau van onze welvaart zo zijn gaan waarderen dat we onze economie eigenlijk niet meer willen hervormen. U weet waartoe dat kan leiden: in Japan stagneert de economie nu al dertien jaar. Het ontbreekt ons aan flexibiliteit en dynamisme. We nemen te weinig initiatieven. We denken alleen nog in termen van verworven rechten, zowel op kantoor als in de fabriekshal als aan de universiteit. En als die rechten ter discussie worden gesteld, gaan we de straat op – bij voorkeur in de tijd van de baas. Het gelijkheidsbeginsel is contraproductief geworden. U zult zeggen: wat is dat nou voor ultrarechtse praat? Maar ik zie wat ik zie.’

Niet dat Pelkmans de vergelijking met de nadagen van het Romeinse keizerrijk wil maken, maar toch: het gevaar dat de Europese Unie bedreigt, heet decadentie. ‘Het zit heel diep. Het zit langzamerhand in de genen en de gedragingen van de mensen. En in België is het zo mogelijk nog erger dan in Nederland. Ik erger me mateloos aan het doctrinaire verzet van de vakbonden tegen verandering. De bescherming tegen ontslag is in België echt extreem. Natuurlijk moeten de basale rechten van werknemers goed bewaakt worden, maar dat mag niet betekenen dat de hele economie zo ongeveer in beton wordt gegoten.’

Ligt het aan ‘de mensen’ of ligt het aan het politiek bestel? Aan beide, zegt Pelkmans. ‘Het is endogeen geworden, zoals we dat in de economie noemen. Die dingen zijn van elkaar gaan afhangen.’ Maar hij wil de politici graag in bescherming nemen: ‘Je kunt Jean-Pierre Raffarin en Guy Verhofstadt en zelfs Silvio Berlusconi niet verwijten dat de doelstellingen van Lissabon niet worden gehaald, zolang de bevolking dat massaal, tot in zijn tenen, niet wenst. Je kunt de mensen geen hervormingen door de strot rammen, als daar totaal geen draagvlak voor bestaat. De Franse premier was misschien een beetje bot toen hij het pensioenstelsel wilde hervormen, maar hij was wel dapper. En dus moest hij worden afgeslacht. Bondskanselier Gerhard Schröder doet het in zijn broek en durft dan weer alleen maar halve maatregelen te nemen. Ik weet het, het is bon ton om op regeringen te kakken. Maar maakt het veel uit of België een liberale of een socialistische premier heeft? Het gaat niet om een beetje meer of minder overheidsingrijpen. Wat nodig is, is een drastische mentaliteitsverandering. We zijn in principe redelijk tevreden en willen niet gestoord worden. We hebben een huis en willen het risico niet lopen dat er iets misgaat met onze hypotheek. We zijn, kortom, verwend geraakt. Motherhood and apple-pie, dat is wat we willen.’

Hij is de vraag vóór: nee hoor, hij wil de verzorgingsstaat niet ontmantelen. ‘Ik pleit niet voor het Amerikaanse model van dumpen en wegwezen. Maar als we niet ingrijpen, worden de pensioenen wel onbetaalbaar. Ik snap ook wel dat een stratenmaker die zijn hele leven keien heeft gelegd op de muur van Geraardsbergen op zijn zestigste met pensioen wil. Wat ik niet begrijp, is dat een professor of een journalist op zijn vijfenvijftigste ophoudt met werken, terwijl hij weet dat zijn kinderen in 2015 of 2020 met de gebakken peren zullen blijven zitten. Dat is de ik-maatschappij: na ons de zondvloed!’

Zieke mannen

Professor Pelkmans houdt wel van een beetje provoceren. ‘Failliet gaan’, doceert hij, ‘zou eigenlijk als een deugd moeten worden gezien. Maar als ik dat zeg, begint iedereen meteen te brullen. Ik heb het natuurlijk niet over meneer Lernout of meneer Hauspie, maar over kleine ondernemers. Een faillissement wordt bij ons in West-Europa nog altijd als het einde van je sociale leven gezien. Wie failliet gaat, wordt verketterd. Die moet verder met een brandmerk, als een koe. Zoiets ontmoedigt natuurlijk in hoge mate het ondernemerschap. U hoort mij niet zeggen dat schuldeisers bij een faillissement geen recht hebben op een fatsoenlijke regeling, ik zeg alleen dat we erover moeten nadenken hoe we voor ondernemers een herstart mogelijk maken. Die balans is totaal doorgeslagen.’

Hij kan er niet genoeg op hameren: de arbeidsmarkt moet dringend worden gedereguleerd. ‘De wetgeving op de arbeidsomstandigheden is veel te streng. Wij hebben de neiging om almaar risico’s uit te schakelen, maar iedere econoom kan je vertellen dat je geen risicoloze maatschappij kunt willen, die economisch ook nog groeit. De werkplek moet veilig en gezond zijn, daar is iedereen het over eens. Maar hóé veilig en gezond? Betekent dat ook dat je in fabrieken de werkvloer iedere dag zo moet schrobben dat je een ziekenhuissteriliteit krijgt? Je kunt je eisen wel opvoeren tot extreme hoogten, maar dan vliegen de kosten door het dak heen. Dat heeft een enorm effect op de prijzen, de investeringen en de mogelijkheden tot innovatie. Al die onzin! Al die zotternijen! Schilders mogen volgens de nieuwste Europese regelgeving geen ladders meer gebruiken, bakkers mogen niet meer om vier uur opstaan. Waar zijn we toch mee bezig? Je kunt niet alle risico’s uitbannen. Je moet een kosten-batenanalyse durven maken. Als er ergens een treinongeluk gebeurt, roepen politici: alles moet veiliger. De nieuwe treinbeveiligingssystemen in Europa gaan twintig miljard euro kosten – een waanzinnig bedrag. Hoeveel levens spaar je daarmee uit? En hoeveel kost dat per uitgespaard leven? Dat soort dingen moet je durven narekenen.’

We zouden iets kunnen leren van de success story van de Centraal- en Oost-Europese economieën, zegt Pelkmans. Een voorbeeld: ‘Roemenië is altijd de zieke man van Centraal-Europa geweest. Dat land was na Nicolae Ceausescu een onwaarschijnlijke puinhoop. Een angstmaatschappij, waar we ons geen voorstelling kunnen van maken: broers gaven hun zussen aan, mannen verklikten hun vrouw, je wist nooit of je buurman geen lid was van de Securitate. Een corrupt zootje, en in 2000 bedroeg de inflatie er nog 53 procent. Je kunt een waslijst van problemen opsommen, maar waarom groeit de economie er de laatste tijd dan met meer dan vijf procent? Daar is een simpele verklaring voor: er worden nog risico’s genomen. Er wordt niet gezeurd als er na vijf uur moeten worden doorgewerkt. Alle economen die ik in Roemenië ken, hebben twéé banen. Werknemers zijn er niet te beroerd om te verkassen: hier blijft iedereen bij moeder in de buurt, of bij zijn vriendje.’

Professor Pelkmans beschouwt de uitbreiding van de Europese Unie met tien nieuwe lidstaten niet als een bedreiging, maar juist als een welkome prikkel voor de ingedommelde West-Europese economie. Hij verwacht ook geen massale invasie van Centraal- en Oost-Europese werknemers: ‘Dat is destijds, toen Portugal, Spanje en Griekenland bij de Unie kwamen, ook niet gebeurd. Er blijft altijd nog de taalbarrière. En zolang mensen perspectieven zien in hun eigen land, zullen ze wel twee keer nadenken voor ze hun familie achterlaten.’

Uiterlijk in 2009 moet in de hele – uitgebreide – Europese Unie het vrije verkeer van werknemers een feit zijn, al kunnen afzonderlijke lidstaten dan nog eens twee jaar uitstel vragen. In het slechtste geval betekent dat dus een wachttijd van zeven jaar. Daarnaast geldt ook nog eens het zogenaamde gastlandbeginsel. Poolse, Hongaarse, Tsjechische, Slowaakse, Sloveense, Estse, Letse en Litouwse werknemers hebben in de ‘oude’ lidstaten een werkvergunning nodig en moeten plaatselijke werkzoekenden laten voorgaan. In verschillende landen vallen ze onder quotaregelingen. Professor Pelkmans kan zich daar vreselijk over opwinden. ‘Bent u wel eens in Slowakije geweest? Buiten Bratislava is het daar één grote treurnis. Stel dat een Slowaak 30 euro verdient en een Belg krijgt voor datzelfde werk 100 euro, waarom zou die Slowaak dan niet in België mogen komen werken voor 70 euro? Omdat het niet mag volgens het gastlandbeginsel. De vakbonden zeggen dan dat ze in België de onderkant van de samenleving willen beschermen tegen concurrentie. Maar wie zijn in Europa eigenlijk de kwetsbaren? We moesten ons doodschamen. Kunt u zich voorstellen dat ik boos word? Ja, als er asperges gestoken moeten worden, en we kunnen voor die klus geen Nederlanders krijgen – zelfs geen allochtone Nederlanders – dan zijn we wel bereid een stel Polen te laten overkomen en die desnoods 100 euro te betalen. Maar een Poolse bouwvakker of accountant die hier drie maanden wil komen werken moet eerst vier maanden wachten op een vergunning. Het is een waanzinnig protectionistisch gedoe. En het gevolg is natuurlijk dat men trucjes gaat verzinnen om dat gastlandbeginsel te omzeilen. Het gebouw van de Europese Raad in Brussel is toch neergezet door illegale Portugezen? En dan steekt het ineens ook niet meer zo nauw met arbeidsomstandigheden. Gaat de politie de bouwplaatsen op om te controleren of die mensen wel verzekerd zijn? Nee, zeggen de vakbonden, want dat doet ons denken aan Gestapomethodes. Op die manier krijg je een perfecte cirkelredenering, waarbij de vakbonden illegaliteit accepteren in naam van solidariteit.’

Wordt het dan geen tijd om werk te maken van een sociaal Europa? Pelkmans trekt een vies gezicht. ‘Sinds 1988 wordt er al gesproken over “de sociale dimensie van Europa”. Ik geloof dat het Jacques Delors (de voormalige voorzitter van de Europese Commissie, nvdr.) is die daarmee begonnen is, onder druk van het EVV (Europees Verbond van Vakverenigingen, nvdr.). Maar het is pure volksverlakkerij. Wat is dat, een sociaal Europa? Een Europa met een sociaal gezicht? Het zijn van die vage termen. Een wolk is nog concreter – die kun je ook niet vastpakken, maar je kunt er tenminste wel doorheen vliegen. Als je op het niveau van de Europese Unie een sociaal beleid zou willen voeren, moet je dat ook kunnen betalen. Dan moeten er dus ook Europese sociale heffingen komen, en dat wil niemand – zeker de vakbonden niet. Hoe kun je nu in Europa bijvoorbeeld één minimumloon invoeren? Dat is lariekoek, want daarvoor zijn de productiviteitsverschillen veel te groot. Het probleem is niet “een sociaal Europa”. Het probleem is dat we risico’s moeten leren accepteren. Zo niet, dan zinken we verder weg, terwijl de Amerikanen en de Aziaten hun economie blijven vernieuwen. Dan lopen we binnen tien jaar in een kaal bos.’

Door Piet Piryns en Hubert van Humbeeck

‘Schilders mogen geen ladders meer gebruiken, bakkers mogen niet meer om vier uur opstaan. Waar zijn we toch mee bezig?’

‘Wat is dat, een sociaal Europa? Een wolk is nog concreter.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content